De patrones van de musici, de heilige Cecilia, wordt vaak afgebeeld met een orgel. Des te merkwaardiger is het dat vrouwen aan het orgel in de (katholieke) kerk eeuwenlang niet getolereerd werden. Gelukkig zijn de tijden wat dat betreft veranderd. Want Annelies Focquaert was als jong meisje al ‘bezeten’ door dat ‘mannelijke’ instrument. Nog altijd heeft ze weinig vrouwelijke collega’s-organistes, en composities van vrouwen voor het instrument zijn er niet zo veel. Maar Annelies is vastberaden er verder naar op zoek te gaan. Een boeiend gesprek met een vrouw aan het orgel.

Annelies Focqueart aan het kleine orgel in de Antwerpse Sint-Joriskerk, waarop ze lesgeeft aan haar leerlingen van Ma’GO. © vja

Ik hoorde Annelies Focquaert voor het eerst in de Begijnhofkerk in Mechelen, waar omstreeks 8 maart voor het tweede jaar op rij in het kader van Internationale Vrouwendag het zogenaamde Begga-festival werd gehouden. Ondergedompeld in die overweldigende klanken vroeg ik me plots af of ik zelf niet eens orgel moest leren spelen. Het zag er immers naar uit dat het aan de muziekacademie mijn laatste lesjaar piano zou worden. Misschien moest ik mijn handen dan maar hun weg doen zoeken op de drie klavieren van het orgel – en ook het benenspel erbij leren.

Had ik overigens geen connectie met dat instrument, zij het een bijzonder kleine en vooral anekdotische? Ik herinner me nog levendig hoe ik als klein meisje op de bank naast de organist met de onvergetelijke naam Kieckens toekeek hoe hij tijdens de zondagsmis in de Heilige Geestkerk in Antwerpen De Zingende Wandelkring (ZWK) begeleidde, het Gregoriaans koor waarvan mijn vader een van de dirigenten was. (Al speelde ik tijdens die missen met enkele andere kinderen van koorleden vooral op de wenteltrap naar het hoogzaal…) Trots was ik ook dat mijn peter, nonkel Rik, begeleider was van het Edegemse kinderkoor De Krekeltjes, waarin ik zelf meezong.

Uiteindelijk heb ik me dit schooljaar aan de muziekacademie niet ingeschreven voor orgellessen bij Annelies maar voor pianoforte. Niettemin had deze vrouw aan het orgel mijn nieuwsgierigheid gewekt: zouden vrouwelijke componistes ook werk geschreven hebben voor dat majestueuze en dominerende instrument? In hoeverre was en is orgel een ‘manneninstrument’?

Van blokfluit naar klavecimbel naar orgel

Ik heb afgesproken met Annelies in de Sint-Joriskerk in Antwerpen, waar ze tussen twee leerlingen door graag tijd voor me maakt als ambassadrice van het orgel. Dit instrument fascineerde haar als kind al enorm, maar het blijkt niet haar eerste te zijn. Toen ze in de jaren tachtig aan de muziekacademie in Willebroek een keuze moest maken, dacht ze in eerste instantie aan de piano. Toch werd het ook dat niet. Annelies: ‘Mijn ouders wezen me erop dat ik van onze buren net een blokfluitje gekregen had uit Turkije, eentje zonder duimgat. Ik had mezelf daar liedjes op leren spelen: Broeder Jacob enzo. Ze stelden me dus voor om blokfluit te kiezen. Nu denk ik dat mijn ouders gewoon geen middelen hadden om een piano aan te schaffen – leasingformules bestonden toen nog niet. Ik speelde wel graag blokfluit en had er ook talent voor, dus erg vond ik dat niet.’

‘Maar als we op bezoek gingen bij mensen die een piano hadden, was ik daar niet van weg te slaan. Of die keer dat mijn ouders me eens kwijt waren tijdens een bezoek aan een nonnetje uit de familie in het Brusselse. Ik had een zuster horen oefenen op een oranje-witte Philicorda, een soort synthesizer-orgeltje uit de jaren zeventig. Ze had me vervolgens meegenomen naar het grote orgel in de kerk, waar ze me begeleidde terwijl ik kerstliedjes zong. En zo vonden mijn ouders me uiteindelijk zingend aan het orgel terug.’

‘Wanneer ik dan blokfluitles volgde, geraakte ik soms in de war als ik bij een concert of een examen in de academie pianobegeleiding kreeg. Plots snapte ik de muziek dan veel beter. Ik kreeg nood aan een polyfoon instrument. Toen we naar Mechelen verhuisden, kon ik me daar inschrijven voor klavecimbel.’ Aan de Mechelse academie werd geen orgelles gegeven, maar het instrument bleef aan haar trekken.

Stanislas Deriemaker

‘Mijn ouders waren grote melomanen die naar de meest uiteenlopende muziek luisterden. We gingen vaak naar concerten. Ik heb als kind zelfs orgelmuziek van Olivier Messiaen gehoord. Op een dag stond er thuis een elpee op met muziek die ik herkende als een strijkersconcerto van Vivaldi, maar het bleek een bewerking van Bach voor orgel solo. Ik herinner me het WAW-gevoel: iemand kan dat helemaal alléén spelen, met zijn handen en voeten. Dát wil ik ook kunnen.’

Pas na een nieuwe verhuizing kon ze, rond haar vijftiende, aan de Antwerpse muziekacademie Ma’GO naast klavecimbel ook orgel beginnen te spelen, bij Marc Van Driessen. ‘Ik was helemaal bezeten van dat instrument!’ 

Toch was er nog een extra zetje nodig opdat het orgel het instrument voor haar verdere muzikale leven zou worden. Het was Stanislas Deriemaeker, die haar aanmoedigde om toelatingsexamen te doen aan het conservatorium van Antwerpen. ‘Voor het hoger onderwijs wilde ik me in september aan de KU Leuven inschrijven voor musicologie, want ik was ook geïnteresseerd in talen, muziekgeschiedenis en onderzoek. Ondertussen zou ik wel voort orgel blijven oefenen, nam ik me voor, om mijn niveau zo hoog te krijgen dat ik na vijf jaar daarin kon voortgaan. Stanislas Deriemaker was dat op de een of andere manier ter ore gekomen. Hij heeft mijn ouders opgebeld en gezegd dat ik mocht deelnemen aan het toelatingsexamen.’

Annelies aan het grote orgel op het hoogzaal in Sint-Joris.

‘Ik heb me die zomer op het orgel van de Sint-Annakerk op Linkeroever suf gestudeerd. Marc Van Driessen heeft me daar bijna wekelijks les gegeven. Ik had immers maar twee jaar orgelervaring en dat was eigenlijk erg weinig. Ik weet nog hoe moeilijk het voor me was om indertijd over te schakelen van blokfluit, met één lijn, één sleutel, één greep per noot, naar klavecimbel, en dan verder naar een instrument waarbij je alle toetsen met alle vingers en voeten kon spelen, en alles tegelijk. Maar ik wilde het zó graag kunnen, want ik vond het waanzínnig mooi. Bovendien kan je op orgel zowel oude als nieuwe muziek spelen, terwijl het repertoire voor blokfluit en klavecimbel vrij beperkt is. Maar ik hou ook nog wel veel van die instrumenten…’

Twee meisjes, twee jongens

Ze kwam aan het Conservatorium in een orgelklas van vier studenten. Wel netjes verdeeld: twee meisjes, twee jongens. Dat brengt me naadloos bij de vraag hoe groot het percentage vrouwelijke organistes nu en in de muziekgeschiedenis is. Annelies vermoedt dat er momenteel in België een dertigtal organistes professioneel actief zijn, alleszins nog steeds veel minder dan het aantal mannen. Ze denkt meteen aan haar medestudente Masako Honda, die destijds uit Japan kwam als licentiate in de West-Europese geschiedenis en nu als organiste onder meer verbonden is aan de Sint-Laurentiuskerk in Antwerpen. Voorts is er ook Els Biesemans, iemand naar wie ze opkeek toen ze pas met orgel begon: een leeftijdsgenote die al zoveel verder stond. 

Veel vrouwelijke rolmodellen had ze niet echt, behalve de Franse organiste en muziekpedagoge Marie-Claire Alain (1926-2013). Het kon dus wel! In het kader van haar doctoraatsonderzoek naar Jacques-Nicolas Lemmens stelde Annelies een lijst samen van leerlingen uit de orgelklas aan het conservatorium van Brussel van de start tot het einde van de jaren 1870. Daar waren amper meisjesnamen in te vinden. De ene naam die ze zich nu kan herinneren, was die van Henriëtte Girschner – de dochter van de leraar. 

Jenny Van Rysselberghe speelde wellicht nooit in een kerk.

‘Meisjes kozen niet voor dat instrument, onder meer omdat ze er toch geen beroepsmogelijkheden voor kregen. Vrouwen mochten in de katholieke kerk immers niet op het hoogzaal, en dus ook niet op het orgel’, legt Annelies uit. ‘Dat zou mannen afleiden, vond men. Wie weet wat die vrouwen daar hoog en onzichtbaar allemaal uitspookten… Pas met een encycliek in de jaren 50 is dat veranderd.’ Zelf heeft Annelies ook nog ervaren dat een vrouw aan het orgel bij sommige priesters nog weerstand opriep.

Jenny Van Rysselberghe (1879-1966), de nicht van de schilder Théo, is in ons land een van de zeldzame organistes uit vroegere tijden. Zij speelde al eens op het orgel in het toenmalige kursaal van Oostende, wanneer ze haar leraar mocht vervangen. Ook in Gent en Ninove zat ze aan het orgel, maar wellicht dus nooit in een kerk.

Sint-Cecilia, vaak aan het orgel.

Anonieme vrouwen

Toch moeten vrouwen ook in lang vervlogen tijden al aan het orgel gezeten hebben, meent Annelies. ‘Waarom wordt de heilige Cecilia, de patrones van de musici, anders zo vaak afgebeeld met een orgel? Vrouwen mochten van de muziek dan wel niet hun beroep maken, maar in het klooster konden ze wel volop musiceren. Daarom vermoed ik dat veel van de anonieme componisten eigenlijk vrouwen zijn. Uit die tijd is er zeer weinig werk van vrouwen terug te vinden, maar het zou weleens kunnen dat veel van die mooie madrigalen geschreven zijn door vrouwen. Of neem bijvoorbeeld het 16de-eeuwse My Lady Carey’s Dompe. A. Noniem was misschien wel een vrouw.’

Het Cavaillé-Coll-orgel van Pauline Viardot-García.

‘Vanaf het midden van de 19de eeuw begonnen orgels op te duiken in concertzalen,’ vertelt Annelies voorts, ‘maar ook toen speelden vrouwen er nog maar zelden op, simpelweg omdat de opleiding niet voor hen openstond. Vrouwen werden meer afgeleid naar zang en huiskamerinstrumenten zoals de piano. En als ze al orgel speelden, zal het vooral als uitvoerster geweest zijn, niet als componiste.’Iemand die mogelijk wel orgel speelde omdat ze er zelfs een bezat, was de Franse mezzosopraan Pauline Viardot-García. Ze was zo rijk dat ze een orgel van Cavaillé-Coll kon laten installeren bij haar thuis, in het operahuis dat ze had laten optrekken in haar tuin in Baden-Baden. Later verhuisde het gigantisch grote instrument naar haar woonst in Parijs, waar ze salon hield. Voor zover bekend heeft ze geen eigen composities voor het instrument nagelaten.

Nadia Boulanger

Hoeveel vrouwen hebben voor orgel gecomponeerd? Via het net maakte ik kennis met de Society of Women Organists (SWO), die sinds 2020 een toch wel behoorlijke lijst opstelde van componistes uit de hele wereld. Annelies is zeer benieuwd, want tot nog toe ging ze nog niet echt op zoek naar werk van vrouwen, precies omdat ze weet dat er zo weinig actief waren op het orgel. En van wat ze al wel gevonden heeft, is ze niet erg onder de indruk. De orgelwerken van de Franse componiste Mel Bonis (1858-1937) bijvoorbeeld, die nochtans bij de orgelvirtuoos César Franck studeerde – maar mogelijk niet voor compositie. 

‘Voor een concert in Zweden heb ik het verzameld orgelwerk van Elfrida Andrée (1841-1929) gekocht. Ook van dat werk ben ik niet overtuigd. Het heeft soms wel mooie inspiratie, maar het valt niet goed in de vingers. Mogelijk schoot ook voor haar de opleiding toch te kort.’ 

Elfrieda Andrée, Zwedens eerste beroepsorganiste, aan het orgel in de kathedraal van Göteborg.

Elfrida Andrée groeide op in een protestantse omgeving en had dus mogelijk iets minder last van de beperkingen die de katholieke kerk musicerende vrouwen oplegde. Hoewel. Om als beroepsorganiste aangesteld te kunnen worden, was een wetswijziging nodig. Toen voor de kathedraal van Göteborg een organist gezocht werd, haalde ze het van zeven mannelijke medekandidaten. Eerder was Andrée er na jaren van strijd ook al in geslaagd de eerste telegrafiste van Zweden te worden. (Zie Vrouw aan de piano, p. 266-267) 

Zeer enthousiast is Annelies wel over de orgelmuziek van Nadia Boulanger (1887-1979). Het gaat om enkele niet-religieuze werken die vlak voor de Eerste Wereldoorlog verschenen zijn in een verzameling van Abbé Joubert. (Veel van Nadia’s orgelcomposities zijn overigens pas enkele jaren geleden voor het eerst op cd gezet, vja.) Annelies verwijst ook naar Boulangers liedcyclus Les heures claires, voor sopraan met pianobegeleiding op tekst van Emile Verhaeren, waarvan enkele delen ook heel goed werken op orgel. Nog een Franse componiste die Annelies verder wil ontdekken, is Jeanne Demessieux (1921-1968). 

Geen kerkinstrument

Orgel associëren we nu in de eerste plaats met kerkmuziek. Toch ligt de oorsprong elders, leert Annelies me. Het zijn de oude Grieken die het orgel hebben uitgevonden als vérdragend instrument voor de arena. Ze noemden het een ‘hydraulos’: de luchtdruk werd geregeld door een pompsysteem met water. ‘Het was een draagbaar instrument dat later door de christenen werd overgenomen voor gebruik bij processies. Ook in circussen en op kermissen vond het zijn weg, omdat het zo’n luid instrument was. Het is dus lang geen kerkinstrument geweest. Het deed pas zijn intrede in de kerk voor de begeleiding van de Gregoriaanse gezangen.’

Een middeleeuws orgel met orgeltrapper (uit de ‘Rutland Psalter’, ca. 1260).

Door dat blaassysteem wordt het orgel bovendien niet gerekend tot de toetsinstrumenten. Tot ergens in de jaren 1880 moest je zelfs met tweeën zijn om er geluid uit te laten komen: iemand moest er lucht in blazen door de balgen te treden. ‘Op schilderijen kan je het instrument ook bij rijke mensen thuis aantreffen, waarbij de man de blaasbalgen dan bediende terwijl de vrouw speelde, of omgekeerd. In Duitsland vind je in kerken nog steeds historische orgels zonder elektromotor. Als je daar een kwartier lucht gepompt hebt, sta je echt in het zweet. En dat ook nog eens in een ijskoude kerk… Uit kerkrekeningen van Duitse parochies blijkt dat mensen tot het begin van de 20ste eeuw zelfs betaald werden voor die job. Het feit dat je met tweeën moest zijn, dat die tweede betaald moest worden, en dat je ervoor op verplaatsing moest, heeft vrouwen mogelijk ook tegengehouden om voor dat instrument te kiezen.’

En dan is er nog de kracht die je nodig hebt om met gekoppelde klavieren te spelen. ‘Ik heb in Alkmaar eens op een oud, groot orgel gespeeld, waarvan ik de toetsen gewoon niet ingedrukt kreeg. Nooit meegemaakt! Ach’, relativeert ze snel, ‘een beiaard is nog fysieker. En ik moet geen 400 trappen op, maar slechts 40.’

Size matters

Hoe dan ook moet je fysiek in topvorm zijn. Je moet je lage buik- en rugspieren trainen om goed te kunnen blijven zitten en te bewegen met je voeten, leert Annelies me. En dan blijkt het orgel op nog een andere manier niet altijd aangepast aan het vrouwenlichaam. Vaak is de bank te hoog waardoor je met je voeten niet aan het klavier kan. Een probleem waar ook kinderen (en kleine mannen) mee worstelen. Anderzijds, als de bank te laag is, moet je met opgetrokken knieën spelen en kan je moeilijker aan het hoogste klavier. ‘Ikzelf heb daar allemaal minder last van omdat ik vrij groot ben’, zegt Annelies. Maar voor haar leerlingen heeft ze blokjes klaarliggen om desgewenst de hoogte aan te passen.Al die perikelen die het orgelspelen voor vrouwen moeilijker maken, hebben de Society of Women Organists ertoe aangezet om onder het motto Size matters een Adjustable Bench Campaign op te zetten. ‘While cathedrals and churches usually have fully adjustable benches, many smaller churches (where women organists are more likely to be found) in the towns and villages of the UK have a bench of a fixed height, suitable for the average man but too high for the average woman.’

Dichter bij God

Van de diepgelovige Mel Bonis weten we dat het orgel haar favoriete instrument was omdat ze daarmee ‘het dichtst bij God kon komen’ (Vrouw aan de piano, p. 128). ‘Daar is iets van’, zegt Annelies, al bekijkt ze dat niet zozeer in de religieuze betekenis. ‘Je hebt heel je lichaam nodig, al je vingers en je voeten. Je vult ook een hele ruimte met je muziek. Hoog en droog kijk je boven alles uit, je hebt een prachtig zicht, zoals een vogel. De klank komt ook van heel hoog. En iedereen hoort ze. Je moet dus wel zeker zijn van je stuk. Je moet de wil hebben om iets te kunnen wat jij alleen kunt op een unieke plaats. Ja, het heeft wel iets van een spirituele ervaring.’

Het kerkelijke aspect was voor Annelies echter niet de reden waarom ze voor orgel koos. ‘Ik ben wel opgegroeid in een katholiekere wereld dan de meesten van mijn leeftijdsgenoten, met veel aandacht voor het spirituele, voor het hogere en voor kunst. Ik vond dat ook niet slecht. Kerken zijn prachtig, met alle kunstgeschiedenis die daar samenkomt. Een deel van de aantrekkingskracht ligt er voor mij ook in dat je op plaatsen komt waar je anders niet kan komen.’

‘Als men mij als kind vroeg wat ik wilde worden, antwoordde ik: lerares, missionaris of archeologe. Ik denk dat ik het als een soort ambassadrice van het orgel, nu alle drie ben.’

Emoties uiten

Het orgel blijkt nog een bijzondere uitwerking op haar te hebben gehad. ‘Ik was een introvert, hoogsensitief kind. Thuis gingen we niet naar het voetbal maar luisterden we naar klassieke muziek, we aten macrobiotisch, enzovoort. Ik was het dus wel gewoon om anders te zijn. En orgel was nóg specialer. Tegelijk was het voor mij een expressiemiddel. Ik heb als jong meisje een aantal dingen meegemaakt waardoor ik ben gaan zwijgen. Nochtans kon ik ook heel kwaad zijn, maar dat mocht ik niet. Wij moesten vooral luisteren. Orgel heeft mij als verlegen meisje naar buiten doen treden. Het is voor mij de sterkste manier geworden om mijn emoties te uiten.’

Toekomst verzekerd

De toekomst voor het orgel is ondanks de leegloop van de kerken verzekerd, meent Annelies. ‘Men gaat het orgel steeds meer als een echt instrument beschouwen en niet als kerkmuziekinstrument. Tegenwoordig wordt er trouwens meer concertmuziek voor gecomponeerd dan kerkmuziek. Een gelijkaardige trend zie je in de koormuziek. In de Royal Albert Hall in Londen is de jonge en zeer getalenteerde organiste Anna Lapwood actief,  die onder meer bewerkingen maakt van filmmuziek. Ze heeft er ontzettend veel succes mee.’

De recentste cd van de hippe Anna Lapwood.

Anna Lapwood was al te gast op de BBC Proms en treedt geregeld op met symfonische orkesten. Ze zette ook een Bachathon op, een 24 uur durende Bach-marathon. Bij de editie van 2018 speelden alleen maar vrouwelijke organistes. De organiste én dirigente gebruikt intussen de hashtag #playlikeagirl. In 2022 stelde ze Gregoriana samen, een bloemlezing met twaalf op gezangen gebaseerde orgelstukken van hedendaagse componistes, voor liturgische en concertuitvoeringen. Haar muziek is onder meer te beluisteren via haar website en op YouTube. Voor haar jongste cd, Midnight Sessions at the Royal Albert Hall, schreef ze een reeks transcripties van recente filmmuziek.

Interstellar

Over filmmuziek gesproken. Orgel blijkt tegenwoordig erg populair in sciencefictionfilms. Annelies noemt dat het Interstellar-effect, verwijzend naar de film van Christopher Nolan met muziek van Hans Zimmer. ‘Orgelklank werkt daar als verpersoonlijking van eenzaamheid, eindeloos grote ruimtes, iets wat je overstijgt. Het is wat beangstigend, maar toch ook troostend. Orgel zit in de meest uiteenlopende films, zoals bij een nogal gruwelijke shoot-out in The Godfather – wat ik wel minder fijn vind. Maar door dergelijke films komt het orgel wel even mee in de aandacht bij een publiek dat er anders niet mee in aanraking komt. En dat is altijd goed.’

Achtjarig meisje

Onder haar leerlingen telt Annelies, naast veel gepensioneerden, ook kinderen. ‘Eentje is een achtjarig meisje dat net als ik koos voor orgel omdat ze het een ontzettend mooi instrument vindt. Ik stel ook vast dat jongetjes – maar meisjes evengoed – enorm gefascineerd zijn door het orgel als een machine die ook nog eens zo’n ongelooflijke klank voortbrengt.’

Meisjes en vrouwen heeft ze nog niet extra aangemoedigd door ze kennis te laten maken met het werk van vrouwelijke componistes. ‘Maar ikzelf kan laten zien dat het mogelijk is om als vrouw orgel te spelen. En door jouw vragen is mijn nieuwsgierigheid naar de vrouwen die voor orgel gecomponeerd hebben, natuurlijk opnieuw aangewakkerd. Dank daarvoor!’