Met welk werk kunnen we Fanny Mendelssohn dit jaar op haar geboortedag 14 november beter gedenken dan met een cantate die ze schreef voor de slachtoffers van een… epidemie? Het Oratorium nach Bildern der Bibel was een van de drie geestelijke koor-en-orkestwerken die ze componeerde in 1831, nauwelijks 26 jaar oud. Het was haar ‘muziek voor de doden van de cholera-epidemie’ die Berlijn toen in haar greep had.
19de-eeuwse componistes waren het meest bedreven in kleinschalige genres zoals het lied en pianowerk. Voor deze vrouwen lag het, vanuit financiële of praktische overwegingen, minder voor de hand zich te wagen aan zogenaamde ‘grote werken’. Maar sommigen hebben het wel degelijk gedaan. Om maar enkele voorbeelden te noemen: Clara Schumann schreef een pianoconcerto, Louise Farrenc heeft enkele symfonieën op haar naam staan en Fanny Mendelssohn een orkestouverture en koormuziek.
Haar drie cantates kwamen allemaal tot stand in de korte tijdspanne van één jaar, het jaar 1831, waarin ze ook de leiding op zich nam van de Sonntagsmusiken, kleinschalige concerten in het Gartenhaus van haar woning aan de Leipzigerstrasse 3 in Berlijn. De eerste cantate, Lobgesang, schreef ze voor de eerste verjaardag van haar zoon Sebastian. De tweede, Hiob, was een geschenk voor haar man Wilhelm Hensel bij hun huwelijksverjaardag.
Bij de derde, het Oratorium nacht Bildern der Bibel, geven twee alternatieve titels aan, aan wie ze ze opdroeg: Nach Aufhören der Cholera in Berlin en Musik für die Toten der Choleraepidemie 1831. Onder de overleden vrienden om wie ze treurde, bevond zich onder meer de filosoof Georg W. F. Hegel, als een van de laatste prominente slachtoffers overleden de dag voor haar verjaardag, en drie dagen voor ze het slotkoor afwerkte. De première vond plaats op de verjaardag van haar vader op 10 december. In haar dagboek schreef ze op nieuwjaarsdag 1832: ‘Terwijl zovele families treuren en pijn lijden, hebben we over het algemeen Kerstmis en Nieuwjaar toch met een blij hart kunnen beleven, we hebben veel overleefd, het verwachte slechte is niet gebeurd, en de meesten hebben reden om God van harte te danken. Zoals wij ook.’
Niet meer dan schetsen
Pas in 1984 (!) werd het Oratorium nacht Bildern der Bibel nog eens uitgevoerd, door Chor und Orchester der Kölner Kurrende o.l.v. Elke Mascha Blankenburg. Deze dirigente richtte in 1978 de Internationale Arbeitskreis Frau und Musik op, die als doel had werk van componistes naar boven te spitten en uit te voeren. Samen met o.m. componiste en pianiste Barbara Heller organiseerde ze in 1980 het eerste internationale Komponistinnen-Festival in Keulen en Bonn. Op het programma stond toen bijvoorbeeld de oudst bekende opera van een vrouw, La liberazione di Ruggiero van Francesca Caccini.
Het manuscript van Fanny’s Oratorium ontdekte ze in het Mendelssohn-Archiv in de Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz in Berlijn. Voor sommige passages ging het om niet meer dan schetsen. Nachtenlang werkte ze aan een transcriptie van de autograaf. ‘De stilte van de nacht bezorgde mij de hoogste concentratie’, vertelde ze later. ‘Het besef dat ik de eerste was die deze muziek na 153 jaar hoorde en voorbereidde voor de eerste uitvoering, bezorgde mij het trotse gevoel van de uniciteit.’ In 1986 voerde ze in Frankfurt met het Clara-Schumann-Orchester ook Fanny’s Ouvertüre in C-Dur uit. Ze stond mee in voor de publicatie van diverse werken van Fanny bij het Furore Verlag.
Felix bijzonder kritisch
Het oratorium, dat ongeveer 40 minuten duurt, is het grootst opgevatte werk van Fanny’s drie cantates. Ze trad er dus mee in de halve openbaarheid van de Sonntagsmusiken. Meer was voor haar als vrouw niet weggelegd. Dat hadden haar vader en haar broer haar genoegzaam duidelijk gemaakt. Componeren mocht voor haar louter een ‘versiersel’ zijn, nooit haar beroep. En hoezeer Felix haar ook prees om haar pianowerk, over haar keuze van de teksten voor haar cantates was hij bijzonder kritisch. De koormuziek in Lobgesang bijvoorbeeld vond hij niet origineel genoeg. ‘Dit klinkt dom, maar ik denk dat het de schuld is van de tekst, die nu eenmaal niets origineels uitdrukt; een enkel woord had misschien alles kunnen verbeteren. […] Tot daar mijn resumé, dat ik graag had gehad dat je behoedzamer was geweest bij de keuze van de tekst, omdat tenslotte niet alles wat in de bijbel staat en bij het thema past, muziek in zich heeft.’ In 1836 zou hij haar zonder meer het advies geven ‘lieber keine geistliche Musik mehr [zu] machen’.
Aanknopen met Bach en Händel
Felix vond de tekst misschien niet origineel genoeg, in onze oren klinkt waarschijnlijk ook de muziek niet erg verrassend. Te veel Bach of Händel? Zonder enige twijfel. Maar voor de Mendelssohns was daarbij aanknopen meer dan vanzelfsprekend. De herontdekking in 1829 door Felix van de Matthäus-Passion luidde in Duitsland een Bach-renaissance en een heropleving van geestelijke werken voor koor en orkest in. Ook de Toverfluit van Mozart is ergens te herkennen, en ook dat is volgens musicologen een doelbewust voortbouwen op bekende werken (‘topoi’).
Origineel of niet, dit werk verdient onze bewondering en herontdekking. Bedenk ook dat Fanny nauwelijks 26 jaar was toen ze het componeerde. We kunnen alleen maar betreuren dat ze niet meer aanmoediging gekregen heeft én de motivatie ontbeerde om een groter publiek te kunnen bereiken. Op Felix’ advies geen geestelijke muziek meer te componeren antwoordde ze trouwens dat ze er nochtans veel plezier aan had beleefd. Bovendien, zo antwoordde ze hem in 1836 in een brief, was ze ervan overtuigd dat ze het op dat moment beter zou kunnen. Ze had er zich zelfs al aan gezet om een en ander te herwerken, maar zijn verbod zat haar daarbij in de weg.
Voetnoot: Felix worstelde in die jaren ook met zijn cantates en psalmen. Nadat zijn zus zich kritisch had uitgelaten over enkele koraalcantates waarvoor hij probeerde een drukker te vinden, nam hij er uiteindelijk ook afstand van.
(*) Hans-Joachim Hinrichsen in Fanny Hensel, geb. Mendelssohn Barthold – Das Werk, 1997, p. 123 De eerste opname van het Oratorium nach Bildern der Bibel door Chor und Orchester der Kölner Kurrende o.l.v. Elke Mascha Blankenburg is uitgebracht bij CPO. Op YouTube is een integrale uitvoering door het Dortmund University Chamber Choir te beluisteren.
Hoe kunnen we het werk van vrouwelijke componistes objectief beoordelen als we het zelden of nooit te horen krijgen? Deze vraag der vragen werd al in 1959 opgeworpen door de Engelse componiste Kathleen Dale in haar herinneringen aan het leven en werk van haar collega en buurvrouw Ethel Smyth. Ooit zullen Smyths composities beoordeeld worden op hun intrinsieke kwaliteiten, oordeelde Dale, los van de achtergond waartegen ze ontstaan zijn. We hebben er nog decennia op moeten wachten, maar nu kan het eindelijk met The Prison (1930). Het Amerikaanse Experiential Orchestra heeft dit laatste grootschalige werk van de veelbesproken maar zelden goed beluisterde Dame Ethel Smyth voor het eerst op plaat gezet. En het ‘objectieve’ oordeel? Een werk dat je ráákt – zeker in deze duistere tijden waarin we allemaal een beetje in een gevangenis zitten.
Tot onze vreugde kunnen we vaststellen dat er steeds meer werk van vrouwelijke componistes wordt uitgevoerd en/of opgenomen. In mijn vorige notitie mocht ik nog juichen over de uitvoering, de eerste keer in meer dan anderhalve eeuw in ons land, van de derde symfonie van de Franse componiste Louise Farrenc (1804-1875) door Symfonieorkest Vlaanderen. Ook de Engelse Ethel Smyth (1858-1944) mag zich nu eindelijk verheugen in een gelijkaardig eerherstel. Want 90 jaar na de creatie van haar symfonie The Prison tekende het Experiential Orchestra and Chorus uit New York onder leiding van James Blachly voor de allereerste opname ervan.
Eindelijk kunnen we daarmee een oordeel vellen over haar compositorische kwaliteiten – althans over dit werk, want er blijft nog altijd veel van Smyths werk onuitgevoerd en onuitgegeven. Als de excentrieke Smyth al aandacht kreeg, ging die vooral naar haar levensstijl en haar literaire kwaliteiten.
Anekdote van de tandenborstel
Hoewel de opname van The Prison al dateert van februari 2019, is ze niet toevallig afgelopen zomer uitgebracht. Op 26 augustus was het exact 100 jaar geleden dat het 19de amendement bij de grondwet van de Verenigde Staten werd aangenomen. Daarmee verwierven vrouwen na een felle strijd stemrecht. Het Experiential Orchestra beschouwt zijn opname daarom ook als een eerbetoon aan Ethel Smyth als een van de voorvechtsters van dit grondrecht.
Al deed zij dat in Engeland, waar het vrouwenstemrecht een jaar eerder al was toegekend (voor vrouwen ouder dan 30). Smyth was er, samen met de militante Women’s Social and Political Union onder aanvoering van Emmeline Pankhurst, mee voor op de barricades geklommen. In 1912 werd ze zelfs veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden (waarvan ze effectief drie weken in de cel zat), nadat ze bij een staatssecretaris een steen door het venster had gegooid. Stenen gooien was maar een van de actiemiddelen van de suffragettes. Ze schrokken er ook niet voor terug om huizen, kerken en historische gebouwen in brand te steken, kunstwerken te vernielen en brievenbussen op te blazen. Weloverwogen ‘politieke misdrijven’, oordeelde de componiste in een brief aan haar zus, ‘om aandacht te vragen voor het feit dat ik grieven heb’. De gearresteerde vrouwen gingen er in de Holloway-gevangenis ook voor in hongerstaking, uit ‘protest tegen hun illegale behandeling als misdadigers’.
In die tijd componeerde Ethel Smyth The March of the Women, waaraan de meest geciteerde anekdote van de tandenborstel verbonden is. Toen dirigent Thomas Beecham haar in de gevangenis ging bezoeken, zag hij op de binnenplaats van de vrouwengevangenis ‘het nobele gezelschap martelaressen marcheren, hun strijdlied krachtig zingend terwijl de componiste vanuit een hoger gelegen venster hun haar goedkeuring toestuurt en in een bijna bacchantische razernij de maat slaat met een tandenborstel’.
Deze anekdote is maar een van de vele over een vrouw die in levensbeschrijvingen bedacht wordt met adjectieven zoals rebels, koppig, extravagant, origineel, controversieel, onvermoeibaar, zelfverzekerd, onoverwinnelijk, legendarisch, uniek, onvervangbaar. En dan was er ook nog haar markante verschijning met oude mannenhoed, een lange zware tweedjas en een das of een strik.
Verslag van een worsteling om te ontsnappen
Tot daar enige achtergrond over de componiste, verhalen die we niet willen verdoezelen. Ze zijn niet alleen om van te smullen, maar zeker ook wel politiek en sociaal relevant. We kunnen ons samen met Kathleen Dale (*) ook afvragen wat de betekenis van haar werk is zónder die achtergrond. Haar productie ‘wint ontzettend aan belang wanneer ze bekeken wordt als de verdienste van een vrouw die, geconfronteerd met een harde oppositie, aan muziekstudies begon toen vrouwen nog erkenning moesten krijgen als creatieve musici’. Tussen haakjes: met haar opera Der Wald was ze in 1903 de eerste vrouw die werk uitgevoerd kreeg in The Metropolitan in New York. Het zou tot 2016 (!) duren voor ze daarin navolging kreeg (L’amour de loin van de Finse componiste Kaija Saariaho).
Zelf oordeelde Smyth in 1928 dat ‘de exacte waarde van mijn muziek waarschijnlijk pas bekend zal zijn als er niets meer over is van de schrijfster dan geslachtloze stippen en lijnen op gelinieerd papier’. Hoe dan ook zijn er niet veel componisten die vanuit eigen ervaring konden schrijven over een gevangenis. Toch strookt het levendige beeld dat we van Dame Smyth hebben, niet met de ingetogenheid, ja zwaarte van haar laatste grootschalige werk. Misschien had het te maken met haar leeftijd. Ze was 72 toen ze The Prison componeerde. Of met haar toenemende doofheid, waarmee ze al jaren worstelde en waardoor ze zich steeds meer toelegde op het schrijven van haar memoires (tien boekdelen). Niet lang na The Prison stopte ze helemaal met componeren. In een notitie over dit werk beschreef ze het als ‘a record of a struggle to escape from the bonds of self’. Op de een of andere manier wilde ze ontsnappen.
The prisoner, onschuldig maar in eenzame opsluiting lijdend aan innerlijke kwellingen, discussieert met zijn soul over het naderende einde en hoe zich daarop voor te bereiden. Hij streeft ernaar ‘door contemplatie en ethisch gedrag het zelf los te maken van het ego en de opgesloten geest, lichaam en ziel te bevrijden van de ketenen van verlangen, om zo spirituele bevrijding te bereiken’, zoals het in het cd-boekje wat hoogdravend luidt. Boven aan de partituur citeerde de componiste de laatste woorden van de Griekse filosoof Plotinus: ‘Ik streef ernaar om datgene wat in ons goddelijk is, los te laten en het samen te voegen met het universeel goddelijke.’
Klanken die mooi samenhoren
Voor haar libretto keerde Ethel Smyth terug naar Henry Bennet (‘HB’) Brewster, haar meest intieme vriend met wie ze tussen 1884 en zijn dood in 1908 meer dan duizend brieven uitwisselde en die haar ook bijstond bij de libretto’s van haar eerste drie opera’s. Vlak voor de première van The Prison, die ze in 1931 in Edinburgh ondanks haar vergevorderde doofheid zelf dirigeerde, stond ze in voor een nieuwe uitgave van zijn hele tekst The Prison: A Dialogue (1891). Bij Brewster gaat het om een filosofisch gesprek onder vier vrienden over een pas ontdekte tekst die verondersteld wordt geschreven te zijn door een gevangene aan de vooravond van zijn executie. Smyth schrapte de commentaren en beperkte zich tot een dialoog tussen twee solisten (in de uitvoering van het Experiential Orchestra bas-bariton Dashon Burton en sopraan Sarah Brailey), geflankeerd door het koor en het orkest.
The Prison is Smyths enige symfonie, maar ze gaf zelf aan dat ze ‘symfonie’ hier niet gebruikte als orkestraal genre, maar in de Griekse betekenis van ‘klanken die mooi samenhoren’. Eigenlijk heeft het werk, dat een uur duurt, meer weg van een cantate of oratorium. En al had ze graag nog een (zesde) opera geschreven, het was niet haar bedoeling het te ensceneren. In haar manuscript voegde ze weliswaar schetsen van een gevangeniscel en een kapel toe, maar uit eerdere teleurstellende ervaringen wist ze dat ze geen poging meer moest ondernemen om het idee verkocht te krijgen aan een theater.
Vol symboliek
The Prison betekende voor Ethel Smyth zowel een samenvatting van haar carrière (en leven) als een afscheid. Smyth wist dat de complete doofheid onafwendbaar was. De levenslange strijdster leek nu ook te berusten. Ze verzoende zich zelfs met de dood, niet het minst die van haar creatieve maatje, HB Brewster, onder wiens dood aan leverkanker ze erg geleden had.
Het werk, dat uit twee delen bestaat (Close on Freedom en The Deliverance), zit vol symboliek. In het eerste deel ontwaar je onder meer vogelgezang in een pastoraal fragment. Smyth verwerkte er ook fragmenten uit vroeger werk in, zoals haar strijkkwartet in mi klein en haar majestueuze Mass in D. Het koraal Schwing dich auf zu deinem Gott, dat ze componeerde in Florence toen ze HB voor het eerst ontmoette, doet dienst als interludium tussen de twee delen. Voorts zitten er wat referenties in aan oude Griekse melodieën die ze moet hebben opgetekend bij een bezoek aan het museum van Smyrna. Op het einde van het werk is zowaar The Last Post duidelijk herkenbaar. Een militair embleem als reminiscentie aan haar kindertijd als dochter van een generaal-majoor die opgroeide naast een legerbasis? Of een in memoriam voor haar betreurde HB? Met hem deelde ze alvast dit devies uit het libretto:
While you’re alive, shine! Never let your mood decline. Life exists only a short while And time demands its toll.
Dit is de tekst van het Griekse Seikiloslied, het oudste overgeleverde voorbeeld van een volledige compositie, inclusief de muzieknotatie. Een zekere Seikilos liet het als grafschrift voor zijn vrouw in steen beitelen.
Koude rillingen
Ethel Smyth hartsvriendin Virginia Woolf was niet zo enthousiast over The Prison. Ze vond het ‘too literary – too stressed – too didactic for my taste’. Afgaande op negatieve (vaak ook wel misogyne) recensies uit haar tijd had ook dirigent James Blachly lage verwachtingen toen hij gevraagd werd The Prison uit te voeren. Dat hij haar niet echt kende, zou wel betekenen dat ze niet zo goed was, redeneerde hij. Zoals zovelen beschouwde hij haar als niet meer dan een wat curieuze historische figuur, een van die zeldzame ‘vrouwen die componeerden’.
Maar bij de allereerste repetitie voelde hij koude rillingen over zijn rug lopen, getuigde hij in The New York Times. De eerste donkere sonore klanken gingen door merg en been. Het was alsof een geest uit een fles werd gelaten: de ruimte leek zich te vullen met muziek die vastgezeten had en eindelijk losgelaten werd op de wereld. Op dat moment realiseerde de dirigent zich naar eigen zeggen dat hij te maken had met een meesterwerk van een componiste op haar hoogtepunt, schreef hij elders in een toelichting. Dit is ‘geen compositie die alleen maar onze nieuwsgierigheid verdient’. Het is een ‘uitzonderlijk muziekstuk van een grote componiste aan het einde van een opmerkelijke carrière, in volledige controle over het orkest en alle krachten, die een stuk creëerde dat zowel haar carrière samenvat als baanbrekend is’.
Kenners horen in The Prison Mahler, Brahms en Beethoven (diens Fidelio was Smyths favoriete opera). De dirigent ontkent ook niet dat het begin iets Wagneriaans heeft. Die invloeden zijn allemaal niet zo vreemd, wetende dat Smyth haar opleiding genoten heeft in Leipzig en daardoor ook veel meer als een Duitse componiste beschouwd mag worden. Maar, benadrukt Blachly, naarmate hij het werk instudeerde – hij moest vertrekken van een handgeschreven partituur en werkte drie jaar lang mee aan de eerste druk – en dirigeerde, werd het hem steeds meer duidelijk dat ze een unieke muzikale stem heeft. Je zou haar een slechte dienst bewijzen, oordeelt hij, als je haar zou beschrijven in termen van andere componisten. Nu de opname er is, vraagt hij: luister gewoon. Laat haar muziek recht tot jou spreken en word er verliefd op, op haar eigen voorwaarden, niet alleen om wie Ethel Smyth was. ‘Ik kan nu zeggen dat haar muziek vandaag nodig is, met haar eigen verdiensten, omdat ze zoveel met elkaar verbindt: zoveel componisten met wie ze contact had, evenals dirigenten die haar verdedigden.’
James Blachly is ervan overtuigd: ‘De wereld is eindelijk klaar voor haar muziek.’ Ik hoop het met hem.
(*) Kathleen Dale schreef een appendix bij de eerste biografie over Ethel Smyth door Christopher St. John (1959). • Meer over Ethel Smyth in het hoofdstuk Dirigeren met een tandenborstel (p. 205-234) in Vrouw aan de piano en op www.ethelsmyth.org. • The Prison is uitgebracht bij Chandos. De integrale opname is samen met de partituur ook te volgen op YouTube.De cd – en dus eigenlijk ook Ethel Smyth – won in 2021 een Grammy Award in de categorie ‘Best Classical Solo Vocal Album’.
Op deze blog hou ik notities bij over wat me bezighoudt als amateurpianiste, als vrouw aan de piano. Deze notities bouwen voort op mijn boek Vrouw aan de piano, dat verschenen is bij Uitgeverij Vrijdag/Pelckmans.