Blog Image

Blog

Na Klara in Vrouwenhanden, stem vrouw voor de Klara top 100

Notities Posted on 17 november 2024 11:24

De jaarlijkse Klara top 100 komt er weer aan. Dat betekent andermaal mobiliseren om voor vrouwelijke componistes te stemmen. Gelukkig doet Klara daar nu zelf ook steeds meer moeite voor.

Ik voel me nog steeds wat beduusd door de lof en de erkenning die ik op antenne kreeg toegezwaaid door Katelijne Boon en Greet van ’t Veld, afgelopen maandag 11 november tijdens Klara in Vrouwenhanden. Dat ik ‘honderd procent gelijk’ had toen ik destijds met mijn opiniestuk in De Standaard (Natuurlijk wint Clara de Klara top 100 niet) had aangeklaagd dat vrouwelijke componistes geen schijn van kans maakten om in de Klara top 100 te belanden. En dat mijn boek Vrouw aan de piano een ‘heel goeie duw in de rug’ betekende.

Intussen kan je niet anders dan vaststellen dat ze bij Klara nu flink hun best doen om de muziek van vrouwen de plaats te geven die hun toekomt. Greet en Katelijne maar ook veel van hun collega’s trekken flink mee aan die kar. Waarvoor grote dank!

Maar nu is het weer aan u en mij en iedereen! Zelfs al u net als ik bedenkingen hebt bij dat hele top 100-gedoe, stem die steengoede componistes erin. Opdat nog meer mensen hun muziek leren kennen en waarderen.

Ik stuurde intussen mijn selectie in. Het blijft een moeilijke keuze want het aanbod is groot. En eigenlijk stem je het best op een strategische manier door te kiezen voor al wat bekender werk, of toch composities die al eens doorgedrongen zijn tot de top 100: het pianoconcerto of het pianotrio van Clara Schumann, het pianotrio van Fanny Mendelssohn, de Trois pièces pour violoncelle et piano van Nadia Boulanger, Nuit calme van Henriette Bosmans, Caritas abundant van Hildegard von Bingen, Lasciatemi Qui Solo van Francesca Caccini. Prima keuze, doet u gerust.

Maar erop hopend/vertrouwend dat die het ook zonder mij kunnen halen, tip ik dit jaar voor mijn nummer 1 toch eens een ander pareltje. Of zeg maar parel: het bruisende scherzo uit de Derde symfonie van Louise Farrenc. (Overigens bespreek ik dat werk aanstaande woensdag uitvoerig tijdens mijn cursus bij Amarant.) Nog liever had ik Desdémone van Mel Bonis op 1 gezet. Maar dat staat niet eens in die verdomde want toch sturende keuzelijst. Zelf tippen dan maar? Nee, daar zie ik de zin helemaal niet van in.

Wie nog meer inspiratie wenst, kan terecht in een eerder bericht over de top 100 op mijn blog. Volgens Katelijne overigens ook een ’schat aan informatie’. 😍

Stemmen maar!



Annelies Focquaert, vrouw aan het orgel

Notities Posted on 7 november 2024 22:18

De patrones van de musici, de heilige Cecilia, wordt vaak afgebeeld met een orgel. Des te merkwaardiger is het dat vrouwen aan het orgel in de (katholieke) kerk eeuwenlang niet getolereerd werden. Gelukkig zijn de tijden wat dat betreft veranderd. Want Annelies Focquaert was als jong meisje al ‘bezeten’ door dat ‘mannelijke’ instrument. Nog altijd heeft ze weinig vrouwelijke collega’s-organistes, en composities van vrouwen voor het instrument zijn er niet zo veel. Maar Annelies is vastberaden er verder naar op zoek te gaan. Een boeiend gesprek met een vrouw aan het orgel.

Annelies Focqueart aan het kleine orgel in de Antwerpse Sint-Joriskerk, waarop ze lesgeeft aan haar leerlingen van Ma’GO. © vja

Ik hoorde Annelies Focquaert voor het eerst in de Begijnhofkerk in Mechelen, waar omstreeks 8 maart voor het tweede jaar op rij in het kader van Internationale Vrouwendag het zogenaamde Begga-festival werd gehouden. Ondergedompeld in die overweldigende klanken vroeg ik me plots af of ik zelf niet eens orgel moest leren spelen. Het zag er immers naar uit dat het aan de muziekacademie mijn laatste lesjaar piano zou worden. Misschien moest ik mijn handen dan maar hun weg doen zoeken op de drie klavieren van het orgel – en ook het benenspel erbij leren.

Had ik overigens geen connectie met dat instrument, zij het een bijzonder kleine en vooral anekdotische? Ik herinner me nog levendig hoe ik als klein meisje op de bank naast de organist met de onvergetelijke naam Kieckens toekeek hoe hij tijdens de zondagsmis in de Heilige Geestkerk in Antwerpen De Zingende Wandelkring (ZWK) begeleidde, het Gregoriaans koor waarvan mijn vader een van de dirigenten was. (Al speelde ik tijdens die missen met enkele andere kinderen van koorleden vooral op de wenteltrap naar het hoogzaal…) Trots was ik ook dat mijn peter, nonkel Rik, begeleider was van het Edegemse kinderkoor De Krekeltjes, waarin ik zelf meezong.

Uiteindelijk heb ik me dit schooljaar aan de muziekacademie niet ingeschreven voor orgellessen bij Annelies maar voor pianoforte. Niettemin had deze vrouw aan het orgel mijn nieuwsgierigheid gewekt: zouden vrouwelijke componistes ook werk geschreven hebben voor dat majestueuze en dominerende instrument? In hoeverre was en is orgel een ‘manneninstrument’?

Van blokfluit naar klavecimbel naar orgel

Ik heb afgesproken met Annelies in de Sint-Joriskerk in Antwerpen, waar ze tussen twee leerlingen door graag tijd voor me maakt als ambassadrice van het orgel. Dit instrument fascineerde haar als kind al enorm, maar het blijkt niet haar eerste te zijn. Toen ze in de jaren tachtig aan de muziekacademie in Willebroek een keuze moest maken, dacht ze in eerste instantie aan de piano. Toch werd het ook dat niet. Annelies: ‘Mijn ouders wezen me erop dat ik van onze buren net een blokfluitje gekregen had uit Turkije, eentje zonder duimgat. Ik had mezelf daar liedjes op leren spelen: Broeder Jacob enzo. Ze stelden me dus voor om blokfluit te kiezen. Nu denk ik dat mijn ouders gewoon geen middelen hadden om een piano aan te schaffen – leasingformules bestonden toen nog niet. Ik speelde wel graag blokfluit en had er ook talent voor, dus erg vond ik dat niet.’

‘Maar als we op bezoek gingen bij mensen die een piano hadden, was ik daar niet van weg te slaan. Of die keer dat mijn ouders me eens kwijt waren tijdens een bezoek aan een nonnetje uit de familie in het Brusselse. Ik had een zuster horen oefenen op een oranje-witte Philicorda, een soort synthesizer-orgeltje uit de jaren zeventig. Ze had me vervolgens meegenomen naar het grote orgel in de kerk, waar ze me begeleidde terwijl ik kerstliedjes zong. En zo vonden mijn ouders me uiteindelijk zingend aan het orgel terug.’

‘Wanneer ik dan blokfluitles volgde, geraakte ik soms in de war als ik bij een concert of een examen in de academie pianobegeleiding kreeg. Plots snapte ik de muziek dan veel beter. Ik kreeg nood aan een polyfoon instrument. Toen we naar Mechelen verhuisden, kon ik me daar inschrijven voor klavecimbel.’ Aan de Mechelse academie werd geen orgelles gegeven, maar het instrument bleef aan haar trekken.

Stanislas Deriemaker

‘Mijn ouders waren grote melomanen die naar de meest uiteenlopende muziek luisterden. We gingen vaak naar concerten. Ik heb als kind zelfs orgelmuziek van Olivier Messiaen gehoord. Op een dag stond er thuis een elpee op met muziek die ik herkende als een strijkersconcerto van Vivaldi, maar het bleek een bewerking van Bach voor orgel solo. Ik herinner me het WAW-gevoel: iemand kan dat helemaal alléén spelen, met zijn handen en voeten. Dát wil ik ook kunnen.’

Pas na een nieuwe verhuizing kon ze, rond haar vijftiende, aan de Antwerpse muziekacademie Ma’GO naast klavecimbel ook orgel beginnen te spelen, bij Marc Van Driessen. ‘Ik was helemaal bezeten van dat instrument!’ 

Toch was er nog een extra zetje nodig opdat het orgel het instrument voor haar verdere muzikale leven zou worden. Het was Stanislas Deriemaeker, die haar aanmoedigde om toelatingsexamen te doen aan het conservatorium van Antwerpen. ‘Voor het hoger onderwijs wilde ik me in september aan de KU Leuven inschrijven voor musicologie, want ik was ook geïnteresseerd in talen, muziekgeschiedenis en onderzoek. Ondertussen zou ik wel voort orgel blijven oefenen, nam ik me voor, om mijn niveau zo hoog te krijgen dat ik na vijf jaar daarin kon voortgaan. Stanislas Deriemaker was dat op de een of andere manier ter ore gekomen. Hij heeft mijn ouders opgebeld en gezegd dat ik mocht deelnemen aan het toelatingsexamen.’

Annelies aan het grote orgel op het hoogzaal in Sint-Joris.

‘Ik heb me die zomer op het orgel van de Sint-Annakerk op Linkeroever suf gestudeerd. Marc Van Driessen heeft me daar bijna wekelijks les gegeven. Ik had immers maar twee jaar orgelervaring en dat was eigenlijk erg weinig. Ik weet nog hoe moeilijk het voor me was om indertijd over te schakelen van blokfluit, met één lijn, één sleutel, één greep per noot, naar klavecimbel, en dan verder naar een instrument waarbij je alle toetsen met alle vingers en voeten kon spelen, en alles tegelijk. Maar ik wilde het zó graag kunnen, want ik vond het waanzínnig mooi. Bovendien kan je op orgel zowel oude als nieuwe muziek spelen, terwijl het repertoire voor blokfluit en klavecimbel vrij beperkt is. Maar ik hou ook nog wel veel van die instrumenten…’

Twee meisjes, twee jongens

Ze kwam aan het Conservatorium in een orgelklas van vier studenten. Wel netjes verdeeld: twee meisjes, twee jongens. Dat brengt me naadloos bij de vraag hoe groot het percentage vrouwelijke organistes nu en in de muziekgeschiedenis is. Annelies vermoedt dat er momenteel in België een dertigtal organistes professioneel actief zijn, alleszins nog steeds veel minder dan het aantal mannen. Ze denkt meteen aan haar medestudente Masako Honda, die destijds uit Japan kwam als licentiate in de West-Europese geschiedenis en nu als organiste onder meer verbonden is aan de Sint-Laurentiuskerk in Antwerpen. Voorts is er ook Els Biesemans, iemand naar wie ze opkeek toen ze pas met orgel begon: een leeftijdsgenote die al zoveel verder stond. 

Veel vrouwelijke rolmodellen had ze niet echt, behalve de Franse organiste en muziekpedagoge Marie-Claire Alain (1926-2013). Het kon dus wel! In het kader van haar doctoraatsonderzoek naar Jacques-Nicolas Lemmens stelde Annelies een lijst samen van leerlingen uit de orgelklas aan het conservatorium van Brussel van de start tot het einde van de jaren 1870. Daar waren amper meisjesnamen in te vinden. De ene naam die ze zich nu kan herinneren, was die van Henriëtte Girschner – de dochter van de leraar. 

Jenny Van Rysselberghe speelde wellicht nooit in een kerk.

‘Meisjes kozen niet voor dat instrument, onder meer omdat ze er toch geen beroepsmogelijkheden voor kregen. Vrouwen mochten in de katholieke kerk immers niet op het hoogzaal, en dus ook niet op het orgel’, legt Annelies uit. ‘Dat zou mannen afleiden, vond men. Wie weet wat die vrouwen daar hoog en onzichtbaar allemaal uitspookten… Pas met een encycliek in de jaren 50 is dat veranderd.’ Zelf heeft Annelies ook nog ervaren dat een vrouw aan het orgel bij sommige priesters nog weerstand opriep.

Jenny Van Rysselberghe (1879-1966), de nicht van de schilder Théo, is in ons land een van de zeldzame organistes uit vroegere tijden. Zij speelde al eens op het orgel in het toenmalige kursaal van Oostende, wanneer ze haar leraar mocht vervangen. Ook in Gent en Ninove zat ze aan het orgel, maar wellicht dus nooit in een kerk.

Sint-Cecilia, vaak aan het orgel.

Anonieme vrouwen

Toch moeten vrouwen ook in lang vervlogen tijden al aan het orgel gezeten hebben, meent Annelies. ‘Waarom wordt de heilige Cecilia, de patrones van de musici, anders zo vaak afgebeeld met een orgel? Vrouwen mochten van de muziek dan wel niet hun beroep maken, maar in het klooster konden ze wel volop musiceren. Daarom vermoed ik dat veel van de anonieme componisten eigenlijk vrouwen zijn. Uit die tijd is er zeer weinig werk van vrouwen terug te vinden, maar het zou weleens kunnen dat veel van die mooie madrigalen geschreven zijn door vrouwen. Of neem bijvoorbeeld het 16de-eeuwse My Lady Carey’s Dompe. A. Noniem was misschien wel een vrouw.’

Het Cavaillé-Coll-orgel van Pauline Viardot-García.

‘Vanaf het midden van de 19de eeuw begonnen orgels op te duiken in concertzalen,’ vertelt Annelies voorts, ‘maar ook toen speelden vrouwen er nog maar zelden op, simpelweg omdat de opleiding niet voor hen openstond. Vrouwen werden meer afgeleid naar zang en huiskamerinstrumenten zoals de piano. En als ze al orgel speelden, zal het vooral als uitvoerster geweest zijn, niet als componiste.’Iemand die mogelijk wel orgel speelde omdat ze er zelfs een bezat, was de Franse mezzosopraan Pauline Viardot-García. Ze was zo rijk dat ze een orgel van Cavaillé-Coll kon laten installeren bij haar thuis, in het operahuis dat ze had laten optrekken in haar tuin in Baden-Baden. Later verhuisde het gigantisch grote instrument naar haar woonst in Parijs, waar ze salon hield. Voor zover bekend heeft ze geen eigen composities voor het instrument nagelaten.

Nadia Boulanger

Hoeveel vrouwen hebben voor orgel gecomponeerd? Via het net maakte ik kennis met de Society of Women Organists (SWO), die sinds 2020 een toch wel behoorlijke lijst opstelde van componistes uit de hele wereld. Annelies is zeer benieuwd, want tot nog toe ging ze nog niet echt op zoek naar werk van vrouwen, precies omdat ze weet dat er zo weinig actief waren op het orgel. En van wat ze al wel gevonden heeft, is ze niet erg onder de indruk. De orgelwerken van de Franse componiste Mel Bonis (1858-1937) bijvoorbeeld, die nochtans bij de orgelvirtuoos César Franck studeerde – maar mogelijk niet voor compositie. 

‘Voor een concert in Zweden heb ik het verzameld orgelwerk van Elfrida Andrée (1841-1929) gekocht. Ook van dat werk ben ik niet overtuigd. Het heeft soms wel mooie inspiratie, maar het valt niet goed in de vingers. Mogelijk schoot ook voor haar de opleiding toch te kort.’ 

Elfrieda Andrée, Zwedens eerste beroepsorganiste, aan het orgel in de kathedraal van Göteborg.

Elfrida Andrée groeide op in een protestantse omgeving en had dus mogelijk iets minder last van de beperkingen die de katholieke kerk musicerende vrouwen oplegde. Hoewel. Om als beroepsorganiste aangesteld te kunnen worden, was een wetswijziging nodig. Toen voor de kathedraal van Göteborg een organist gezocht werd, haalde ze het van zeven mannelijke medekandidaten. Eerder was Andrée er na jaren van strijd ook al in geslaagd de eerste telegrafiste van Zweden te worden. (Zie Vrouw aan de piano, p. 266-267) 

Zeer enthousiast is Annelies wel over de orgelmuziek van Nadia Boulanger (1887-1979). Het gaat om enkele niet-religieuze werken die vlak voor de Eerste Wereldoorlog verschenen zijn in een verzameling van Abbé Joubert. (Veel van Nadia’s orgelcomposities zijn overigens pas enkele jaren geleden voor het eerst op cd gezet, vja.) Annelies verwijst ook naar Boulangers liedcyclus Les heures claires, voor sopraan met pianobegeleiding op tekst van Emile Verhaeren, waarvan enkele delen ook heel goed werken op orgel. Nog een Franse componiste die Annelies verder wil ontdekken, is Jeanne Demessieux (1921-1968). 

Geen kerkinstrument

Orgel associëren we nu in de eerste plaats met kerkmuziek. Toch ligt de oorsprong elders, leert Annelies me. Het zijn de oude Grieken die het orgel hebben uitgevonden als vérdragend instrument voor de arena. Ze noemden het een ‘hydraulos’: de luchtdruk werd geregeld door een pompsysteem met water. ‘Het was een draagbaar instrument dat later door de christenen werd overgenomen voor gebruik bij processies. Ook in circussen en op kermissen vond het zijn weg, omdat het zo’n luid instrument was. Het is dus lang geen kerkinstrument geweest. Het deed pas zijn intrede in de kerk voor de begeleiding van de Gregoriaanse gezangen.’

Een middeleeuws orgel met orgeltrapper (uit de ‘Rutland Psalter’, ca. 1260).

Door dat blaassysteem wordt het orgel bovendien niet gerekend tot de toetsinstrumenten. Tot ergens in de jaren 1880 moest je zelfs met tweeën zijn om er geluid uit te laten komen: iemand moest er lucht in blazen door de balgen te treden. ‘Op schilderijen kan je het instrument ook bij rijke mensen thuis aantreffen, waarbij de man de blaasbalgen dan bediende terwijl de vrouw speelde, of omgekeerd. In Duitsland vind je in kerken nog steeds historische orgels zonder elektromotor. Als je daar een kwartier lucht gepompt hebt, sta je echt in het zweet. En dat ook nog eens in een ijskoude kerk… Uit kerkrekeningen van Duitse parochies blijkt dat mensen tot het begin van de 20ste eeuw zelfs betaald werden voor die job. Het feit dat je met tweeën moest zijn, dat die tweede betaald moest worden, en dat je ervoor op verplaatsing moest, heeft vrouwen mogelijk ook tegengehouden om voor dat instrument te kiezen.’

En dan is er nog de kracht die je nodig hebt om met gekoppelde klavieren te spelen. ‘Ik heb in Alkmaar eens op een oud, groot orgel gespeeld, waarvan ik de toetsen gewoon niet ingedrukt kreeg. Nooit meegemaakt! Ach’, relativeert ze snel, ‘een beiaard is nog fysieker. En ik moet geen 400 trappen op, maar slechts 40.’

Size matters

Hoe dan ook moet je fysiek in topvorm zijn. Je moet je lage buik- en rugspieren trainen om goed te kunnen blijven zitten en te bewegen met je voeten, leert Annelies me. En dan blijkt het orgel op nog een andere manier niet altijd aangepast aan het vrouwenlichaam. Vaak is de bank te hoog waardoor je met je voeten niet aan het klavier kan. Een probleem waar ook kinderen (en kleine mannen) mee worstelen. Anderzijds, als de bank te laag is, moet je met opgetrokken knieën spelen en kan je moeilijker aan het hoogste klavier. ‘Ikzelf heb daar allemaal minder last van omdat ik vrij groot ben’, zegt Annelies. Maar voor haar leerlingen heeft ze blokjes klaarliggen om desgewenst de hoogte aan te passen.Al die perikelen die het orgelspelen voor vrouwen moeilijker maken, hebben de Society of Women Organists ertoe aangezet om onder het motto Size matters een Adjustable Bench Campaign op te zetten. ‘While cathedrals and churches usually have fully adjustable benches, many smaller churches (where women organists are more likely to be found) in the towns and villages of the UK have a bench of a fixed height, suitable for the average man but too high for the average woman.’

Dichter bij God

Van de diepgelovige Mel Bonis weten we dat het orgel haar favoriete instrument was omdat ze daarmee ‘het dichtst bij God kon komen’ (Vrouw aan de piano, p. 128). ‘Daar is iets van’, zegt Annelies, al bekijkt ze dat niet zozeer in de religieuze betekenis. ‘Je hebt heel je lichaam nodig, al je vingers en je voeten. Je vult ook een hele ruimte met je muziek. Hoog en droog kijk je boven alles uit, je hebt een prachtig zicht, zoals een vogel. De klank komt ook van heel hoog. En iedereen hoort ze. Je moet dus wel zeker zijn van je stuk. Je moet de wil hebben om iets te kunnen wat jij alleen kunt op een unieke plaats. Ja, het heeft wel iets van een spirituele ervaring.’

Het kerkelijke aspect was voor Annelies echter niet de reden waarom ze voor orgel koos. ‘Ik ben wel opgegroeid in een katholiekere wereld dan de meesten van mijn leeftijdsgenoten, met veel aandacht voor het spirituele, voor het hogere en voor kunst. Ik vond dat ook niet slecht. Kerken zijn prachtig, met alle kunstgeschiedenis die daar samenkomt. Een deel van de aantrekkingskracht ligt er voor mij ook in dat je op plaatsen komt waar je anders niet kan komen.’

‘Als men mij als kind vroeg wat ik wilde worden, antwoordde ik: lerares, missionaris of archeologe. Ik denk dat ik het als een soort ambassadrice van het orgel, nu alle drie ben.’

Emoties uiten

Het orgel blijkt nog een bijzondere uitwerking op haar te hebben gehad. ‘Ik was een introvert, hoogsensitief kind. Thuis gingen we niet naar het voetbal maar luisterden we naar klassieke muziek, we aten macrobiotisch, enzovoort. Ik was het dus wel gewoon om anders te zijn. En orgel was nóg specialer. Tegelijk was het voor mij een expressiemiddel. Ik heb als jong meisje een aantal dingen meegemaakt waardoor ik ben gaan zwijgen. Nochtans kon ik ook heel kwaad zijn, maar dat mocht ik niet. Wij moesten vooral luisteren. Orgel heeft mij als verlegen meisje naar buiten doen treden. Het is voor mij de sterkste manier geworden om mijn emoties te uiten.’

Toekomst verzekerd

De toekomst voor het orgel is ondanks de leegloop van de kerken verzekerd, meent Annelies. ‘Men gaat het orgel steeds meer als een echt instrument beschouwen en niet als kerkmuziekinstrument. Tegenwoordig wordt er trouwens meer concertmuziek voor gecomponeerd dan kerkmuziek. Een gelijkaardige trend zie je in de koormuziek. In de Royal Albert Hall in Londen is de jonge en zeer getalenteerde organiste Anna Lapwood actief,  die onder meer bewerkingen maakt van filmmuziek. Ze heeft er ontzettend veel succes mee.’

De recentste cd van de hippe Anna Lapwood.

Anna Lapwood was al te gast op de BBC Proms en treedt geregeld op met symfonische orkesten. Ze zette ook een Bachathon op, een 24 uur durende Bach-marathon. Bij de editie van 2018 speelden alleen maar vrouwelijke organistes. De organiste én dirigente gebruikt intussen de hashtag #playlikeagirl. In 2022 stelde ze Gregoriana samen, een bloemlezing met twaalf op gezangen gebaseerde orgelstukken van hedendaagse componistes, voor liturgische en concertuitvoeringen. Haar muziek is onder meer te beluisteren via haar website en op YouTube. Voor haar jongste cd, Midnight Sessions at the Royal Albert Hall, schreef ze een reeks transcripties van recente filmmuziek.

Interstellar

Over filmmuziek gesproken. Orgel blijkt tegenwoordig erg populair in sciencefictionfilms. Annelies noemt dat het Interstellar-effect, verwijzend naar de film van Christopher Nolan met muziek van Hans Zimmer. ‘Orgelklank werkt daar als verpersoonlijking van eenzaamheid, eindeloos grote ruimtes, iets wat je overstijgt. Het is wat beangstigend, maar toch ook troostend. Orgel zit in de meest uiteenlopende films, zoals bij een nogal gruwelijke shoot-out in The Godfather – wat ik wel minder fijn vind. Maar door dergelijke films komt het orgel wel even mee in de aandacht bij een publiek dat er anders niet mee in aanraking komt. En dat is altijd goed.’

Achtjarig meisje

Onder haar leerlingen telt Annelies, naast veel gepensioneerden, ook kinderen. ‘Eentje is een achtjarig meisje dat net als ik koos voor orgel omdat ze het een ontzettend mooi instrument vindt. Ik stel ook vast dat jongetjes – maar meisjes evengoed – enorm gefascineerd zijn door het orgel als een machine die ook nog eens zo’n ongelooflijke klank voortbrengt.’

Meisjes en vrouwen heeft ze nog niet extra aangemoedigd door ze kennis te laten maken met het werk van vrouwelijke componistes. ‘Maar ikzelf kan laten zien dat het mogelijk is om als vrouw orgel te spelen. En door jouw vragen is mijn nieuwsgierigheid naar de vrouwen die voor orgel gecomponeerd hebben, natuurlijk opnieuw aangewakkerd. Dank daarvoor!’



Vrouwen en mannen met een hoofd vol klanken

Notities Posted on 2 november 2024 12:14

Op initiatief van MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek] is zopas met ‘Hoofd vol klanken – Verhalen uit de wereld van de muziek’ een gedurfd boek verschenen. Een boek met portretten van mensen die een idee in hun hoofd op muziek durfden te zetten. Gedurfd in zijn opzet door de variatie aan teksten en tekenstijlen. Gedurfd omdat het zich richt tot kinderen én volwassenen. Gedurfd ten slotte omdat de helft van de zestien geportretteerden vrouwen zijn. Alleen al het feit dat dat in de verf mag en moet worden gezet, spreekt boekdelen. Maar misschien zijn de tijden toch aan het veranderen. ‘Hadden jullie moeite om genoeg mannen te vinden?’, vroeg een lezertje bij de boekvoorstelling...

Dit bijzondere boek is de vrucht van een samenwerking van (voornamelijk) vrouwen. Tijdens de coronaperiode – die voor veel creatievelingen achteraf bekeken toch zó vruchtbaar blijkt te zijn geweest – verzuchtte Rebecca Diependaele, hoofd van MATRIX, op een terrasje tegenover Annemarie Peeters dat ze droomde van een (jeugd)boek over muziek. Ze had immers een levendige herinnering aan de boeken van de gevierde jeugdschrijfster Gerda Van Cleemput over Mozart, Felix Mendelssohn en Clara Schumann die haar als kind hadden meegetrokken in de wereld van de muziek. Zouden ze dat niet kunnen overdoen met een boek over de zogenaamde ‘nieuwe muziek’? Annemarie – ‘schrijft, luistert, bedenkt en maakt muziek’ – was meteen gewonnen voor dat idee. Samen engageerden ze Emilie Lauwers, beeldend kunstenares die haar sporen al flink verdiende met de grafische vormgeving voor festivals als Lunalia en Musica Divina en nog meer muzikale en andere belevenissen.

Rijk en veelzijdig

De ‘brieven’ van Karel Goeyvaerts aan Karlheinz Stockhausen.

Hoofd vol klanken werd in de handen van deze vrouwen een veelgelaagd boek waarin verschillende disciplines samenkomen. Wat meteen opvalt, is dat de zestien hoofdstukken stuk voor stuk een andere vormgeving hebben. Logisch, vindt Emilie Lauwers, want ook de ‘personages’ zijn verschillend. Ze werden geboren in de 20ste eeuw, maar groeiden op in verschillende landen en werelddelen, culturen en omstandigheden. ‘Het tekstmateriaal dat Annemarie me bood, was zo rijk en veelzijdig, dat het raar zou hebben gevoeld om te kiezen voor één tekenstijl. De vorm van de teksten was heel inspirerend. Soms ging het om krantenartikels, dan weer om speelsere verhaaltjes die vroegen om een stripverhaal bijvoorbeeld.’

Kaija Saariaho, gefascineerd door het noorderlicht.

Annemarie Peeters: ‘Elk verhaal is zo anders omdat elke persoon zo anders is. In hun levensverhaal én in hun muziek. Elke componist roept een heel eigen wereld op. Nadat ik, met de hulp van de mensen van Matrix, veel research gedaan had, en veel naar de muziek geluisterd had, zag ik ook op welke manier ik over hen wilde vertellen. Bij de een gebeurde dat aan de hand van brieven (Karel Goeyvaerts), bij een ander met krantenknipsels (Louis Andriessen) of een verhaal in de je-vorm (Meredith Monk).’

Het verhaal van de Finse Kaija Saariaho, die zo gefascineerd was door het noorderlicht en er klanken bij hoorde, gaf Emilie Lauwers een zwarte achtergrond met twinkelende illustraties.

Fantaseren

Annemarie Peeters kroop soms zelf in het hoofd van de ‘personages’.

Soms volstond de research niet en moest Annemarie zelf in het hoofd van de componist/e kruipen, vertelde ze op de boekvoorstelling in Leuven. ‘Soms wilde ik van alles weten wat ik niet meer te weten kon komen. Waarom bijvoorbeeld wees Galina Oestvolskaja het huwelijksaanzoek van Dmitri Sjostakovitsj af en deed ze later zelfs denigrerend over haar leraar? Hun vele brieven zijn helaas verdwenen. Daarom heb ik de vrijheid genomen om te fantaseren. Niet alles wat in de verhalen staat is dus echt gebeurd. Maar dan geef ik dat ook aan in de documentaire pagina’s waarmee elk hoofdstuk wordt afgesloten.’

Tegelijk geven dergelijke al dan niet gefantaseerde verhalen je zin om te gaan googelen en verder lezen. Want, inderdaad, heeft Galina écht de brieven van Dmitri in de Neva gegooid? Het boek geeft alvast het gevoel dat je erg dicht bij de geportretteerden geraakt, zelfs als je ze voordien nog niet kende. Tekenend is dat ze met de voornaam beschreven en aangesproken worden. ‘We hebben dan ook het gevoel dat we ze al zo lang kennen. Ze zijn vrienden en vriendinnen geworden’, zei Emilie, die bij de boekvoorstelling al eens door Annemarie herinnerd moest worden aan de achternaam van een componist.

Elk hoofdstuk kreeg een eigen tekenstijl, aangepast aan de geportretteerde.

Proeflezertjes

Het boek is bedoeld ‘voor lezers van 9 tot 99 jaar’. ‘Dat de verhalen goed werken voor kinderen, konden we vastgestellen bij onze proeflezertjes uit de lagere school en de eerste graad van het middelbaar’, zegt Rebecca. ‘Sommige verhalen heb ik ook al voorgelezen aan mijn zoontje van zes jaar. Maar we hopen dat ook volwassenen ze allemaal graag zullen lezen.’

De maaksters hopen alleszins kinderen en jongeren mee te nemen in de wereld van de (nieuwe) muziek. Er valt ook veel te leren, meer dan alleen over muziek. En passant vernemen jeugdige lezers bijvoorbeeld meer over de oorlog in Vietnam (bij Pauline Oliveros), over de krakersbeweging (bij Louis Andriessen), over stilte, geluid en het boeddhisme (John Cage), Expo 58 (Edgar Varèse en Iannis Xenakis), Sabena (Karel Goeyvaerts), de BBC (Daphne Oram), de Holocaust (György Ligeti), Stalin (Galina Oestvolskaja), de apocalyps en stokoude schildpadden (Meredith Monk), de ziekte ALS (Johanna Magdalena Beyer) en nog veel meer. Moeilijke woorden worden niet uit de weg gegaan. Maar het is allemaal makkelijk te snappen. Overigens, hoeft een kind alles te begrijpen? Altijd blijft er wel iets hangen. En het gaat om geprikkeld worden en meer willen weten.

Wat is muziek?

Mark Applebaum, die een concerto voor bloemist en ensemble schreef.

De maaksters wilden ook opentrekken wie of wat een componist is. Dat hoeven alvast niet allemaal mozartiaanse wonderkinderen te zijn. Componisten kunnen oorlogsvluchtelingen zijn, of verlegen meisjes die gebuisd waren voor het toelatingsexamen op het conservatorium, mensen zoals u en ik met twijfels en onzekerheden. Of mensen die, zoals Mark Applebaum, zomaar wat spullen pakken en er een ‘instrument’ mee knutselen waar vreemdsoortige geluiden uit komen. Of die een ‘partituur’ schreef voor drie dirigenten die heftig met hun armen mogen zwaaien terwijl er geen noot te horen is. Want hij vindt (klassieke) muziek ’toch zo saai’… Wat is overigens ‘muziek’?

‘Ik hoop dat ons boek voor jonge mensen een aansporing is om te durven’, zegt Annemarie. ‘Want daarvoor heb ik tijdens het schrijven enorm bewondering gekregen: zelfs als ze niet wisten of het idee in hun hoofd zinnig was, of het zou werken of niet, en of ze het wel zouden kunnen, probeerden deze componisten het gewoon. Dat heeft me veel geleerd en daardoor durf ook ik nu dingen die ik vroeger niet durfde. Dus als je een idee in je hoofd hebt: gewoon doen!’

Helft vrouwen

Wellicht zijn ook voor veel volwassenen, voor wie nieuwe muziek toch nog altijd minder vertrouwd in de oren klinkt, nogal wat namen van geportretteerden nieuw. Rebecca: ‘Ook voor ons zijn er figuren bij die wij aanvankelijk niet zo goed kenden. We kozen bovendien niet voor de usual suspects, zoals een Pierre Boulez of een Karlheinz Stockhausen, die zichzelf voldoende op een piëdestal gehesen hebben. Al komt Stockhausen wel aan bod als vriend van Karel Goeyvaerts. Na een lange brainstorm, onder meer op basis van het handboek van Mark Delaere, Een kleine muziekgeschiedenis van hier en nu, kwamen we tot een longlist waarvan we uiteindelijk zestien namen over gehouden hebben.’

Opmerkelijk: van meet af aan stond het voor de maaksters vast dat de helft van de geportretteerden vrouwen moesten zijn, waarmee ze nog beter wilden doen dan de 40/60-verhouding in het boek van Delaere (overigens ook een initiatief van MATRIX).

Unsuk Chin, die een opera over Alice in Wonderland schreef.

‘Elke kunstenares stelt op een bepaald moment vast dat het in de lessen en cursussen over kunst, muziek of literatuurgeschiedenis bijna alleen maar over mannen gaat’, legt Annemarie uit voor de kinderen in de zaal. ‘Als vrouw kan je je dan beginnen af te vragen wat je daar zit te doen. Pas je wel in dat verhaal? Je kan beginnen te denken dat vrouwen toch minder goed zijn. Want zo dacht men er in het verleden over. Daarom schreef men niet over hen en programmeerde men ze ook niet. Gelukkig is dat aan het veranderen.’

De geschiedenis zwijgt

Uitermate illustratief in dat verband is het laatste hoofdstuk, gewijd aan Johanna Magdalena Beyer. Johanna wie? Wel ja, een componiste die volslagen vergeten was, gewoon omdat niemand in haar geïnteresseerd was. ‘Dus heeft ook niemand de moeite gedaan om dingen over hen op te schrijven’, luidt het in een soort verantwoording tot besluit van het boek. ‘En dus heeft wie vandaag toch iets over hen te weten wil komen een heel groot probleem: de geschiedenis zwijgt!’ Tot er dan toch enkele onderzoekers, veeleer bij toeval, getriggerd werden en vaststelden dat die Johanna een ‘top-mens’ was en haar muziek ‘zo ongelofelijk spannend’ is.

Op zoek naar Johanna Beyer.

‘Maar natuurlijk vinden wij de muziek van mannen ook goed en belangrijk’, voegde Annemie er met een knipoog aan toe op de boekvoorstelling. Bij die gelegenheid was het aan een leesjury van drie jonge kinderen om de vragen te stellen. Dat de tijden inderdaad misschien toch aan het veranderen zijn, bleek uit de verrassende vraag van Ilya: ‘Hadden jullie meteen evenveel mannen als vrouwen voor jullie boek of hadden jullie moeite om genoeg mannen te vinden?’… 

Sowieso stonden er nog veel meer vrouwen op het verlanglijstje, reageerde Annemarie, genoeg voor nog een volgend boek misschien. Het deed me denken aan de vaststelling van Annelies Van Parys toen ik haar interviewde: ‘Misschien wel twee derde van de leading composers zijn vandaag vrouwen.’

Gekleurde streepjes

Je hoeft het boek niet van kaft tot kaft te lezen. Je kan erin bladeren en grasduinen. De volgorde van de hoofdstukken is trouwens grotendeels willekeurig, een chronologie had weinig zin. ‘Toen alle teksten en illustraties klaar waren, hebben we alle bladen op de grond gelegd en gekozen hoe we ze wilden rangschikken’, legt Rebecca uit. 

Dat werkproces kreeg bovendien een weerslag op de cover van het boek. Daarop figureren rijen gekleurde streepjes, die blijken te staan voor het aantal bladzijden dat elk hoofdtuk telt en het kleurenpalet ervan. Emilie: ‘Zestien uiteenlopende personages in één beeld vatten vond ik niet evident. Maar op een bepaald moment kwamen we uit op een schetsboekje van Iannis Xenakis, een soort visuele partituur. Dat gaf mij als beeldend kunstenaar die in de wereld van de muziek trad, het idee om daarvan een eigen versie te maken, met streepjes en kleuren en potloodaantekeningen. Je kunt de cover dus beschouwen als de partituur van het boek.’

Luisteren

De ‘documentaire’ pagina’s over Pauline Oliveros.

Alleen over de plaats van het hoofdstuk met veel uitleg over elektronische muziek – dat halverwege kwam te staan – en over het eerste en het laatste hoofdstuk waren de maaksters het vrij snel eens, voegt Rebecca nog toe. In het eerste kruip je mee in het hoofd van de Amerikaanse componiste en accordeoniste Pauline Oliveros, die het begrip deep listening muntte. ‘Ook wij leggen de focus op luisteren’, benadrukt Annemarie tot slot. ‘Luisteren is zó belangrijk. Het zou mooi zijn, mochten we dat kunnen meegeven aan onze lezers.’ 

____________________

• Annemarie Peeters en Emilie Lauwers: Hoofd vol klanken – Verhalen uit de wereld van de muziek, Borgerhoff & Lamberigts, 224 p.
• Luisteren kan je uitgebreid via de luisterpagina op de website bij het boek.
• Deze recensie is ook verschenen bij Klassiek Centraal.



« VorigeVolgende »