Blog Image

blog

Heli, of een Ests verhaal van liefde voor de piano

Notities Posted on 13 maart 2019 00:41

Sinds enige maanden volg ik, naast de muziekacademie, ook les bij een privéleerkracht. Bij wie anders kan je beter een werk van een Estse componiste instuderen dan bij een Estse pianiste? Over die componiste, Ester Mägi, later meer. Eerst laat ik Heli Jakobson aan het woord, opgegroeid en opgeleid in Estland, en via de Griegakademiet in Noorwegen in Antwerpen beland. Vol passie getuigt ze van haar liefde voor de piano. Een liefde die ze wil delen met haar leerlingen in haar eigen Helistudio in Borgerhout, waar de tijd anders loopt dan daarbuiten. ‘Muziek is tijd, muziek is vrijheid, muziek maakt je een beter mens.’

© Triin Tamm

Waarom wil je piano spelen? Wat is jouw pianoverhaal? Wat is jouw droom? Het zijn vragen die Heli Jakobson haar pianoleerlingen aan het begin van het schooljaar graag stelt. ‘Soms krijg ik als antwoord: snel en virtuoos kunnen spelen. Dat is nooit mijn doel geweest. Als ik naar de Koningin Elisabethwedstrijd kijk, dan kan ik me erover verbazen tot wat een mens in staat is. Maar niet de wedstrijden die je wint of het aantal uren dat je oefent, zijn voor mij belangrijk. Liefde voor muziek is iets heel anders. Met muziek ontwikkel je je als mens. Je doet het niet om de beste te zijn, maar om een goed mens te zijn. Ik geloof echt dat muziek je een mens beter maakt.’

‘Als pianoleerkracht wil ik doorgeven dat muziek een plaats is waar je rust vindt. Wanneer je speelt, verloopt de tijd helemaal anders dan om je heen. Je wil je vrij voelen met je instrument. Ik was zo blij toen een jonge leerling van me, Rocco, precies dat antwoordde op mijn vraag waarom hij piano wilde spelen: ‘Muziek is vrijheid’, zei hij. Wat heb ik jou nog te leren, vroeg ik me af.’

Strenge sovjet-traditie
Met haar achtergrond zou je nochtans een ander idee van musiceren kunnen verwachten. Als Estse, geboren in 1978, vóór de val van de Muur dus, werd Heli opgeleid in de strenge sovjet-traditie. ‘Het leerplan aan de muziekacademie verschilde niet zo veel van dat in Vlaanderen, maar er lag wel meer nadruk op techniek. In de Russische pianomethode werd – en wordt – veel aandacht besteed aan toonladders, waaraan zelfs aparte lessen en examen worden besteed.’

Al vrij jong nam Heli deel aan wedstrijden. Verplicht, geenszins uit vrije wil. ‘Toen ik als klein meisje ooit een nummertje moest trekken voor de volgorde in een wedstrijd, stond ik alleen al daardoor letterlijk in het zweet. Ik kon die druk niet aan, het was een hel. Mijn moeder, die huisdokter was, heeft me toen zelfs een kalmeerpil gegeven. Een roze, ik herinner me het nog goed. Dan vraag je je toch af of wedstrijden de juiste weg zijn. Je kweekt er wel virtuoze pianokids mee, maar wat doet het met hen als mens? Voor sommige leerlingen kan een wedstrijd een traumatisch ervaring zijn.’

‘Ikzelf speelde piano uit liefde voor de muziek, niet om een wedstrijd te winnen. Jaar na jaar heb ik in Estland ervaren dat ik buiten de pianoles veel minder goed presteerde. Ik had podiumangst, die ik pas tijdens mijn studiejaren in Noorwegen heb leren te overwinnen.’

Geobsedeerd door klanken
Na de kunsthumaniora in de muziekschool Heino Eller in Tartu, de tweede grootste stad van Estland, verhuisde ze voor zes jaar naar Bergen, waar ze les ging volgen aan de Griegakademiet. Ze noemt het nu haar belangrijkste jaren. ‘Ik volgde samen met een Noors en een Litouws meisje les bij de Tsjech Jiří Hlinka (1944). Het niveau was superhoog. Hij brak je eerst af, om je dan te kunnen opbouwen. Na mijn eerste concert met orkest, dat eigenlijk heel goed ging, reageerde hij: ‘Denk je nu echt dat je piano kunt spelen?’’

‘Bovendien oordeelde Hlinka dat vrouwen niet zomaar de ambitie moesten hebben om piano te willen spelen. Meisjes kunnen dan wel heel goede studentes zijn, het zijn toch de jongens die carrière maken. Misschien maakte hij voor mij een uitzondering omdat ik uit de harde Sovjet-traditie kwam. Daardoor was ik in zijn ogen hard genoeg.’

‘Hoe dan ook heeft Jiří Hlinka mij veel doen bereiken. Hij heeft mij bewust gemaakt van mijn grote pluspunten, niet alleen van mijn zwaktes. Het glas was niet meer bijna leeg, maar half vol. Ondanks zijn harde aanpak vonden wij elkaar in onze grote liefde voor de muziek. Hij was geobsedeerd door handen en klanken. Mijn naam betekent in het Ests overigens: ‘klank’.’

‘Hlinka voelde ook goed aan welke stukken voor jou werken. Toen ik in Noorwegen het podium op moest, was dat daardoor niet meer met angst, maar met passie voor het stuk. Met het juiste stuk sta je op het podium in je eigen kracht. De techniek, waarvoor je achter de schermen keihard gewerkt hebt, komt dan vanzelf mee. Je staat er om wat je bent en kan, niet om de beste te zijn. Ik heb toen met succes meegedaan aan twee wedstrijden voor solisten. Na drie jaar studeren met Jiří Hlinka soleerde ik met het filharmonisch orkest van Bergen in de Grieghallen en met het symfonieorkest van Stavanger in Stavanger Konserthuset.’

Te veel vragen in Antwerpen
Na Bergen volgde Antwerpen, waar Heli aan het conservatorium haar meestergraad behaalde. ‘Ik kijk nu op die tijd terug met gemengde gevoelens. Die jaren aan het conservatorium van Antwerpen hebben mij een goede spiegel voorgehouden van wat ik goed kon en wat ik nog miste. In de vakken pedagogie had ik vaak de neiging meer vragen te stellen dan wat verwacht werd. Omdat ik al ervaring had met lesgeven – in Bergen gaf ik les aan zeer getalenteerde kinderen, onder wie een 15-jarige jongen die een concerto van Brahms speelde – was mijn stage goed. Maar het examen voor het vak pedagogie was schriftelijk, terwijl mijn Nederlands toen nog niet zo goed was. Ik vroeg of ik het mondeling mocht afleggen. Mijn docent antwoordde dat ik een academische opleiding volgde en dus ook moest kunnen schrijven. Ik heb hem geantwoord dat pedagogie volgens mij een mondelinge discipline is.’

Muziek is tijd
Die ervaring is volgens Heli een van de redenen waarom ze geen les wil geven in een academie en verkiest privéles te geven in haar eigen studio. De belangrijkste tekortkoming van het muziekonderwijs in Vlaanderen vindt ze echter de lestijd die je er krijgt – of vooral níét krijgt. ‘De academies hier volgen nog steeds hetzelfde lesplan als dat van mij destijds in Estland. Ze willen de traditie van de klassieke muziek doorgeven. En dat is heel goed, want de liefde voor klassiek mag zeker niet uitsterven. Maar ik kreeg voor dat lesplan in Estland wel twee keer driekwartier pianoles per week, en in het dagonderwijs twee keer driekwartier muziekgeschiedenis en zang. Wij luisterden naar stukken en zongen veel. Pure klankbeleving, superbelangrijk. In Estland vindt trouwens nog altijd om de vier jaar een zangfestival plaats, waaraan alle scholen meedoen.’

‘Hoe kan je echter, zoals de muziekacademies hier proberen te doen, klassieke muziek overbrengen in een les van een half uur of zelfs minder? Dat werkt toch niet? Noch voor de leerling, noch voor de leerkracht. Daarom hebben privéleerkrachten nu ook zo veel werk. Uiteraard kan ook een academieleerkracht een goede leerkracht zijn, maar dan wel buiten de academie, niet binnen het systeem.’

‘Leerlingen hebben meer tijd nodig. Want muziek ís tijd. Ook het leerproces vergt enorm veel tijd en geduld. Elke les heeft een ander tempo. De geduldsgrens van moderne kids ligt nu veel lager, hun concentratietijd is veel korter. Je moet ze dus naar een moment proberen te brengen dat ze aanvaarden dat het even kan duren voor ze iets bereiken.’

Van Einaudi naar Bach
Daarom legt Heli jonge kinderen niet meteen klassieke werken voor. ‘Ik begin met speelse, leuke stukken. Voor kinderen is het immers belangrijk dat ze voelen dat het vooruitgaat. Tijdens de les studeer ik samen met hen. Als ze naar huis gaan, hebben ze al een stukje klaar en kunnen ze thuis verder oefenen.’

© Cy Leong

Ook een componist als de Italiaan Ludovico Einaudi passeert wel eens. ‘Zijn populariteit toont aan dat mensen van nu nood hebben aan eenvoudige dingen. Einaudi is overigens schitterend voor de kennismaking met harmonie: zijn stukken laten zien hoe basisakkoorden werken. Bach is oneindig veel complexer. Ook ik hou wel van minimalistische muziek, maar ik vraag me soms toch af of onze hersenen gedegenereerd zijn tegenover enkele eeuwen geleden.’

Geleidelijk aan komt in Heli’s lessen voor kinderen de ‘echte’ klassieke muziek in beeld. ‘Ik leg ze eerst al eens stukken voor waarin bekende thema’s uit de klassieke muziek verwerkt zijn. Dan wijs ik ze erop dat dat bijvoorbeeld een sequens van Händel of een canon van Bach is. Wanneer ik voorspeel voor kinderen, zelfs kleuters, zal dat ook altijd klassieke muziek zijn. Voor ze echter zelf aan klassiek beginnen, moet de motoriek mee zijn. Ik moet hun handen eerst loskrijgen. Bij de ene duurt dat al wat langer dan bij de andere. Als leerkracht zie je wanneer ze er zelf klaar voor zijn.’

‘Nemen we Rocco nog eens, een heel begaafd en creatief kind. Wanneer hij elke dag vier uur piano zou studeren, zou hij het kunnen maken. Maar het is niet aan mij om dat te zeggen, het is zijn leven, het moet van hem komen. Pas na vier jaar koos hij uit zichzelf een klassiek stuk, en het was … Bach. Hij heeft gemerkt dat Bach studeren iets anders is. Maar hij was er klaar voor en hij heeft het zich dan ook zeer snel eigen gemaakt.’

Dialoog met de leerling
‘Muziek is een wereld die we aan onszelf moeten gunnen. De volwassenen die naar Helistudio komen, spelen piano om tijd voor zichzelf te maken en daardoor gelukkig te zijn. Nog vóór iemand hier een eerste noot speelt, heb ik daarom al respect voor haar of hem. Want die persoon kiest er bewust voor om tijd te maken voor de piano.’

‘Ook volwassenen hebben in de les overigens tijd nodig om erin te komen. Er moet genoeg ademruimte zijn om iets te proberen, het uit te zoeken, opnieuw en opnieuw. Soms heb ik al gehoord dat het erin zit, maar de leerling nog niet. Dan doen we die passage natuurlijk nog een keer.’

‘Ik denk nu aan een leerling die hier ooit binnenkwam met een verhaal over spanningen op zijn werk. Hij was helemaal niet in de stemming om pianoles te krijgen, zei hij. Hij maakte fouten. Maar dat was niet erg. We deden voort, en aan het einde van de les ging hij opgewekt weg. Ik heb ook al meegemaakt dat een leerling helemaal niet tot spelen toe kwam en zei: hier ben ik, meer kan ik nu niet doen. En toch: van alles wat die persoon op dat moment had kunnen doen, verkoos ie naar de pianoles te komen.’

‘Wanneer ik aan het begin van de les vraag: ‘Hoe gaat het met je?’, dan is dat niet zomaar een beleefdheidsvraag. Als je er niet op antwoordt, komt het toch tot uiting terwijl je speelt. In Helistudio kom ik heel dicht bij mensen. Lesgeven is geen monoloog van de leerkracht, maar een dialoog met de leerling. Ik wil connectie. Zo ontdek je sterktes en zwaktes en kan je er samen aan beginnen.’

Leerkracht of therapeut?
‘Daarom vind ik het ook zo belangrijk te weten wat het pianoverhaal van elk van mijn leerlingen is. De reden waarom iemand speelt, is telkens anders. Voor die vrouw die pas begint te spelen op haar 40ste en haar auto verkoopt om een piano te kunnen kopen, is dat verhaal heel anders dan voor een kind. Voor sommigen kan het ook een vlucht zijn naar een wereld waar ze niet over hun problemen moeten nadenken – al gaan die daar niet mee weg.’

‘De verhalen van mijn leerlingen houden me soms wakker. Op zulke momenten vraag je je af of je pianoleerkracht bent of therapeut. En dan merk ik opnieuw hoezeer de opleiding pedagogie tekortschiet. De inhoud van het vak psychologie zou helemaal anders moeten zijn.’

12 op 10
‘Ik probeer de leerkracht te zijn die ik als kind graag had gehad. Misschien heeft het ook met mijn kindertijd te maken dat ik mijn leerlingen geen examen laat afleggen. Als grap zeg ik soms wel eens: als ik je punten zou moeten geven, krijg je een 12 op 10. Of ik vraag ze: hoeveel zou je jezelf geven? Soms zeggen ze dan zelf: een 6. Ja, inderdaad, eigenlijk maar een 6. Daar ontmoeten we elkaar dan. Maar het komt niet op papier.’

‘Het grootste compliment dat je leerlingen kan geven, is dat iemand naar hen luistert, en het welverdiende applaus op een leerlingenconcert. Dan nodigen ze hun familie en vrienden uit en laten ze horen wat ze op dat moment kunnen, zonder dat het een wedstrijd is. En fouten spelen is dan helemaal niet erg. Ik luister niet naar fouten. Wat voor mij telt, is hoeveel tijd je gemaakt hebt om te kunnen wat je kan. Fouten maken is menselijk.’

Waar komen fouten overigens vandaag? Vaak hebben ze volgens Heli te maken met perfectionisme en faalangst. ‘Ook daarover zou in de lessen pedagogie meer gepraat moeten worden. Ik ben ervan overtuigd: succes begint wanneer je je kwetsbaarheid toelaat.’

Opname van de cd Spilleman Stories vol. 1 in Helistudio met Guido Dornheim (release in juni 2019). © Triin Tamm

Liefde voor het leven
‘Helistudio is mijn droom, mijn passie, mijn leven’, besluit Heli. In de zomer van 2017 nam ze haar intrek in het smalle pand op de hoek van de Gitschotellei en de Spillemansstraat in Borgerhout. Ze woont er met haar zoontje van zes. ‘Mijn eveneens Estse vriendin Triin Tamm heeft het voor me gevonden. Ook al was het toen nog een krot, binnen drie seconden wist ik dat dit huis mijn leven waard was. Dit is de plaats voor mijn zoon en mijn vleugel. Ik ben dankbaar voor mijn ervaringen met Jiří Hlinka. Toen ik een twintiger was, heb ik het leven van de concertzalen gekend. Ik had toen de vrijheid om zes uur per dag piano te studeren. Nu kan ik mijn eigen vleugel delen. Dit is nu mijn pianoverhaal, een verhaal van liefde.’

En daarmee zijn we op het einde van ons gesprek opnieuw bij waar het voor Heli allemaal om draait. Ze citeert tot besluit Chopin, uit een van zijn liefdesbrieven aan een Pools meisje dat niet goed genoeg was voor zijn ouders: ‘Maintes fois je raconte à mon piano ce que je voudrais te confier à toi.’ Dit vat het voor haar allemaal samen. ‘Pianospelen is een zoektocht naar liefde. Want muziek is liefde. Liefde voor jezelf, voor het leven. Het is delen. De vreugde en het verdriet, de gevoelens die ik niet onder woorden kan brengen, deel ik met klanken. Of, zoals Chopin schreef: ik vertel mijn piano de dingen die ik jou zou willen vertellen.’

www.helistudio.be



Walking in the Air met Cécile

Notities Posted on 2 februari 2019 09:07

Zondag 3 februari doe ik mee aan een bijzonder fijn en apart concertje. Niet met een werk van een vrouwelijke componiste, zelfs geen ‘klassiek’ stuk. Wel filmmuziek, in een arrangement voor piano. Meer zelfs: een arrangement voor een verteller zonder film maar met een dertigtal jonge pianistjes en een paar oudere op het podium.

Dat zit zo. Toen ik me vlak voor de kerstvakantie net op een nieuw stuk van Mel Bonis had gestort – Mélisande, een van haar zeven Femmes de légende en voor mij misschien wel haar mooiste pianostuk – vroeg mijn pianolerares Axelle Kennes me of ik geen zin had alsnog mee te doen met een groots opgezet klasproject. Al sinds het begin van het schooljaar bereidde ze haar leerlingen voor op een voorstelling van The Snowman. Deze tekenfilm van een half uur, naar het kinderboek van de Engelse schrijver en illustrator Raymond Briggs (1934), ging in première op Channel 4 op tweede kerstdag 1982 en veroverde meteen vele kleine en grote harten. Met het muziektheatergezelschap De eilandverkaveling maakte Axelle er met instemming van de makers een familievoorstelling van, met als verteller Ward Bal.

Nu had ze de hele pianopartituur opgeknipt in korte stukjes, voor de beginnertjes soms zelf vereenvoudigd. Voor twee iets moeilijkere passages miste ze nog een kandidaat. Of ik die niet wilde spelen?

Daar moest ik even over nadenken. The Snowman? Daar had ik eigenlijk wel zin in. Wat me tegenhield, was het werk waarin ik verzoop: mijn lezingen over Vrouw aan de piano, en vooral de aanstormende deadline voor het boek dat ik mee aan het maken was over vijf jaar Ringland. En Mélisande, wilde ik haar wel laten wachten? Ten slotte: ik had toch een afspraak met mezelf dat ik voorlopig alleen nog maar werk van vrouwelijke componistes zou spelen? Mocht ik nu al verraad plegen?

Ik zei ja.

Vechten tegen tranen
Ten eerste om sentimentele redenen. Hoezeer hou ik van The Snowman! Ik leerde deze heerlijke tekenfilm zo’n 25 jaar geleden kennen op een concert van de SJOE, het Symfonisch Jeugdorkest Edegem, waar de twee dochters van mijn zus in meespeelden. Ik was toen niet alleen ontroerd door het verhaal, de tekeningen en de muziek, ik voelde ook een verwarrende jaloezie. De twee tienermeisjes speelden viool en fluit en zaten daar zomaar even op het grote podium van deSingel. Die kans zou ik als pianiste nooit krijgen, besefte ik. Voor het eerst drong het tot me door wat de beperkingen zijn van een piano. Schitterend instrument om alleen te spelen, in haar eentje kan een piano een heel orkest vervangen. Maar opgaan in een groter geheel van families instrumenten? Nee, dat is alleen weggelegd voor de allergrootsten die kunnen soleren in een concerto. Ik had het gevoel het verkeerde instrument gekozen te hebben. En voor een ander instrument leek het me toen al te laat.

Dezelfde ontroering, met daaraan gekoppeld treurnis, overviel me zo’n 15 jaar geleden toen ik op een oudejaarsavond met onze eigen dochtertjes naar de dvd van The Showman keek. Ik herinner me nog goed hoe ik opnieuw vocht tegen de tranen.

En nu vroeg Axelle me dus om mee te spelen. Was dit niet dé kans om toch min of meer te doen wat ik 25 jaar geleden voor onmogelijk had gehouden?

Blijvende betovering
In mijn rationaliteit vond ik gelukkig nog een goed excuus. De muziek mag dan wel van een man zijn, de Engelse componist Howard Blake (1938), toen ik voor Vrouw aan de piano opzoekingswerk deed naar de Parijse componiste Cécile Chaminade (1857-1944), stelde ik iets merkwaardigs vast. Via YouTube beluisterde ik twee uitvoeringen van Pas des écharpes, of Scarf Dance voor de Angelsaksische markt, een pianoarrangement uit haar ballet Callirhoë Suite (1888). Zowel in de live-versie (2013) van de Franse pianiste Christine Tranchant als in de opname van de Venezolaanse Rosario Marciano (1979) herkende ik op slag Walking in the Air, hét succesnummer uit The Snowman. Ik riep dochter Laura erbij, die me gelijk gaf. Omdat we in een gedownloade partituur van Cécile de passage niet terugvonden, trokken we onze stoute schoenen aan.

Via haar website zocht ik contact met pianiste Christine Tranchant met de vraag of ze kon bevestigen dat het stuk dat ze speelde in het filmpje van Cécile Chaminade was. Op een gelijkaardige vraag op YouTube had ze dit al geantwoord: ‘C’est la 2e partie du morceau tout simplement’. Maar ik kreeg geen reactie.

Laura mailde componist Howard Blake. Zij kreeg wel antwoord, maar hij beweerde Cécile Chaminade enkel te kennen van Automne, een ander in haar tijd erg populair pianowerkje.

Het mysterie is sindsdien niet opgelost. Waar haalden de twee YouTube-pianistes die partituur? Liet Blake zich bewust of onbewust toch beïnvloeden? Een mysterie dat wel wat past bij de film. Wil ik overigens wel dat de betovering verbroken wordt?

Voor mij mag het zondag lekker sneeuwen. Axelle heeft haar leerlingen gevraagd gezellige warme truien en sokken aan te trekken. Het wordt vast knus, daar in de zaal van muziekacademie MA’GO. Geraakt u niet in Antwerpen, installeer u dan in de zetel met een laptop op schoot en laat u hier ontroeren en vervoeren door dat jongetje en zijn vriend de sneeuwman.



« VorigeVolgende »