Vandaag is het 40 jaar geleden dat Germaine Tailleferre (19 april 1892 – Parijs, 7 november 1983) overleed. Het boeiende verhaal van deze Franse componiste vertel ik in Vrouw aan de piano (vanaf p. 321), dat hoef ik hier niet over te doen. (Blij verrast ook dat Klara vanochtend inzoomt op haar en haar muzikale vrienden van Les Six.) Wel wil ik eens ingaan op de dure band die ik sinds enkele maanden met haar heb. Letterlijk duur.

Germaine Tailleferre in 1937. Een foto van Studio Harcourt, rechtenvrij…

Enkele weken geleden belandde een gepeperde factuur in de mailbox van Vrouw in de Piano. Enfin, in de spam – ik weet niet of ik van geluk mag spreken dat ik die had opgemerkt. Een in Zwitserland gevestigd bedrijf waarvan ik eerst dacht dat het nep was, presenteerde me de rekening voor de plaatsing van een (kleine) foto van Germaine Tailleferre op mijn website vrouwaandepiano.be. Als ik niet over een licentie beschikte, werd ik verplicht een retributie ofte boete te betalen.

Wat had ik gedaan? Bij het opmaken van mijn website had ik inderdaad het web afgeschuimd op zoek naar beelden van de componistes die ik bespreek in mijn boek. Bij de foto die ik selecteerde, zag ik op geen enkele website waarop ik ze tegenkwam een fotograaf vermeld. Bovendien vermoedde ik dat de foto dateerde van ergens in de jaren 1920 of 1930 – zo’n 100 jaar geleden dus. Ik ging er daarom van uit dat ze intussen wel rechtenvrij zou zijn. Dus ja, ik plukte en plaatste ze, met een vrij gerust geweten.

Boris Lipnitzki

Nu pas, door die factuur, heb ik kunnen vaststellen dat de bewuste foto in de databank zit van een Frans fotoagentschap. Dit mij eveneens tot voor kort onbekende agentschap in Parijs blijkt de rechten van de fotograaf te hebben overgenomen. En ojee, die fotograaf, Boris Lipnitzki (1887-1971), blijkt nog geen 70 jaar geleden overleden te zijn. Dat betekent dat op zijn werk nog steeds auteursrechten gelden. Om die te kunnen innen, heeft het Parijse agentschap dat Zwitserse bedrijf in de arm genomen. Googelen leerde me dat die Zwitsers – die overal virtuele tentakels blijken te hebben en me zelfs in vrijwel vlekkeloos Nederlands mailden – geen al te beste reputatie hebben, maar ze opereren wel degelijk in naam van de meest vooraanstaande persagentschappen. In hun speurtocht naar onrechtmatig geplaatste foto’s schakelen ze wellicht AI in.  

Nu ben ik, met een verleden in de journalistiek, de eerste om respect te hebben voor auteursrechten en vermeld ik op zijn minst de naam van de fotograaf – als ik die tenminste kan achterhalen. Ik ben dan ook niet blind voor de waarschuwing bij Google-resultaten: ‘Afbeeldingen kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn’. Maar wat moet je daar vervolgens mee? Ik had geen software ter beschikking om te kunnen achterhalen waar ik toestemming zou kunnen vragen voor publicatie. Voor een andere foto van een lerares van Florence Price heb ik wel netjes een mail kunnen sturen naar Arkansas (!) omdat de bron erbij stond. Die foto mag ik gratis publiceren met bronvermelding, zelfs al is de fotograaf ook nog geen 70 jaar geleden overleden.

Buitenproportioneel

Enkele door mij geraadpleegde juristes verzekerden me dat de vordering van de Zwitsers buitenproportioneel was – het ging om een bedrag in de orde van grootte van mijn maandloon voor mijn (halftijdse) job! (*) Met een ‘boete’ die iets hoger zou zijn dan de normale vergoeding voor het gebruik van een foto (naar verluidt tussen 65 en 160 euro) had ik kunnen leven, maar een dergelijk hoog bedrag? Hoe bepalen ze die prijs? Proberen ze maar wat, ervan uitgaande dat zij toch de sterkste partij zijn?

Ik heb geargumenteerd en herhaald en herhaald. Dat ik geen inkomsten haal uit mijn website, laat staan winst. Integendeel, ik investeer er alleen maar in, puur vanuit engagement. Dat er zoiets bestaat als ‘fair use’, waarbij het gebruik van beeldmateriaal geoorloofd is voor niet-commerciële, educatieve of non-profit doeleinden. Dan moest ik maar statuten voorleggen waaruit zou blijken dat ik een non-profitorganisatie zou zijn, kreeg ik als antwoord. Helaas, dat kon ik niet.

Schikking

Slotsom na wekenlang stress en over-en-weer-gemail: ik kreeg een ‘schikkingsovereenkomst’ voor de helft van het oorspronkelijke bedrag. Nog steeds boven de financiële draagkracht van deze Vrouw aan de Piano – ik zal nog véél boeken moeten verkopen of lezingen moeten geven om dat verlies goed te maken. Maar het alternatief zou het nog duurdere procederen geweest zijn. 

Net voor de deadline heb ik dus betaald. Ik probeer mezelf intussen te troosten met de gedachte dat ik een kwart maandloon ‘gewonnen’ heb door alle energie die ik erin gestoken heb. Maar het blijft wringen. Auteursrechten blijken verworden tot een pervers verdienmodel voor machtige spelers waartegen je als goedmenend individu geen verhaal hebt. 

Germaine Tailleferre en Boris Lipnitzki hebben er alvast niks meer aan. Germaine, ik had je nagedachtenis vandaag graag geëerd met dat mooie beeld van je met die weelderige bontkraag. (Googel het!) Op mijn website en hierbij prijkt nu dan maar dat rechtenvrije Wiki-beeld, waar je vrij nors (of is het triest?) op kijkt en waar je vast minder trots op was.

Om onze dure band te ‘vieren’ zal ik me straks verdiepen in je Deux Valses, een stuk voor twee piano’s dat ik ga spelen met mijn lerares Axelle. Het portret daarbij op YouTube blijkt niet van jou te zijn, al lijk je er wel sprekend op. Het is een Portrait de Madame Paul Guillaume au grand chapeau, een werk van André Derain (1880-1954) – oei, net geen 70 jaar dood…

(*) De reden waarom ik vaag blijf over bedrag en agentschappen, is omdat ze me in de schikkingsovereenkomst vertrouwelijkheid hebben opgelegd. Ik vertel er toch over om anderen te waarschuwen. Het regent momenteel immers dergelijke facturen.