Blog Image

Notities van een amateurpianiste

Sopraan Elise Caluwaerts, ambassadrice van Alma Mahler en andere krachtige vrouwen

Notities Posted on 4 mei 2024 09:00

Over de Oostenrijkse componiste Alma Mahler valt bijzonder veel te vertellen. Daarbij gaat het evenwel vaker over haar exuberante leven, veel minder over haar muziek. Alma’s nagelaten werken zijn dan ook beperkt in aantal. Maar er worden ook al eens twijfels geuit over haar talent. Niet zo door Elise Caluwaerts, die vorig jaar samen met pianiste Marianna Shirinyan alle 17 bewaard gebleven liederen van Alma Mahler op cd zette. De miskende componiste heeft 60 jaar na haar dood in de sopraan een welverdiende ambassadrice gevonden. Ook dit jaar blijft Elise Caluwaerts op een unieke manier focussen op krachtige vrouwen, als artist in residence in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.

Elise Caluwaerts geraakte als tiener al gefascineerd door Alma Mahler toen ze haar dagboeken las.

Alma Mahler (1879-1964), geboren als Alma Maria Schindler, is een van de weinige componistes van wie al wat meer mensen gehoord hadden. Die bekendheid heeft de Oostenrijkse – net zoals de Duitse Fanny Mendelssohn en Clara Schumann – wellicht ook te danken aan een naam die ze deelt of overnam van een veel bekendere mannelijke componist. Daarnaast is er die onverkwikkelijke historie over hoe Gustav Mahler zijn aanstaande bruid als voorwaarde voor een huwelijk oplegde dat ze niet meer zou componeren.

Alma’s muzikale talent uitte zich eerst en vooral aan de piano. Ze kon de vijf uur durende pianoversie van Wagners Tristan und Isolde uit het hoofd spelen – iets wat ze bijvoorbeeld deed toen in september 1914 de Duitse troepen Parijs bedreigden. Maar haar grote ambitie was componeren. Daarvoor volgde ze lessen bij Alexander von Zemlinsky – die ook een van haar vele minnaars zou worden.

Een grote daad stellen

Nadat ze als 19-jarige een voorstelling van Beethovens opera Fidelio had bijgewoond, schreef ze in haar dagboek: ‘Was ik maar iemand – echt iemand, die wat voorstelt en tot iets in staat is. Maar ik ben niks, niks anders dan een klein, onbeduidend, best leuk meisje, dat haar vingers heel aardig over de toetsen heen en weer laat dansen als dat van haar gevraagd wordt, op neerbuigende vragen neerbuigende antwoorden geeft, graag danst… dus een schepsel zoals er vele miljoenen zijn. (…) Ik zou een grote daad willen stellen. Ik zou een echt goede opera willen componeren. Dat heeft toch nog geen enkele vrouw ooit gepresteerd. [Daarin vergiste Alma zich, maar ze kende haar voorgangsters niet, vja] Ja, dat zou ik willen. Kortom, ik zou iets willen zijn, iets willen worden, en dat is onmogelijk. En waarom? Aan talent geen gebrek, mij – ontbreekt alleen de ernst, die onmisbaar is, bij elke ambitie, bij elke kunst. O God, geef me een of andere plicht, geef me iets groots te doen!! Geef me dat geluk!’ (Tagebuch-Suite 4, 9 februari 1898)

Op een ander moment verzuchtte ze: ‘Ach – was ik maar een man!’

Drie jaar later maakte ze in de salons van Wenen kennis met de 19 jaar oudere Gustav Mahler (1860-1911), toen al een gevierd componist en dirigent. Hij vroeg haar al gauw ten huwelijk. Uit haar dagboek leren we dat ze om meer dan een reden twijfelde: ‘Kan ik Mahler zo liefhebben als hij verdient, en zoals in mijn vermogen ligt? Zal ik ooit zijn kunst begrijpen, en hij de mijne? (…) Er is zoveel dat me irriteert: zijn geur / de manier waarop hij iets voorzingt / zoals hij bepaalde dingen uitspreekt! [zonder rrrrr] (…) Hij is als een vreemde voor me. We hebben niet dezelfde smaak. Hij heeft tegen me gezegd: “Alma, denk er goed over na – zorgvuldig – als je dan teleurgesteld over me bent, moet je het me zeggen.” (…) En dan zijn kunst, die zo oneindig ver van me af staat – zo ontstellend ver. (…) Wat moet ik doen? (…) Ik word door één vraag gekweld: of Mahler me zal stimuleren te componeren – of hij mijn artistieke aspiratie zal ondersteunen – of hij evenveel van mijn muziek zou houden als Alex [Zemlinsky]. Want die houdt er zonder voorbehoud van.’ (Tagebuch-Suite 24, 3 december 1901)

Eigenaardige rivaliteit in onze relatie

Een dag later schreef Gustav haar: ‘Hoe stel je je zo’n componerend echtpaar voor? Heb je wel een idee hoe belachelijk en later ook denigrerend voor onszelf dat zal zijn, zo’n eigenaardige rivaliteit in onze relatie? (…) Maar dat je zo zal moeten worden zoals voor mij nodig is om gelukkig te worden, mijn echtgenote en niet mijn collega, dat is zeker! Betekent dit voor jou een breuk in je leven, denk je dat je zult moeten afzien van een voor jou onontbeerlijk hoogtepunt in het leven als je jouw muziek helemaal opgeeft om de mijne te bezitten en ook te zijn?’

Gustav Mahler in 1907. (Foto Moritz Nähr – publiek domein)

Ze stemde uiteindelijk toe, maar het zou geen gelukkig huwelijk worden. Na de zoveelste huwelijkscrisis – Gustav had ontdekt dat Alma hem bedroog met de architect Walter Gropius – reisde hij in de zomer van 1910 naar Leiden om de Weense zenuwarts Sigmund Freud daar tijdens diens vakantie om raad te gaan vragen. Toen zou hij ingezien hebben dat hij Alma’s talent beknot had. Volgens Alma zou Freud haar echtgenoot ‘de grootste verwijten gemaakt hebben’. Vanuit groot schuldbesef hielp Gustav haar vervolgens bij het redigeren en uitgeven van enkele van haar liederen met pianobegeleiding.

17 liederen

Zo zijn in 1910 Fünf Lieder uitgegeven bij Gustavs uitgeverij Universal Edition in Wenen. Ook Vier Lieder zijn nog mee voorbereid door Gustav, maar met nog enkele drastische veranderingen door Alma zelf zijn ze pas in 1915 verschenen, vier jaar na de dood van Gustav. In 1924 werden ten slotte nog Fünf Gesänge gepubliceerd. 

Die veertien plus nog enkele ongepubliceerde liederen zijn de voorbije decennia meermaals op cd gezet, in 1999 bijvoorbeeld door de Nederlandse sopraan Charlotte Margiono en het Brabant Kamer Orkest o.l.v. Julian Reynolds. Die cd met 16 liederen (plus een van Zemlinsky) met een orkest- in plaats van pianobegeleiding kreeg de titel Sämtliche Lieder

Alle (bewaard gebleven) liederen van Alma Mahler in een opname door Elise Caluwaerts en Marianna Shirinyan.

Alma zou echter een 100-tal liederen geschreven hebben, evenals diverse instrumentale composities en een onvoltooide opera. Voor zover ze ze niet zelf al had vernietigd, gingen de meeste van haar werken verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog toen ze vluchtte naar de Verenigde Staten. In 2018 dook er echter nog een lied op, Einsamer Gang. De Belgische sopraan Elise Caluwaerts tekent samen met de Armeens-Deense pianiste Marianna Shirinyan voor de eerste opname daarvan op hun vorig jaar uitgebrachte cd ALMA – Meine Seelen, die dus 17 liederen telt.

Elise Caluwaerts ontmoette tijdens de pandemie in Londen Alma’s kleindochter Marina Mahler. Ze kreeg inzage in de originele partituren en was diep onder de indruk van het talent van de componiste. ‘Ik werd onmiddellijk getroffen door de uitzonderlijk gevoelige setting van de tekst, de dramatische muzikale gebaren en de passie en sensualiteit van de muzikale taal’, luidt het in het cd-boekje. ‘Elk lied dient ten volle de poëzie. Alma’s componeerstijl is complex, dramatisch, gewaagd en soms zelfs provocerend. Terugkerende thema’s als licht en duisternis, eenzaamheid en liefde stellen een laatromantische neiging tot introspectie tegenover een overvloed aan expressieve kwetsbaarheid. Hier is echt een geweldige componiste aan het werk.’ Op Klara hield de sopraan een nog krachtiger pleidooi voor de componiste: ‘Haar onwaarschijnlijk mooie composities moeten écht tot de canon behoren.’

Monument voor zichzelf

Hoewel ik al bekend was met de liederen van Alma Mahler, haar levenswandel in grote lijnen kende en wist dat ze als componiste de duimen had moeten leggen voor haar man, haalde ze mijn boek Vrouw aan de piano niet. Dat had in de eerste plaats te maken met een praktische overweging, zo legde ik tijdens lezingen uit aan mensen die zich daarover verwonderden. Bij de keuze van de componistes voor mijn boek had ik me in eerste instantie laten leiden door de werken die ik op dat moment aan mijn piano instudeerde – en van Alma Mahler zijn helaas geen stukken voor piano solo bewaard.

Maar als ik eerlijk ben, was er nog wel een reden waarom ik niet veel zin had om me grondiger in haar leven en werk te verdiepen. Van muziekliefhebbers die er volgens mij meer van kenden, kreeg ik te horen dat Alma toch maar een ‘middelmatige componiste’ was. Dat ze aandacht kreeg, was alleen maar omdat ze ‘vrouw van’ en een opvallende persoonlijkheid was, niet vanwege haar muziek, luidde het dan.

De ‘ultieme’ biografie over Alma Mahler – of toch niet?

Toen ik me voor mijn cursus bij Amarant uiteindelijk dan toch verdiepte in de lijvige biografie Witwe im Wahn (2004, vertaald als Alma Mahler-Werfel – De Biografie) van Oliver Hilmes, meende ik dat neerbuigende oordeel bevestigd te krijgen. De Duitse historicus, die als eerste in de bibliotheek van Philadelphia de hele nalatenschap van Alma doorploegde, merkt weliswaar vergoelijkend op dat ‘het gebrek aan discipline dat we bij haar kunnen constateren, achteraf gezien te wijten lijkt te zijn aan het ontbreken van een voorbeeldfiguur’. Toch is er volgens Hilmes ‘ondanks haar muzikale vorming bij Alma nooit van meer dan van een getalenteerd dilettantisme sprake geweest’.

De biograaf schildert ook geen al te fraai portret van Alma als mens. Ze heeft volgens hem vooral ‘een monument voor zichzelf’ geschapen. Hoewel ze twee keer trouwde met een jood, na Gustav Mahler ook de dichter Franz Werfel, waren er genoeg bewijzen van haar onmiskenbare antisemitisme. Zo schreef ze in haar dagboek over haar dochter Anna: ‘Het doet me zo pijn iemand gebaard te hebben die voor 150% jodin is.’ Anna op haar beurt zou verklaard hebben: ‘Mammie was een zeer jaloers persoon’ en ‘Ik heb een rotangst voor haar gehad.’ Daarnaast bleek ze een intrigante, met een zwaar alcoholprobleem. Al leverde de lectuur van Witwe im Wahn me soms gegniffel op, echt vrolijk werd ik er niet van. Ik kon maar weinig sympathie voor deze dame opbrengen.

Warme herinneringen

En toen kwamen Elise Caluwaerts en Marianna Shirinyan met hun cd. Bij de voorstelling daarvan viel geen onvertogen woord over Alma te horen, integendeel. Aan het adres van de componiste klonken enkel lofbetuigingen. Eindelijk kreeg ze de erkenning die ze verdiende. Ik vroeg me af of Elise Caluwaerts de biografie van Oliver Hilmes wel gelezen had. 

Een ander beeld van Alma Mahler.

Elise is graag bereid met me te praten. Maar als ik ze wat citaten van Hilmes wil voorleggen, reageert ze afwijzend. Ze wil absoluut niet meegaan in de negatieve beschouwingen. Tijdens de lockdown las ze immers een andere biografie, Passionate Spirit: The Life of Alma Mahler (2019) van Cate Haste, die een geheel ander beeld schetst. Bovendien haalde kleindochter Marina tijdens haar gesprekken met Elise in Londen vooral warme herinneringen op aan haar grootmoeder.

‘Alma is altijd afgeschilderd als een verleidster, een femme fatale, een mannenverslindster’, bevestigt Elise. ‘Oskar Kokoschka [de Oostenrijkse schilder met wie Alma na de dood van Gustav en vóór haar huwelijk met Franz Werfel een relatie had, vja] heeft gezegd dat hij door haar in de psychiatrie is beland. Door dat soort uitspraken is Alma verketterd. Oliver Hilmes sluit zich aan bij die benadering. Maar valt het je niet op dat de quotes in zijn biografie voornamelijk van mannen komen? Ook Hilmes is een man die zijn versie van de feiten geeft.’

Verwarring

‘Kijk’, zegt Elise, ‘naar mijn mening ontstaat er altijd grote verwarring over krachtige vrouwen. Die worden door angstige mannen waargenomen als machtige vrouwen. Een vrouw die krachtig en intelligent is, wordt vaak als bedreigend beschouwd. Mannen zitten met een innerlijk conflict over het machtsevenwicht. Het portret dat Cate Haste daarentegen van Alma schildert, is een onwaarschijnlijk positief portret: bij haar is Alma een zeer begaafde, zeer krachtige vrouw. Er is ook het magnetisme van Alma. Als meisje al werd ze ervaren als een heel aantrekkelijke vrouw. In de salons werd ze voor veel mannen ‘de vrouw van hun leven’, zelfs als ze haar niet kenden. Gustav Mahler kende haar overigens ook amper toen hij haar een huwelijksaanzoek deed. Als je hun nu 80-jarige kleindochter Marina ontmoet, ervaar je diezelfde aantrekkingskracht. Een heel wonderlijke familietrek, die mannen wellicht verwart.’

Framing

‘Hilmes doet mee aan de framing door alleen mannen te citeren. Stel dat je aan de exen van krachtige vrouwen gaat vragen was ze van hen vinden, dan krijg je toch ook geen objectief beeld? Kijk daarentegen maar eens naar de interviews bij de Mahler Foundation met vier mensen die Alma goed gekend hebben, onder wie Marina. Zij herinneren zich de meest warme, fijne, lieve vrouw die altijd cadeautjes meebracht. En die moeilijke relatie met haar dochter Anna? Het zal voor haar vast niet makkelijk geweest zijn als dochter van twee genieën, waarbij bovendien de vader overleden is toen ze nog erg jong was. Die familieverhouding spiegelt overigens ook Alma’s relatie met haar eigen vader, die ze verloren heeft toen ze in haar puberteit zat, en met haar moeder en haar latere stiefvader.’

Maar dat heeft allemaal niks te maken met het genie dat in Alma’s muziek tot uiting komt, vindt Elise. ‘Laten we overigens niet vergeten dat ook Gustav een beruchte minnaar en dirigent was, die in Wenen stormachtige affaires had met zangeressen. Het is opvallend dat niemand het daarover heeft. Bij hem gaat het alleen maar over zijn werk. We moeten Alma in haar tijdsgeest laten en vooral kijken naar de overlevering.’

Moeten we het dan ook niet hebben over haar antisemitisme? ‘Nee’, reageert Elise. ‘Alma heeft ook gezegd dat joden genieën zijn. Door de eeuwen heen hebben nog wel meer kunstenaars een gebrekkige persoonlijkheid gehad, terwijl ze toch perfecte muziek geschreven hebben. Laten we het dus over haar muziek hebben, de rest is roddel.’

Matuur

Ik stribbel nog een laatste keer tegen: die muziek wordt toch niet door alle muziekkenners hoog ingeschat? Is dat beeld dan ook gekleurd? ‘Dat denk ik wel’, zegt Elise. ‘De muzikanten met wie ik de liederen van Alma al heb uitgevoerd, reageerden alleszins enorm enthousiast. In die liederen hoor ik een even groot genie als in die van haar vriend Alban Berg. Haar laatste vijf steken Bergs Sieben frühe Lieder zelfs met vlag en wimpel voorbij qua virtuositeit en evolutie. En al heeft ze wel les gekregen van Zemlinsky en was ze in Wenen goed omringd door andere vooraanstaande componisten, ze was grotendeels autodidacte.’

‘Wat in haar kleine oeuvre van liederen ook opvalt, is dat de teksten die ze koos heel matuur zijn, hoewel ze nog heel jong was toen ze ze componeerde. En zelfs als de teksten religieus getint zijn, zijn ze erg sensueel. Ten slotte merk je dat ze zelf een uitstekende pianiste was, want de pianopartij is erg complex, evenwaardig aan de zangstem.’

Elises fascinatie voor de Oostenrijkse componiste dateert al van toen ze als tiener Alma’s dagboeken las. Haar ontmoeting met Marina Mahler gaf het nodige zetje om aan de slag te gaan met haar liederen. ‘Marina vond dat de ultieme opname nog niet gemaakt was en gaf me de originele partituren.’ 

Bovendien bleek de lockdown ‘een groot cadeau’. ‘Voor covid ging het leven zo snel en was ik in zoveel buitenlanden dat ik geen tijd had om stil te zitten en me ergens in te verdiepen. Plots kreeg ik wel de tijd voor zo’n project en ik ontdekte dat ik erg hou van onderzoek doen naar onontgonnen repertoire. Dat is anders dan voor de zoveelste keer Schubert-liederen opnemen. Op zich mogen die er ook zijn, want elke versie is uniek en prachtig. Maar ik word meer getriggerd door ontdekkingen. Dat het daarbij om een vrouwelijke componiste ging, was fijn, maar het was niet mijn hoofdmotivatie. In de eerste plaats ging het me om die fantastische muziek.’

Extra aandacht nodig

Toch vindt ze het geen probleem dat er gefocust wordt op het feit dat die muziek van een vrouw is. ‘Integendeel. Hoe meer er gegraven wordt naar vrouwelijke componistes, hoe meer er fantastische werk ontdekt wordt. Mensen zijn er nu ook echt nieuwsgierig naar. Je kon het onlangs nog merken bij het concert van Virago Symphonic Orchestra waaraan ik meewerkte. Er stond uitsluitend werk van vrouwen op het programma, maar de Blauwe Zaal van deSingel was uitverkocht.’

Elise Caluwaerts met Virago Symphonic Orchestra in deSingel. (Klik op de foto om enkele liederen van Alma Mahler te horen.)

Een vorige generatie hoopte misschien nog dat die aandacht voor vrouwelijke componistes er vanzelf zou komen, maar ze had het mis, oordeelt Elise. ‘We hebben die extra aandacht zeker nodig, al was het maar om daardoor ook interessant nieuw repertoire te vinden. Zolang er bij creaties geen evenwaardigheid is, zolang het niet duidelijk is dat evenveel vrouwen als mannen creëren en zolang de machtsposities in onze maatschappij niet gelijk zijn, moet daar iets over gezegd worden.’

Positieve verschuiving

Wanneer is bij Elise het besef gekomen dat die expliciete aandacht voor creërende vrouwen nodig is? Als veelgevraagde concert- en operazangeres zal zij zelf toch geen klagen hebben over gebrek aan belangstelling? Ze stond onder meer op de bühne in Peking en Shanghai, in Sydney, in Rostock, in Basel, in Londen, in New York. Als actrice, zangeres én danseres werkte ze ook mee aan films en performances.

‘Mijn engagement komt zeker niet voort uit misnoegdheid of rancune. De discriminatie die ik ervaren heb, is verwaarloosbaar. Maar je surft mee op een golf, met meer aandacht voor vrouwelijke componistes. Er is ook de tijdsgeest. Vanuit de MeToo-beweging is mannelijk machtsmisbruik aangeklaagd. Het gaat overigens niet over alle of alleen maar mannen, maar over een seksistische werksfeer die als normaal werd beschouwd. Mensen die daarin opgegroeid zijn, hebben veel moeite met de emancipatiebeweging. Maar voor vrouwen is die heel goed nieuws. Minder moeten vechten betekent meer energie om projecten te doen. Ik merk een enorme positieve verschuiving in de cultuursector. Ikzelf ben omringd door fijne, sterke, creatieve vrouwen die, al dan niet als kunstenares, steentjes aan het verleggen zijn.’

Cleopatra

In februari stelde Elise Caluwaerts Alma Mahler voor in een wel heel bijzonder kader: de 19de-eeuwse portrettengalerij van het KMSKA. Het Antwerpse museum engageerde haar als artist in residence voor een vierdelige reeks rond iconische vrouwen. ‘Dit was een van mijn bijzonderste concerten. Het voelde heel juist, het was als thuiskomen’, zegt Elise terugblikkend op het eerste concert uit de reeks. 

Het volgende concert van KMSKA Laat, op donderdagavond 23 mei, draait rond de figuur van Cleopatra. Samen met Virago Orchestra o.l.v. Pascale Van Os zingt ze de cantate La Mort de Cléopatra van Hector Berlioz. De Franse componist beschrijft daarin de laatste momenten van de koningin, die de hand aan zichzelf slaat. De Spaanse romantische schilder Alexandre Cabanel legde dat tafereel vast op het doek Cleopatra, in de collectie van het KMSKA. In een weelderig decor met een luipaard aan haar voeten kijkt Cleopatra verveeld toe hoe haar dienaren gif uittesten op ter dood veroordeelden. Schijnbaar emotieloos kijkt ze haar eigen dood tegemoet. ‘Cleopatra is het ultieme verhaal over vrouwen en macht’, stelt Elise. ‘Natuurlijk moest die vrouw dood. Choquerend voor ons is dat ze dan zegt: “Nu ik dood ben, ben ik César eindelijk waard.” Dat moet je zien in zijn tijdsgeest. Julie Cafmeyer komt er bij een prachtig én krachtig werk van Anne-Mie Van Kerckhoven een performance doen.’

Op 10 oktober staat Sheherazade centraal en op 5 december Madonna. Uiteraard is er telkens een link met de collectie van het KMSKA. De muziek ligt nog niet helemaal vast. Elise zoekt nog uit of de componiste Francesca Caccini (1587-1640) de schilderes Artemisia Gentileschi (1593-1653) gekend kan hebben. Zeker is dat ze vrouwelijke maaksters een stem zal geven. ‘Stilaan zijn we de canon aan het aanpassen. We zijn goed bezig’, besluit de artist in residence vol vertrouwen.

Alexandre Cabanel, Cléopâtre essayant des poisons sur des condamnés à mort (1887), KMSKA.

___________________________



Louise Bertin, de eerste die van Goethes ‘Faust’ een opera maakte

Notities Posted on 10 april 2024 00:01

Stel het je voor: je schrijft een opera die door publiek en pers enthousiast onthaald wordt, maar plots begint een toeschouwer te roepen dat niet jij maar Hector Berlioz de componist is. Het overkwam Louise Bertin in 1836 in Parijs met haar opera ‘La Esmeralda’. Voor de toen nog maar 31-jarige componiste betekende het tumult het einde van haar operacarrière. Na haar overlijden in 1877 raakten zij en haar werk volkomen in de vergetelheid. Tot nu. Het Altoo Musiktheater in het Duitse Essen laat ons dit seizoen kennismaken met deze uitzonderlijke componiste middels haar al even opmerkelijke opera ‘Fausto’, die pas enkele jaren geleden werd teruggevonden. Vaut le détour!

Louise Bertin (1805-1877) moet luidens getuigenissen van tijdgenoten een onwaarschijnlijk intelligente, belezen en humoristische jongedame geweest zijn. Ze was ook erg charmant. Maar een huwelijk zat er niet in. Vermoedelijk als gevolg van kinderverlamming liep ze met krukken. Ze sprak over zichzelf als een ‘ongeval van de natuur’, waardoor zij en haar ouders meenden dat een leven als echtgenote en moeder voor haar uitgesloten was. Misschien heeft net dat haar wel veel andere kansen geboden?

Want anders dan de meesten van haar seksegenotes genoot zij het voorrecht te kunnen studeren – literatuur, schilderkunst en muziek – en van haar passie haar beroep te kunnen maken. Pianospelen leerde ze wellicht van haar moeder, zangles kreeg ze van de in Parijs werkzame Belgische componist François-Joseph Fétis. Lessen compositie volgde ze bij Anton Reicha, de uit Praag afkomstige componist die ook Louise Farrenc onderrichtte. Dat gebeurde wellicht privé, want aan het conservatorium bleef het vak compositie voorbehouden aan mannen.

Hogere kringen

Via haar vader, die publicist en uitgever was van de belangrijke politieke krant Journal des débats littéraires et politiques, had ze toegang tot de hogere kringen. Zo onderhield ze nauwe contacten en vriendschappen met de schrijver Victor Hugo en de componisten Gioachino Rossini en Hector Berlioz. Daardoor slaagde ze er als een van de weinige vrouwen in haar tijd in haar werk uitgevoerd te krijgen in de grote theaters van Parijs. Zelfs haar leraar Fétis, die haar steunde in haar aspiraties, had er niet in geloofd dat ze haar grote droom, opera schrijven, zou kunnen verwezenlijken.

Ultima Scena di Fausto’, al gecomponeerd in 1826, zou het slotdeel worden van de opera ‘Fausto’.

Haar eerste opera, Guy Mannering, schreef ze al op 20-jarige leeftijd. Voor het libretto baseerde ze zich op een novelle van Walter Scott. Die ‘opéra comique’ werd opgevoerd in een privétheater in Parijs in aanwezigheid van Fétis en Rossini. Twee jaar later debuteerde ze aan de Opéra Comique met de eenakter Le loup-garou (De weerwolf), die niet minder dan 26 keer werd opgevoerd. Vervolgens begon ze vrij snel aan haar volgende operaproject: Ultima Scena di Fausto, een 15 minuten durend werk voor sopraan, alt en bas met pianobegeleiding. Een recensent die een uitvoering in een privétheater bijwoonde, kon niet geloven dat het om het werk van een vrouw ging.

Faust-manie

Voor die ‘laatste scène van Faust’ baseerde ze zich op de Faust van Johann Wolfgang von Goethe die in 1808 verschenen was in Duitsland. Ook in Frankrijk heerste in die tijd een ware Faust-manie. Misschien las Bertin het werk in het Duits, zo niet kende ze het mogelijk via het clandestien gepubliceerde De l’Allemagne, een soort reisverslag waarmee de verbannen schrijfster Madame de Staël in 1810 een beeld schetste van de Duitse cultuur. Daarnaast verschenen in 1823 twee Franse vertalingen van Goethes Faust, in 1827 gevolgd door de bekendste van Gérard de Nerval.

Louise Bertin mag beschouwd worden als de eerste die Goethes ‘Faust’ op muziek gezet heeft. Haar Ultima Scena di Fausto dateert immers al van 1826, waarna ze vrij snel begon aan Fausto. Hector Berlioz publiceerde zijn Huits scènes de Faust in 1829 en La damnation de Faust zelfs pas in 1846. Charles Gounods Faust ging pas in 1859 in première.

Het korte Ultima Scena di Fausto zou het slotdeel worden van Bertins volgende ‘echte’ opera, Fausto. Ook daarvoor schreef ze het libretto helemaal zelf, in het Frans. Toen ze – al in 1827 – van het Théâtre-Italien de toezegging kreeg voor een première in 1830, liet ze de tekst door de librettist van het theater vertalen naar het Italiaans.  

Veeleisend publiek

Het Théâtre-Italien was bijzonder populair.

Het Théâtre-Italien was in die tijd bijzonder populair en bracht internationale sterren op de planken. Het zette als enige theater in Frankrijk uitsluitend werk in vreemde talen op de affiche, hoofdzakelijk Italiaanse opera’s. Van artistiek directeur Rossini werden er acht opera’s opgevoerd. Elk seizoen werden in dit repertoiretheater ook twee nieuwe stukken voorgesteld, maar vaak waren die al eerder te zien in Italië en meestal bleef het daarvoor bij een enkele uitvoering.

Dat Louise Bertin die kans kreeg, is best opzienbarend. Slechts vijf niet-Italiaanse componisten waren haar voorgegaan, onder wie Wolfgang Amadeus Mozart (Figaro en Don Giovanni!), Giacomo Meyerbeer en Manuel García (zelf gevierd tenor en vader van de operadiva’s Maria Malibran en Pauline Viardot-García). Het publiek, bestaande uit de Parijse elite, stond erom bekend zeer kritisch te zijn, in die mate dat een krant zich bij de première van Bertins Fausto afvroeg hoeveel moed een onbekende componiste wel moest hebben om een dergelijk veeleisend publiek te trotseren.

Mlle B***

Bertin vatte haar Fausto op als een ‘opera semiseria’, een halfernstige opera. De mannelijk titelrol schreef ze uit voor een mezzosopraan, als Hosenrolle (travestierol). Twee operasterren werden aangetrokken voor de première in 1830: de Italiaanse Rosmunda Pisaroni als Fausto en de Spaans-Franse Maria Malibran als Margarita. Maar de voorstelling moest worden uitgesteld. Mogelijk door de politieke onlusten dat jaar, maar wellicht ook omdat de zangeressen onvoldoende voorbereid waren – en de grillige Malibran weinig coöperatief was. Een jaar later waren beide vedettes niet meer beschikbaar. Omdat er geen mezzosopraan meer te vinden was, zag Bertin zich genoodzaakt de titelrol om te werken voor tenor. Ze bracht ook enkele (tekst)inkortingen aan, mogelijk om tegemoet te komen aan de smaak van het toenmalige publiek (maar wat het verhaal voor ons soms wel verwarrend maakt).

Uiteindelijk kon Fausto op 7 maart 1831 in première gaan, in aanwezigheid van de koningin. De recensent van La tribune des départements meldde dat ‘het publiek enthousiast applaudisseerde. En dat in een theater waar Mozart opgevoerd wordt. Dat zegt alles.’ Volgens Le Corsaire werd de componist ook op het podium geroepen, maar ‘men meldde dat hij de anonimiteit wenste te bewaren’. Nochtans wist le tout Paris wel om wie het ging. Le Courrier des théâtres had een jaar voordien immers al aangekondigd dat ‘la musique est d’une jeune personne déjà connue par la partition du Loup-Garou’. Werd ze al genoemd, zoals in de recensie van haar vroegere leraar Fétis, dan was dat als Mlle B***. Het werd nu eenmaal niet verwacht dat ze als vrouw in de kijker liep.

Pact met de duivel

‘Faust séduisant Marguerite’, een van de gravures van Eugène Delacroix rond de Faust-legende (1827).

Het verhaal van Faust, de legendarische geleerde die een pact met de duivel sluit, dateert al van de 16de eeuw, maar het was Goethe die het ongemeen populair maakte. Hij voegde er een liefdeshistorie aan toe door de introductie van Margarete of Gretchen. Louise Bertin gaf aan het verhaal nog een eigen draai. Bij haar leren Fausto en Margarita elkaar al bij het begin kennen, vóór Mefistofele opduikt. Faust roept die duivel doelbewust aan, met het oog op een verjongingskuur om de liefde van Margarita te kunnen winnen. Opmerkelijk, zegt Tatjana Gürbaca, de regisseuse van de versie in het Aalto Musiktheater: ‘Bij Bertin zijn het de mensen zelf die de impuls geven voor hun eigen ongeluk. Ze beschrijft hoe het demonische in ons zelf te vinden is, en er daarvoor geen duivel, geen Mefistofeles nodig is.’

Opvallend is ook dat de vrouwelijke karakters bij Bertin zelfbewust en veelzijdig zijn. Wanneer Margarita samen met het koor de liefde bezingt, waarschuwen ze er ook voor, want de liefde kan net zo goed een verrader zijn. Zo slaagt Fausto er dan wel in Margarita voor zich te winnen, maar wanneer ze zwanger blijkt, is hij niet bereid met haar te trouwen. Op het einde zijn de twee volledig van elkaar vervreemd. Wanneer Margarita’s broer, een soldaat die terugkeert uit de oorlog, verneemt dat zijn zus ongehuwd een kind verwacht, voelt hij zich in zíjn eer aangetast. Ook haar vriendinnen laten haar vallen. Margarita blijkt er helemaal alleen voor te staan en kiest voor de dood. In de enscenering in Essen is het verhaal getransponeerd naar een ziekenhuis ergens midden 20ste eeuw, dichter bij ons dus, maar nog voor de introductie van de pil.     

Vanop een zeker afstand

De Duitse Tatjana Gürbaca, die in 2013 door het vermaarde magazine Opernwelt werd uitgeroepen tot ‘regisseur van het jaar’ voor haar productie van Parsifal bij Opera Vlaanderen, vindt het Faust-verhaal vandaag nog relevant. Niet alleen wat de situatie van de vrouw betreft, maar ook hoe mensen met elkaar omgaan, legt ze uit in het programmaboekje. Faust heeft ‘filosofie, rechten en tot mijn ongeluk theologie gestudeerd’, maar ‘wat heeft dat allemaal voor zin, wanneer ik in mijn hart geen geluk ervaar’, zo vraagt hij zich bij het begin van de opera af. Hij ervaart niets dan leegte. Tatjana Gürbaca: ‘Wat verwachten we van het leven, van de wereld? Jagen we niet vaak op iets dat vermeend geluk belooft, terwijl we het wezenlijke uit het oog verliezen?’

Of Bertins interpretatie van Goethes Faust te maken heeft met haar vrouwzijn, wil de regisseuse niet gezegd hebben, maar mogelijk is ze wel geïnspireerd door haar lichamelijke beperking. Daardoor werd ze op verschillende manieren geconfronteerd met uitsluiting en kon ze niet op een gelijkwaardige manier deelnemen aan het maatschappelijke leven. Vanop een zekere afstand keek ze naar de mensheid en dat weerspiegelt zich volgens Gürbaca ook in haar werk.

Bijna twee eeuwen lang

Drie keer werd het stuk in 1831 opgevoerd, maar toen was het seizoen van het Théâtre-Italien ten einde. Voor het daaropvolgende seizoen hadden de zangers al contracten in het buitenland en een andere cast kon niet gevonden worden. Bovendien was de concurrentie groot, met in het Théâtre-Italien premières van Gaetano Donizetti (Anna Bolena) en Vincenzo Bellini (La sonnambule) én in het Théâtre de la Porte Saint-Martin een productie met hetzelfde thema. Daarmee viel het doek voor Louise Bertins Fausto. Definitief, zo dacht men bijna twee eeuwen lang, want het werk werd als verloren beschouwd.

Maar in 2020 werd in de Bibliothèque nationale de France in Parijs een manuscript van de hand van de componiste teruggevonden. Het was weliswaar geen kant-en-klare partituur waarmee men meteen aan de slag kon. Het Palazetto Bru Zane, een in Venetië gevestigd centrum dat de Franse romantische muziek promoot, legde de autograaf samen met een overgeleverde zangpartij, libretto’s in het Frans en het Italiaans en een overzicht van de recitatieven die de muzieknummers met elkaar verbonden. Zo kon een nieuwe editie van Fausto worden samengesteld. Daarmee tekenden het Ensemble Les Talens Lyriques onder leiding van Christophe Rousset en het Vlaams Radiokoor vorig jaar in Parijs voor de eerste uitvoering sinds 1831. Het ging weliswaar om een concertante versie, waarbij de hoofdrol gezongen werd door een mezzosopraan, zoals Louise Bertin het aanvankelijk had bedoeld. Die versie werd ook uitgebracht op een dubbel-cd, mooi verpakt in een bijbehorend tekstboek in het Frans, Italiaans en Engels. In het Aalto Musiktheater in Essen loopt momenteel de eerste scenische uitvoering sinds 1831, en daar met een tenor-Faust.

Tumult

Eerst nog even vertellen hoe het Louise Bertin verging na Fausto. Vrij snel begon ze aan haar volgende opera, die ook haar laatste zou worden. Daarvoor had ze haar zinnen gezet op de Notre-Dame de Paris, het befaamde boek van Victor Hugo dat in 1830 verschenen was. Ook Rossini en Meyerbeer wilden die klokkenluider van de Notre Dame op muziek zetten, maar uit waardering en vriendschap voor de familie Bertin kende Hugo dat voorrecht toe aan Louise, bij wie hij ‘het intellect van een man en het hart van een vrouw’ erkende. Hij schreef zelf het libretto uit, waarbij hij de focus verlegde van de misvormde klokkenluider Quasimodo naar de beeldschone zigeunerin Esmeralda.

‘Costume de M’elle Falcon, rôle de la Esmeralda.’

La Esmeralda ging in première in 1836. Opnieuw waren krantencommentatoren verbaasd dat een dergelijke grand opéra geschreven was door een vrouw, maar het werk ‘overtrof de verwachtingen’. In het publiek brak echter tumult uit: ‘Dat is niet van Bertin! Dat is van Berlioz!’, werd er geroepen. Na zes uitvoeringen zag de directie zich gedwongen de productie stop te zetten.

Uiteraard kende Louise Bertin haar stads- en leeftijdsgenoot Hector Berlioz (1803-1869). Ze kregen allebei les van Anton Reicha. Berlioz droeg ook zijn liedcyclus Les nuits d’été (opus 7) aan haar op. En vanaf 1834 was hij muziekrecensent voor de krant van Bertins vader. Maar dat hij een of meer aria’s van La Esmeralda geschreven zou hebben, ontkende hij met klem. Hij had weliswaar, wegens Bertins handicap, de repetities geleid, maar ‘geen enkele noot kwam van mij’. De aanleiding tot de hetze, zo schreef hij later in zijn memoires, was te zoeken in Bertins afkomst als dochter van de directeur van een krant waarvan de politieke strekking bij een deel van het publiek niet geapprecieerd werd. ‘De agitatoren waren vastbesloten de componist tot het uiterste te vervolgen, waarbij ze misbruik maakten van het feit dat ik had deelgenomen aan de muzikale en scenische repetities van het werk’, aldus Berlioz, die de componiste voorts beschreef als ‘een van de intelligentste en bekwaamste vrouwen van onze tijd’.

Kenners in het publiek scandeerden bij het slot van de voorstelling wel Bertins naam, maar gezien haar handicap zou ze niet in staat geweest zijn de trappen af te dalen en het applaus in ontvangst te nemen. Het was haar lot anoniem te blijven. En daarmee kwam buiten haar wil om dus ook een einde aan haar operacarrière. Ze zou enkel nog wat kamermuziek en twee gedichtenbundels schrijven. Na haar overlijden in 1877 werd ze totaal vergeten.

Moedig en onconventioneel

Fausto heeft geen gebrek aan zangerige cantabiles. © Forster

Mogen we hopen dat daar met de herontdekking van Fausto verandering in komt? Dat zou meer dan verdiend zijn, want dit werk is genieten van begin tot einde. Het biedt geen moment van verveling – in die mate zelfs dat na de première in 1831 een criticus het te veel van het goede vond: ‘Il faut des repos pour l’émotion; il faut des silences pour les trombones.’ Een ander commentaar luidde verrassend genoeg dat ‘melodie niet is waarin Fausto uitblinkt’. Misschien omdat men in het Théâtre-Italien meer gewend was aan virtuoze coloratuur-partijen? Nochtans schreef ze voor de zangstemmen een veeleisende partituur. Fausto heeft zeker ook geen gebrek aan zangerige cantabiles. En ja, je hoort er Mozart in, met zelfs concrete referenties aan Don Giovanni. Kenners zullen er ook vleugjes Berlioz, Rossini (Wilhelm Tell) en Meyerbeer in herkennen. Men vermoedt dat de componiste dat doelbewust gedaan heeft. Hoe dan ook heeft ‘Bertin met haar Fausto haar eigen kleur gecreëerd’, oordeelt dirigent Andreas Spering.

Hij noemt de componiste in het programmaboekje ook moedig en onconventioneel, bijvoorbeeld door de inzet van trompetten – een rariteit in de opera, maar hier symbolisch voor de onderwereld. Haar prestatie is des te opmerkelijker als men beseft dat ze grotendeels autodidacte was. Dat verklaart mogelijk ook waarom haar tijdgenoten haar muziektaal als uiterst ongewoon omschreven. Fétis loofde in zijn Revue musicale de ‘originaliteit van ideeën’, volgens hem ‘een zeldzame verdienste in alle kunsten’. Het Journal de Paris stak het op haar ‘jeugdige onervarenheid’. Le Courrier français meende dan weer te moeten waarschuwen dat men de opera meerdere keren moest beluisteren alvorens een oordeel te kunnen vellen. Tussen haakjes: ook van Berlioz werd gezegd dat hij een wat vreemde muziektaal had, maar hij kwam daar toch iets makkelijker mee weg. 

Voortdurend valt er wat te beleven op de bühne van het Aalto Musiktheater. © Forster

Rustig achterover leunen bij deze opera is er alleszins niet bij, voortdurend valt er wel wat te beleven. ‘Ook voor mij vereist Fausto waakzaamheid en voortdurende studie’, aldus de dirigent, ‘het is geen gemakkelijke muziek.’ En hij bekent: ‘Had men mij laten raden van wie de muziek was, dan had ik het moeilijk gehad. Ik zou niet hebben kunnen vermoeden wie in die tijd zulke ‘grote’ (van omvang en orkestbezetting) muziek geschreven zou hebben. Ik zou waarschijnlijk niet gedacht hebben dat het een jonge vrouw was.’ In die tijd waren ook Fanny Mendelssohn en Clara Schumann actieve componistes, maar zij hebben geen opera geschreven. Het bijzondere aan Louise Bertin is dat ze zich niet beperkt heeft tot kamermuziek en liederen, maar het aangedurfd heeft een opera te componeren, zonder dan nog de garantie dat die zou worden uitgevoerd.

Horizon verbreden

Op de vraag waarom we dit stuk moeten leren kennen, antwoordt Andreas Spering: ‘Omdat het onze horizon verbreedt.’ Wat tot ons gekomen is als meesterwerk, heeft die titel meestal wel met recht en rede verdiend, vindt hij. Maar daarnaast is er veel uit het gezicht verdwenen dat ons perspectief op de betreffende periode of werken zou hebben verrijkt. ‘De componiste Louise Bertin en haar werk Fausto presenteren een nieuwe, unieke dimensie van het operagebeuren in de vroege 19de eeuw en herinnert ons eraan hoeveel muziek van vrouwen in de vergetelheid is geraakt of nooit tot ontwikkeling is kunnen komen door sociologische en maatschappelijke regels. Fausto daagt ons uit ons af te vragen: hoeveel prachtige, verloren gegane muziek van vrouwelijke componistes bestaat er? Hoe zou ons muzieklandschap er nu uitzien wanneer vrouwelijk talent aangemoedigd geweest zou zijn. We kunnen het ons nauwelijks voorstellen.’

‘Herschrijf de geschiedenis voor de opera Fausto uit 1831’, kopte de NRC naar aanleiding van de world premiere recording en de Erstaufführung in Essen. ‘Fausto is een meesterwerk dat absoluut een plaats in de canon verdient’, schreef ook de Nederlandse muziekrecensente Thea Derks op haar blog Klassiek van Nu. Bij ons werd aan de herontdekte opera, voor zover ik kon nagaan, nog geen kolommetje besteed. Dat het Vlaams Radiokoor vorig jaar meewerkte aan de scenische uitvoering en cd-opname met Les Talens Lyriques, waar konden we dat vernemen?

Gaat u dus vooral zelf oordelen én genieten – Essen is nu ook weer niet zo ver en de theaterzaal van de Finse architect Alvar Aalto is ook al het ontdekken waard. Er staan in het Aalto Musiktheater nog twee voorstellingen op het programma: op woensdag 24 april en op zaterdag 11 mei. Die laatste voorstelling vindt plaats in het kader van het vierdaagse Komponistinnenfestival her:voice. En als u er niet geraakt, ontdek de muziek dan via de cd-opname in een uitgave van Bru Zane (ook integraal te vinden op Spotify en fragmenten op YouTube).



Volgende »