Vandaag 140 jaar geleden overleed in Berlijn Emilie Mayer, wellicht de eerste vrouw in de muziekgeschiedenis die zich zonder aarzelen ‘beroepscomponiste’ noemde. Ze was een componiste die zich weinig gelegen liet aan hokjesdenken. Doordat ze bewust ongehuwd bleef, liep ze niet het risico zich te moeten neerleggen bij een ondergeschikte rol als echtgenote en moeder, en kon ze zich volledig concentreren op haar muziekcarrière. Eindelijk en volkomen terecht beleeft haar werk nu een renaissance – althans in Duitsland.

Quizvraag: noem twee Duitse componistes uit de 19de eeuw. De kans is groot dat een beetje melomaan dan enthousiast ‘Fanny Mendelssohn en Clara Schumann’ roept. Tegenwoordig kunnen deze twee dames zich gelukkig verheugen in hernieuwde belangstelling voor hun schitterende werken. Mede dankzij hun achternaam, die ze delen met respectievelijk hun broer en echtgenoot, zijn ze ook nooit in de totale vergetelheid gesukkeld. 

Je zou inmiddels wel beginnen te denken dat zij in Duitsland de enige 19de-eeuwse componerende vrouwen waren. Niets is minder waar natuurlijk. Hoog tijd om nog een andere componiste uit de schaduw – ook van Fanny en Clara – te halen: Emilie Mayer bijvoorbeeld. Alvast in Duitsland lijkt dat de jongste tijd vrij goed te lukken.   

Ikzelf maakte zo’n vijf jaar geleden kennis met Emilie Mayer dankzij de Duitse pianiste Kyra Steckeweh. Zij was de eerste die voor haar cd Vita brevis ars longa Mayers pianosonate in re klein opnam. Samen met cineast Tim van Beveren dook ze in de archieven, wat resulteerde in de bekroonde documentaire Komponistinnen (2018, waarin ook portretten van Fanny Mendelssohn, Mel Bonis en Lili Boulanger).   

Door de verdere inzet van Tim van Beveren kreeg Emilie Mayer in 2021 bovendien een gedenksteen op het Dreifaltigkeitsfriedhof in Berlijn, op de plaats waar ze volgens de stadsarchieven mogelijk begraven kan zijn – overigens niet ver van de graven van Fanny en Felix Mendelssohn. Sindsdien is de aandacht in haar geboorteland alleen maar gegroeid.

De afgelopen twee jaren verscheen een aantal cd’s, vaak met Ersteinspielungen, met haar kamermuziek en orkestwerk, zoals enkele pianotrio’s door het Klaviertrio Hannover, de vierde symfonie en het pianoconcerto door de Neubrandenburger Philharmonie en de derde en de zesde symfonie door het Philharmonische Orchester Bremerhaven. De Duitse historica Barbara Beuys bracht vorig jaar ook een biografie uit, met de onbescheiden titel Europas größte Komponistin. De eerste druk was meteen uitverkocht. En dit voorjaar zette de Brandenburger Symphoniker zowaar een Emilie Mayer Retrospektive op, met niet minder dan negen concerten. Waarvoor geboorte- of sterfdatums goed kunnen zijn. Denk aan het Clara Schumann-jaar in 2019, 200 jaar na haar geboorte. 

Borrelende fontein

Het bronnenmateriaal over Emilie Mayer is – zeker in vergelijking met dat over Fanny en Clara, die nakomelingen hadden die over hun erfenis waakten – vrij bescheiden. In 1877, vier jaar na Emilies dood, schetste Elisabeth Sangalli-Marr, een actrice die de planken verruild had voor het schrijven van boeken en die opkwam voor de gelijkberechtiging van vrouwen, in de Neue Berliner Musikzeitung een meerdelig portret van de componiste onder de titel Biographische Skizze.

Emilies ‘vaardigheid om te scheppen’ was volgens Sangalli-Marr ‘als een borrelende fontein’. ‘Elke sensatie, elk gevoel, elke emotionele situatie werd bij haar muziek. (…) Ze bestempelde muziek als haar levensroeping door ze te beschouwen als een levensgezel, als het ideaal: van haar liefhebben, geloven, hopen! Zo vulde ze haar hele bestaan.’

Vele jaren later, in 1921, verscheen Jugenderinnerungen einer Stettiner Kaufmannstochter, geschreven door Marie Silling, een vriendin van een nichtje van Emilie. De schrijfster, die actief was in de vrouwenbeweging, zag in Emilie een toon- en voorbeeld van de ‘zelfstandige creatieve kracht van het vrouwelijke geslacht’. 

Mogelijk verfraaiden deze twee bronnen de overgeleverde familieanekdotes over hun idool. Daarnaast is er een hele reeks aankondigingen en recensies in kranten en tijdschriften overgeleverd. Maar informatie uit de eerste hand bieden eigenlijk alleen de 21 originele brieven die bewaard worden in de Staatsbibliothek in Berlijn.

Een interessante correspondentie voerde Emilie Mayer met de componist en musicoloog Wilhelm Tappert. Naar aanleiding van zijn voorgenomen publicatie van alle composities op basis van het gedicht Erlkönig van Johann Wolfgang Goethe bezorgde ze hem haar curriculum. 

Ze meldde hem dat ze op dat moment 130 eenstemmige liederen, 56 vierstemmige liederen, en meerdere duetten gecomponeerd had. Schattingen van het uiteindelijke aantal werken variëren met de tijd en de bron. Haar kamermuziek zou 12 cellosonates, 2 pianosonates, 7 pianotrio’s, 2 pianokwartetten, 7 strijkkwartetten, 2 strijkkwintetten en 7 vioolsonates omvatten. De inventaris van Klassika vermeldt een Singspiel (Die Fischerin) voor solisten, koor en orkest, 7 symfonieën en 5 ouvertures, maar de samenstellers geven zelf aan dat de lijst nog steeds wordt aangevuld. Andere bronnen hebben alvast weet van 8 symfonieën en 7 of zelfs 12 ouvertures. In haar eigen correspondentie gewaagde Emilie van 15 ouvertures. Sowieso zijn die niet allemaal bewaard, laat staan in druk verschenen. Opmerkelijk voor een vrouwelijke componiste uit die tijd, ook in vergelijking met Fanny en Clara, is niet alleen haar hoge productie, maar ook haar veelzijdigheid, met daarbij het grote aandeel van orkestraal werk in haar oeuvre. Of hoe Emilie Mayer J.J. Rousseau weersprak dat vrouwen in de muziek alleen ‘kleine werkjes’ kunnen maken.

Selfmade woman

Ook het levensverhaal van Emilie Mayer (1812-1883) is geheel anders dan dat van tijdgenotes als Fanny Mendelssohn (1805-1847) en Clara Schumann (1819-1896). Wat er zo boeiend en verrassend aan is, is dat ze zich, wellicht als eerste vrouw in de geschiedenis, uitgaf als ‘beroepscomponiste’. Ze was ook een echte selfmade woman, die anders dan Fanny of Clara geenszins uit een muzikaal nest kwam, noch opgroeide in een kunstzinnige omgeving. Toch werd ze van jongs af aan erg gesteund door haar familie en entourage.

Friedland, stadje in het toenmalige hertogdom Mecklenburg-Strelitz.

Emilie Mayer – spreek uit: e-mí-lie-je – wordt geboren in Friedland in het hertogdom Mecklenburg-Strelitz, een stadje in het noordoosten van Duitsland, vrij dicht bij de huidige grens met Polen. Haar vader houdt, net zoals zijn voorvaders, de Ratsapotheke in het centrum van Friedland open. Hij zal op zijn beurt opgevolgd worden door Emilies jongere broer, die huwt met de dochter van de burgemeester. Haar oudste broer baat in Stettin eveneens een apotheek uit, een andere broer vestigt zich als arts in Halle, de universiteitsstad bij Leipzig. Haar jongere zus huwt ook een arts, met wie ze gaat wonen in Pasewalk, zo’n 50 km verderop. De ongehuwd gebleven Emilie zal later vaak logeren bij haar zus en broers.

Wanneer Emilie twee jaar oud is, overlijdt haar moeder. Haar vader zal niet hertrouwen, maar neemt voor de verzorging van zijn jonge kinderen wel een vrouw in huis. Het gezin is zeer hecht. De vader vindt scholing ook voor zijn dochters belangrijk. Aangezien het gymnasium tot het einde van de 19de eeuw voorbehouden blijft voor jongens, krijgt Emilie na de Volksschule privéles. Pianolos volgt ze vanaf haar vijfde bij de koster en organist van de Marien- en Nikolaikirche. Haar leraar moedigt haar aan: ‘Wanneer je je wat moeite getroost, kan er van jou iets worden.’

Hij de eik, zij de klimop

Zeer ongewoon in een tijd die vrouwen geen talent voor de kunsten toedichtte. Biografe Barbara Beuys wijst er herhaaldelijk op hoe nefast de Verlichting heeft uitgepakt voor vrouwen. Met name Jean-Jacques Rousseau drukte een onuitwisbare stempel door in Émile, ou de l’éducation (1762) een duidelijk onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. De man is slechts op bepaalde ogenblikken man, de vrouw is een leven lang vrouw en moet zich bezig houden met de instandhouding van de soort. Rousseau trok dat ook door voor de kunsten: ‘Vrouwen houden over het algemeen niet van kunst, ze hebben daarin geen enkele kennis, zijn absoluut geen genie.’ In zijn Väterlichen Rath für meine Tochter (1787) zag ook auteur en uitgever Joachim Heinrich Campe een ‘natuurlijke’ orde: ‘Hij de eik, zij de klimop.’ De filosoof Friedrich Schlegel zal het begin 19de eeuw zo stellen: ‘De vrouw baart de mens, de man het kunstwerk.’

Maar Emilie blijkt een bijzonder getalenteerde en gemotiveerde leerlinge. ‘Overal componeerde ze haar liedjes, variaties en sonates, vrolijk kletsend tussen de lessen door op school, tijdens haar wandelingen’, meldt Elisabeth Sangalli-Marr. In het Tonkünstler-Lexicon Berlin’s von den ältesten Zeiten bis auf die Gegenwart (1861), een standaardwerk dat – opmerkelijk – een heel lemma aan Emilie Mayer wijdt, luidt het: ‘Na de eerste pianoles bij organist Driver probeerde ze al snel dansen en variaties te componeren.’ Toch wordt ze niet opgevoerd als wonderkind en zijn er ook geen vroege composities van haar bewaard gebleven.

In 1840, dag op dag 26 jaar na de dood van zijn vrouw, berooft Emilies vader zich met een pistoolschot van het leven. Dat is het moment waarop de dan 28-jarige Emilie beslist een ingrijpende wending aan haar leven te geven. Ze beseft dat ze in Friedland met haar muzikale aspiraties weinig toekomst heeft. Ze verhuist naar Stettin, de huidige Poolse stad Szczecin, waar haar oudste broer al woont. Haar erfenis stelt haar in staat een zelfstandig bestaan uit te bouwen. Doordat ze bewust ongehuwd blijft, ontloopt ze ook het risico dat ze zich moet schikken in de ‘natuurlijke’ rol van echtgenote en moeder, en kan ze zich volledig concentreren op haar muziekcarrière.

Carl Loewe maakt er geen bezwaar tegen compositie te onderrichten aan een getalenteerde vrouw als Emilie Mayer.

In Stettin gaat ze in de leer bij Carl Loewe, vermaard componist, organist, pianist en zanger. Hoewel hij enige scepsis heeft ten aanzien van componerende vrouwen, is hij onmiddellijk bereid Emilie als zijn leerlinge te aanvaarden. Bij hem zal ze zich verdiepen in het werk van Mozart, Beethoven en Haydn. Haar eerste twee symfonieën krijgen al meteen een uitvoering in Stettin. 

Vervolgens trekt ze naar Berlijn, waar ze fuga en contrapunt gaat studeren bij Adolphe Marx, een revolutionair die openlijk ijvert voor toegang van meisjes tot muziekonderricht. Hij is ook uitgever van de Musikalische Zeitung en muziekdirecteur aan de universiteit, en behoort tot de vriendenkring van de familie Mendelssohn Bartholdy. (Of Emilie Fanny ontmoet heeft, is onduidelijk.) Orkestratie en instrumentatie leert Emilie ten slotte in Berlijn bij Wilhelm Wieprecht, directeur van de Pruisische militaire muziekkapel. Hij zal de première verzorgen van diverse werken van Emilie. 

Unicum in de muziekgeschiedenis

Emilies werk wordt niet alleen uitgevoerd in Berlijn, maar onder meer ook in München, Leipzig, Wenen en Brussel. Meestal moet ze die concerten zelf organiseren én financieren. In Berlijn krijgt ze wel het Königliche Schauspielhaus aan de Gendarmenmarkt gratis ter beschikking, maar voor alle overige kosten, zoals voor het handmatig laten kopiëren van haar nog niet gepubliceerde partituren, draait ze zelf op. Haar concerten worden steevast enthousiast aangekondigd door Ludwig Rellstab, befaamd criticus van de Vossische Zeitung, een door de politieke en culturele elite veelgelezen krant.

Königliches Schauspielhaus in Berlijn, ca. 1825.

Het concert van 21 april 1850 bijvoorbeeld kondigt Rellstab aan met de volgende ronkende woorden: ‘Aanstaande zondagochtend zal de muziekwereld iets bijzonders te bieden hebben. Een dame, Dem.[oiselle] Emilie Mayer, zal een aantal van haar composities laten uitvoeren in de concertzaal van de koninklijke schouwburg (…) Zo’n concertprogramma, geheel tot leven gebracht door een vrouw, is, althans naar onze ervaring en kennis, is een unicum in de wereldmuziekgeschiedenis.’ 

Het programma is beslist indrukwekkend: een ouverture voor orkest, een strijkkwartet, een lied voor tenor en een voor alt, vierstemmige gezangen, werk voor koor, een aria én haar derde symfonie, bijgenaamd Sinfonie militair, uitgevoerd door het vooraanstaande orkest Euterpe o.l.v. Wieprecht.

Rellstab is ook in zijn recensie vol lof. ‘We kunnen haar werk op gelijke voet plaatsen met het meeste van wat de wereld van jonge toonkunstenaars vandaag voortbrengen, een erekrans die critici terecht mogen uitreiken aan vrouwelijk talent’, schrijft hij in de Vossische Zeitung. Ook de Neue Berliner Muzikzeitung is onder de indruk: ‘Tot nu toe heeft de hand van een vrouw hooguit het lied overwonnen (…), maar een kwartet, laat staan een symfonie met alle vereiste kunst voor zinvoering en instrumentatie – dat is zeer uitzonderlijk. Waartoe vrouwelijke krachten, krachten van de tweede orde, in staat zijn – dat heeft Emilie Mayer bereikt en getoond.’

Inderdaad, zoals steeds bij vrouwelijke componistes kunnen recensenten niet nalaten te wijzen op hun sekse. Over Emilies sonate in la groot voor piano en viool schrijft het Neue Zeitschrift für Musik: ‘We keken herhaaldelijk naar de titelpagina om er zeker van te zijn dat deze sonate echt van een dame was.’

Eén discipline zal Emilie volgens de Neue Berliner Muzikzeitung niet beoefenen: het dirigeren. Volkomen terecht, oordeelt de krant, want ‘het commanderen over mannen, dat past niet voor vrouwen’…

Broodkruimels-kunstwerk

Koningin Elisabeth van Pruisen, gemalin van Friedrich Wilhelm IV.

Dat ze de koninklijke concertzaal in Berlijn niet hoeft te betalen, dankt Emilie aan haar connectie met het hof van Friedrich Wilhelm IV. Die vriendschappelijke band is op zijn beurt een gevolg van een bijzondere hobby. Wanneer ze lang tafelt, begint Emilie Semmelkrumen – broodkruimels of paneermeel – te kneden en er met behulp van schaar en naalden kunstwerkjes mee te vervaardigen. Een aldus gemaakte schaal schenkt ze aan koningin Elisabeth van Pruisen, die haar in retour een gouden medaille zal schenken. Ook de groothertogin van Mecklenburg-Strelitz bedenkt Emilie met een broodkruimel-kunstwerk: een vaas ‘in de stijl van Pompeii’. In de collectie van het Grüne Gewölbe in Dresden zou zich ook nog steeds een kunstwerkje van de componiste bevinden.

Hoffelijk doch vastberaden

Voor de uitgave van haar composities kan Emilie Mayer terecht bij Bote & Bock Verlag, waarmee ze hoffelijk doch vastberaden onderhandelt over de prijs. De drukkosten voor haar sonate voor piano en viool in re klein bijvoorbeeld vindt ze aan de hoge kant. Tegelijk dringt ze erop aan dat het werk zo snel mogelijk gerecenseerd wordt in de Musikzeitung van de vooraanstaande uitgeverij. Bote & Bock zal volgens haar dan beslist concertorganisatoren bereid kunnen vinden om het werk te laten uitvoeren. ‘Ik verzeker u dat dat zal leiden tot een goede verkoop. Met uw bekendheid zal dat niet moeilijk zijn.’

Wanneer ze in de Musikzeitung een aankondiging ziet van andere componisten, reageert ze: ‘Het is niet onbescheiden wanneer ik daar ook aanspraak op maak, op basis van het principe: wat voor de een goed is, is ook goed voor de ander.’

Haar zelfverzekerdheid blijkt nog op andere momenten. Voor een wedstrijd in 1860, waarbij ze voor een pianotrio een eervolle vermelding zal krijgen, schrijft ze op de enveloppe waarmee ze het werk anoniem indient: Frisch gewagt ist halb gewonnen. Wij zouden zeggen: wie niet waagt, niet wint. Of: goed begonnen, is half gewonnen.

Franz Liszt prees Emilie Mayers benijdenswaardige talent.

Voorts schrikt ze er niet voor terug de grootste componisten van haar tijd te benaderen. Aan Franz Liszt vraagt ze een piano-arrangement te maken van haar strijkkwartet in re klein dat ze aan hem opgedragen heeft. Liszt weigert echter in te gaan op haar verzoek omdat hij het ‘onmogelijk vindt haar onontbeerlijke klank en coloriet weer te geven op het droge klavier’. Hij prijst haar benijdenswaardig muzikaal talent.

Toch vindt men haar ook bescheiden, in alle vrouwelijke stereotypie. ‘Wie haar persoonlijk kent, weet dat aan ijdelheid, verheerlijking en dergelijke motieven bij haar geenszins te denken valt; men zou van haar überhaupt een verkeerde voorstelling maken wanneer men haar voorstelt zoals andere vrouwen meestal zijn die de natuurlijke trappen van vrouwelijk talent overschrijden. Ze is stil en bescheiden, absoluut vrouwelijk en voelt in haar muzikale bezigheden een stille, zalige bevrediging, die haar hele levensgeluk lijkt uit te maken.’ Aldus de Rheinische Musik-Zeitung für Kunstfreunde und Künstler in 1851.

Ten diepste gekwetst

Ze kan haar talent alleszins goed inschatten. Wanneer bovengenoemde Wilhelm Tappert haar vraagt hem haar versie van de Erlkönig te bezorgen voor zijn geplande anthologie, antwoordt ze dat dat werk uit 1842 ‘een debuut is dat ik in geen geval wil prijsgeven aan de openbaarheid omdat het uiterst middelmatig is’. Prompt belooft ze hem een nieuwe versie. Een knap werk, even huiveringwekkend als Schuberts versie, zo blijkt uit de uitvoering door de Zuid-Afrikaanse sopraan Golda Schultz en Amerikaanse pianist Jonathan Ware op hun recente cd This Be Her Verse.

Wanneer Emilie niet erkend wordt, ervaart ze dat als zeer pijnlijk. Dat mag blijken uit een veelzeggend citaat uit dezelfde brief aan Tappert. Haar leermeester Carl Loewe heeft haar gevraagd haar curriculum te bezorgen voor zijn autobiografie. Wanneer hij echter overlijdt en een andere auteur het werk afmaakt, moet ze vaststellen dat ze daarin helemaal niet voorkomt. Ze beklaagt zich daarover bij Tappert: ‘Zoals u wellicht weet, is zijn biografie onlangs gepubliceerd. Op zijn verzoek moest ik wat aantekeningen over mezelf insturen toen hij nog leefde, hoe lang ik bij hem studeerde, hoeveel werken ik publiceerde en daadwerkelijk schreef. Onbegrijpelijk, staatsraad Bitter in Posen, die de redactie overnam, heeft de passage over mij niet opgenomen, om welke reden weet ik niet, het heeft mij ten diepste gekwetst.’

Of hoe vrouwen zelfs al tijdens hun leven uit de geschiedenisboeken geweerd werden… 

En zo kon het gebeuren dat Emilie Mayer, wier werken bij leven en welzijn opvallend vaak uitgevoerd werden, vrij snel vergeten werd. In die mate zelfs dat een Duitse criticus in 1893 – slechts 12 jaar na haar dood – na de première van een symfonie van Louise Adolpha le Beau meende te moeten schrijven: ‘Dit is een unicum, een symfonie van een dame hebben we nog nooit gehoord.’

Handgeschreven partituur

Sonate in re klein voor piano solo, te vinden bij IMSPL.

Ik kijk ernaar uit werk van deze opmerkelijke componiste te spelen. Furore Verlag, de Duitse uitgeverij gespecialiseerd in werk van vrouwen, is Emilie Mayers partituren volop aan het uitgeven, soms zelfs voor de eerste keer. Helaas is daar voorlopig (?) niet zoveel werk voor piano solo bij. Ik heb alvast haar Impromptu op. 44 (1878) besteld. Ook de partituur van de sonate in re klein (Edition Massonneau) verwacht ik binnenkort in mijn brievenbus. Voorlopig buig ik me nog over de handgeschreven partituur, te vinden in de online bibliotheek IMSLP.

Zoals al aangehaald, heeft Emilie Mayer bijzonder veel kamermuziek geschreven – dat ook nog volop geëxploreerd wordt. Een smaakmaker: het krachtige Klaviertrio in mi klein e-moll op. 12 (1861). Het spelplezier bij het Ensemble Le Beau spat eraf.  

Maar stilstaan wil ik vooral nog bij twee bijzondere orkestwerken. Toen ik haar Konzert für Klavier und kleines Orchester in B-Dur (ca. 1850), haar enige pianoconcerto, voor het eerst hoorde, was ik op slag verkocht. Wat een briljant werk! Oké, het klinkt erg mozartiaans. Ik las ergens dat het zeer eclectisch is. Maar je zou het ook anders kunnen bekijken. Misschien heeft Emilie Mayer wel bewust in die Weense stijl gecomponeerd om te laten zien dat ze daar ook toe in staat was. Sowieso is het bijzonder fijne muziek. Luister bijvoorbeeld naar de uitvoering door het Female Symphonic Orchestra Austria o.l.v. Silvia Spinnato met als soliste Heghine Rapyan, een live streaming vanuit Salzburg in volle lockdown. Welk orkest en welke solist/e laat het publiek bij ons daar ook eens kennis mee maken? Applaus verzekerd!

De wereld op zijn kop

En dan de Faust-Ouverture für großes Orchester op. 46 (1879), gecomponeerd wanneer ze al 67 is. Twee jaar voordien programmeert Emilie Mayer tijdens een concert in Stettin naast het het Adagio uit haar zevende symfonie ook Wagners Faust Ouverture, een werk en thema dat steeds meer bijval kent. Ook Schumann, Berlioz en Liszt zijn ermee aan de slag gegaan. Dat ook Emilie als vrouw dat doet, lijkt wel een provocatie. Bij geen van haar vijf voorgaande ouvertures heeft ze een onderwerp gekozen, en nu kiest ze toch wel voor een uitgesproken ‘mannelijk’ thema. Want de Übermensch die Goethe met dit personage in het leven geroepen heeft, is met al zijn scheppingsdrang en titanische passies natuurlijk een man. Toch krijgt Emilie lof toegezwaaid, onder meer van dirigent Carl Kossmaly in de Neue Berliner Zeitung: ‘Die zekerheid van actie, die beheersing van vorm: ze zijn ook onmiskenbaar aanwezig in deze ouverture. Maar ook wat in de vorm verwerkt zit – de muzikale inhoud – mag gehoord en gezien worden.’

Het Musikalische Wochenblatt schrijft: ‘De wereld staat op zijn kop! Onze jonge componisten leven zich uit in lyrische ontboezemingen, zingen over lente en liefde, terwijl de vrouwen (…) op zestienregelig partituurpapier hun muzikale reflecties schrijven over machtige en sublieme onderwerpen.’

Met een versie voor piano vierhandig dringt de Faust-ouverture ook door tot de huiskamers.

Emilie Mayer droeg haar Faust Ouverture op aan Ihrer Durchlaucht der Fürstin Maria Mestchersky, een Russische hofdame. Het werk verovert vanaf 1881 de concertzalen tot in Berlijn, Praag en Wenen. Bij Bote & Bock verschijnt een versie voor piano vierhandig, waardoor het werk ook kan doordringen tot de woonkamers en salons.

In een podcast van WDR wordt de vraag opgeworpen of Emilie het thema op een mannelijke manier op muziek gezet heeft. Vooropgezet weliswaar dat ze, net zoals haar leermeester Bernhard  Marx, volgens die tweedeling dacht. Marx ontwikkelde de theorie over de sonatevorm als een dualistisch werk waarbij het mannelijk-energieke thema afgewisseld wordt met het vrouwelijk-lyrische thema. 

Emilies Faust begint aftastend, ‘alsof de muziek over zichzelf nadenkt’. Akkoorden reiken in de diepte. Het lijkt wel een film, er is drama op til. Maar vervolgens wordt het lichter, dansant, humoristisch bijna. Is dat het moment waarop Faust Gretchen ontmoet? Waar Emilie de melodie van het koraal Freu dich sehr, o meine Seele inlast, is wellicht het moment waarop Gretchen zich bewust wordt van haar uitzichtloze situatie en een kerkdienst bezoekt. Wat bij Goethe een duistere scène is met doodsmuziek, wordt bij Emilie volgens de podcastmakers een haast vrolijk vooruitzicht op verlossing. Merkwaardig alleszins dat (enkel) op die plaats een regieaanwijzing staat: Sie ist gerettet, schrijft Emilie erbij, alsof ze haar solidariteit met Gretchen wil uitdrukken.

Vrouwelijke Beethoven? Of mannelijke Mayer?

Ten slotte nog iets over Emilies muzikale stijl. Die zou zoals gezegd eclectisch zijn. In haar tijd stond ze ook al bekend als ‘de vrouwelijke Beethoven’. De Brandenburger Symphoniker, die in juni vier concerten aan haar wijdt, vindt dat in de programmabrochure echter ‘een slechte vergelijking’. Met haar tonale taal stond ze dan wel in de traditie van Beethoven, ‘maar vanaf het begin van haar werk wist ze haar eigen symfonische wereld te creëren’. 

Het orkest is verheugd over de ‘belangrijke en terechte renaissance’ van de componiste en besluit wat uitdagend: ‘Aan het einde van het seizoen zou je zelfs kunnen vragen: “Beethoven? Wie is Beethoven eigenlijk?”’ Of in de woorden van de WDR-podcastmaker: ‘Als iemand Emilie Mayer nog de vrouwelijke Beethoven noemt, dan noem ik Beethoven de mannelijke Mayer.’