Blog Image

blog

The Keynote

Notities Posted on 18 december 2017 00:07

Een van de – vele – leuke dingen bij het uitbrengen van een boek is nadenken over de cover. Van meet af aan stond het voor me vast dat ik geen stilistisch vormgegeven beeld wilde, een tekening van pianotoetsen bijvoorbeeld. Gezien de focus van mijn boek ligt op componistes en pianistes van de negentiende en twintigste eeuw, leek een schilderij uit die tijd me meer te passen. Op de Facebook-pagina van de Nederlandse Christa Zaat had ik er al ettelijke mooie zien passeren. Maar een echt geschikte prent – aantrekkelijk van kleur, bruikbaar als achtergrond bij een titel – zat er in het bijna 150 beelden tellende online album van deze Nederlandse ‘virtual curator of female artists in history’ niet bij.

Op een regenachtige zomeravond begon ik dus te surfen op het web. De zoektermen vrouw+piano of woman+piano leverden vooral foto’s op. Van vrouwen aan de piano, maar ook op de piano, de ene al schaarser gekleed dan de andere. Zeker, er waren best hoogst aantrekkelijke beelden bij, maar niet wat ik zocht.

Snel voegde ik de zoekterm painting toe. Ik denk dat het uiteindelijk via Pinterest was dat ik mijn pianospelende dame vond. Het was geen coup de foudre, maar hoe langer ik nu naar haar kijk, hoe verrukkelijker ik haar vind.

Ze is geschilderd in 1915 door William Merritt Chase, een Amerikaanse impressionist, en bevindt zich in de collectie van Tate in Londen. Het olieverfschilderij (506 x 405 mm) behoort tot de ‘Michael and Valerie Chase Collection’, die in 1994 geschonken is aan het museum, maar het wordt er niet tentoongesteld.

Blauw

De titel van het werk luidt The Keynote. Die ene pianotoets trekt dan ook de aandacht. Maar net zozeer blijft je blik hangen aan haar sierlijke houding, haar smalle taille en slanke hals, het opgestoken, ravenzwarte kapsel, het speciale blauw, de bloemetjes op het behangpapier. Intrigerend in de compositie, als je nog wat aandachtiger kijkt, is die linkerhand op de pianostoel. Speelt ze die ene noot met haar rechter middelvinger heel zachtjes, of net met een zware aanslag? Moet ze zichzelf daarom tegenhouden? Valt ze anders om?

En dan het instrument. Te laag voor een buffetpiano. Zou het niet veeleer een vleugel zijn? Maar zo dicht tegen de muur?

Net zoals ik voor mijn boek al lezend en surfend het laatste detail hoopte te weten te komen over de componistes over wie ik schreef, ben ik ook op zoek gegaan naar deze pianospelende vrouw. Merkwaardig genoeg is dit schilderij niet te vinden in The Complete Works op de website gewijd aan William Merritt Chase. Nergens vond ik haar naam. Wie ze is, heb ik dus niet met zekerheid kunnen achterhalen.

Over haar schepper kan ik wel meer vertellen. William Merritt Chase (1849-1916) werd geboren als zoon van een schoenmaker in de staat Indiana, maar studeerde vanaf zijn twintigste aan de National Academy of Design in New York. Met een beurs maakte hij vervolgens een studiereis naar Europa, waar hij bijzonder onder de indruk raakte van de oude meesters, zoals Peter Paul Rubens en Frans Hals. De Belgische portret- en genreschilder Alfred Stevens, die hij in Parijs leerde kennen, gaf hem echter de goede raad zijn schilderijen niet te laten lijken op werken van de oude meesters. Chase hield ook van het werk van Jean-Baptiste Corot en de schilders van de Haagse School. Onder invloed van Édouard Manet schoof hij op naar het impressionisme. Uiteindelijk was zijn stijl vrij eclectisch. Hij liet meer dan 2.000 werken na.

Rond de eeuwwisseling was Chase in de Verenigde Staten een van de meest gewaardeerde leraars van zijn tijd. In 1896 opende hij in New York de Chase School of Art, die vrij snel omgedoopt werd tot de New York School of Art. Hij promootte het schilderen in plein air en gaf zijn studenten vaak les in openlucht.

Behalve landschappen en parken (vaak Brooklyn en Central Park) schilderde hij veel portretten van zijn leerlingen, maar ook van modieuze dames en andere rijkelui. Googelend stuitte ik op een boeiende lezing op YouTube over kleding in Chases schilderijen. De man bleek een bijzonder goed oog te hebben voor stoffen en mode.

In 1887 huwde hij Alice Bremond Gerson (1866-1927), de dochter van de directeur van een lithografisch bedrijf. Het echtpaar woonde eerst in Brooklyn en later in Manhattan. Ze kregen acht kinderen – net zoveel als Clara en Robert Schumann een halve eeuw voor hen.

Zwart haar

Intussen ben ik er vrijwel zeker van dat de pianospelende vrouw die zo gracieus the keynote beroert, Williams echtgenote is. In ieder geval had ook Alice Gerson, afgaande op andere portretten die hij van haar geschilderd heeft, zwart haar. Wat niet gezegd kan worden van ene Mrs. Meigs, die hij in 1883 eveneens portretteerde at the Piano Organ.

Ikzelf ben die pianospelende vrouw in ieder geval niet, hoewel mijn 93-jarige moeder dat – zonder leesbril – even dacht toen ik haar in het rusthuis op mijn smartphone de cover van mijn boek-in-wording toonde. Jammer (smile).


Hierbij als smaakmakertjes nog wat schilderijen die de selectie voor de cover van mijn boek níét doorstaan hebben.

Van links naar rechts, van boven naar onder:

* Alfred Stevens: ‘Eva Gonzalès au piano’ (1879).
* Vilhelm Hammershøi: ‘Interieur met vrouw in het zwart’ (1901).
* William Merrit Chase: ‘Mrs Meigs at the Piano Organ’ (1883).
* James Ensor: ‘Russische muziek’ (1882).
* William Worcester Churchill: ‘Girl Playing Piano’ (1918).
* Luis Jiménez y Aranda: ‘A Quiet Afternoon’ (s.d).
* Vilhelm Hammershøi: ‘Interieur met vrouw aan de piano – Strandgade 30’ (1901).



Wat voorafging

Notities Posted on 10 december 2017 19:41

Speel jij nog?

Het was een vraag die ik nog wel eens kreeg: speel jij nog? Wie de vraag stelde, wist dat ik in mijn jonge jaren piano had gestudeerd aan de gemeentelijke muziekacademie van Wilrijk. Dat ik volhard had, ook toen ik naar de universiteit ging. In die tijd reageerde ik nog ietwat koppig: als je al zover gevorderd bent in je muziekopleiding, dan stop je toch niet meer? Met die doorzettingskracht was ik inderdaad in de – wat toen nog heette – ‘uitmuntende graad’ geraakt en behaalde ik mijn diploma, met een niet onaardig resultaat.

Daarmee zaten mijn pianolessen aan de academie erop. Gelukkig moedigde de directeur mij wel aan me nog in te schrijven voor het vak kamermuziek. Dat hield me nog enkele jaren aan de piano, zelfs toen ik al aan het werk was, eerst als stadsreporter bij Het Nieuwsblad, vervolgens als Wetstraat-redactrice bij De Standaard. Toen ik ook in de kamermuziek een diploma behaald had, viel de deur van de muziekacademie echter definitief achter me dicht. Ik stond op straat. Of althans, ik werd teruggegooid naar mijn eigen woonkamer: trek nu maar je plan, je kunt wel alleen voort.

Vanaf dan begon ik om de zoveel tijd de vraag te krijgen: speel je nog?

Af en toe herhaalde ik de stukken die ik voor mijn examens gespeeld had: het Italiaans concerto van Bach, een nocturne van Fauré, een pianosonate van Haydn,… Het was niet meer zo perfect als het geweest was, maar alla. Betreurenswaardiger vond ik het dat er niets nieuws meer bij kwam. Ik haalde nog wel eens nieuwe partituren in huis, van de preludes en fuga’s van Dmitri Sjostakovitsj bijvoorbeeld, wanneer ik na cd-beluistering enthousiast geloofde dat ik die ook zonder hulp van een leerkracht in de vingers kon krijgen. Viel dat even tegen. Niet alleen miste ik op tijd en stond deskundige aanwijzingen, de uitdaging was ook weg. Het doel, zo men wil. Dat hoefde niet eens een concert te zijn. De wekelijkse les bij de juf die in stilte keurde of je wel goed geoefend had, kon ook aanzetten tot discipline en doorzetting.

Op een dag liep ik in mijn buurt een pianolerares tegen het lijf die ik nog kende van de muziekacademie. Frieda was bereid me privéles te geven. Bij haar leerde ik de mooiste stukken, in een ongedwongen sfeer, met af en toe een huisconcertje. Tot ze naar de Ardennen verhuisde en ik weer alleen achterbleef met mijn piano.

Vijftig

Speel je nog? Daar was de vraag weer. ‘Zo’n beetje, niet echt’, stamelde ik dan wat schuldbewust. Intussen zat ik op de eindredactie van De Tijd en had ik – in principe – elke ochtend vrij. Maar telkens wanneer zich een verloren moment aankondigde, bleek er altijd weer iets dringenders te doen. En als het er dan toch eens van kwam, was de frustratie groot. Clair de Lune, die nocturnes van Chopin of die sonates van Haydn en Beethoven die ik met Frieda ingestudeerd had: ze hadden wel wat meer onderhoud nodig. Of die nieuwe stukken, de partituren van vrouwelijke componistes die ik begon te verzamelen: ook daar was wel wat meer doorzetting en dus meer tijd voor vereist. Maar vooral ook een sturende hand.

Toen ik met snelle schreden richting vijftig opschoof, vond ik dat het tijd was voor actie. Ik besloot me opnieuw in te schrijven aan de muziekacademie, waar toch nog een poortje voor me open bleek te staan: ik kon bij Piet Stryckers aan MA’GO in Antwerpen nog muziektheorie volgen, zeg maar een initiatie in de compositieleer. Eindelijk zou ik weer geregeld aan de piano moeten gaan zitten om oefeningen voor te bereiden. En als ik er dan toch zat, kon ik meteen weer echte partituren doorploegen, zo maakte ik me sterk.

Alleen, die compositieoefeningen slorpten ontzettend veel tijd op. Van echt pianospelen kwam andermaal niet veel in huis.

Een boek

Het ongenoegen bleef knagen. In de lente van 2014 gaf ik op Facebook lucht aan mijn frustratie. … heeft op haar vrije dag en zolang de katten van huis waren enkele uren aan de piano doorgebracht en beseft eens te meer dat ze dat veel vaker wil doen maar ach er zijn toch altijd dringender dingen te doen en vrijblijvend spelen vergt zoveel discipline maar ach wat zijn die eenvoudige driestemmige inventies van Bach die ze als kind gespeeld heeft toch ingenieus en hemels en die moeilijke nocturnes van Chopin wil ze ook opnieuw in de vingers krijgen en die Debussy en Fauré en Haydn maar Fanny en Clara hebben ook zulke mooie muziek geschreven en en en maar ach driewerf ach waarom moest ze weer rugpijn krijgen?

Een zeventigjarige Facebook-vriendin herkende wat ik schreef: het plezier, de rugpijn en de frustratie. Een andere vriend, een collega-docent van me aan de journalistenopleiding, vroeg of ik het verhaal kende van Alan Rusbridger. Googelend leerde ik dat de hoofdredacteur van The Guardian over de jaren 2010 en 2011 een soort dagboek gepubliceerd had van een uitermate hectisch jaar. Een jaar waarin zijn krant scheep ging met Julian Assange en WikiLeaks en waarin ze onthulde dat journalisten van News of the World de voicemail gehackt hadden van het verdwenen en vermoorde meisje Milly Dowler en van talloze beroemdheden en politici. Maar vooral was het ook de periode, van zo’n anderhalf jaar, waarin de eindvijftiger zich tot doel gesteld had de Ballade nr. 1 van Chopin, een werk dat ook onder professionele pianisten beschouwd wordt als een van de meest uitdagende uit de pianoliteratuur, in de vingers te krijgen. Nog dezelfde dag bestelde ik online Rusbridgers boek, Play It Again.

Rusbridgers boodschap was me meteen duidelijk: je bent nooit te oud om weer met pianospelen te beginnen. Integendeel, voor uitstel is er – zeker voor vijftigplussers – geen tijd meer. Wachten met de goede voornemens tot de pensioengerechtigde leeftijd is onverantwoord.

Daarin kon ik niet anders dan hem overschot van gelijk geven. Enkele weken voor ik me verdiept had in Play It Agian, had ik immers een op zijn minst tot nadenken stemmende diagnose gekregen: artrose in mijn nek. Dat bleek de oorzaak van de uitstralende pijn tot in de vingers van mijn rechterhand en wellicht ook deels een verklaring voor mijn rugpijn. Gelukkig had ik er niet aanhoudend last van, en konden kine, een betere stoel en andere hulpmiddeltjes nog min of meer verlichting brengen.

Maar ik dacht ook aan mijn vader, die als prille vijftiger artrose in zijn duimen gekregen had. Voor hem was het verdict veel harder. Hij kon geen huistaken meer verbeteren of op het bord schrijven, waardoor hij zijn baan van onderwijzer eraan had moeten geven. Ook voor de doe-het-zelver in hem braken harde tijden aan. De laatste jaren van zijn leven kwam hij zijn zetel bijna niet meer uit. Hij overleed onverwacht op 62-jarige leeftijd. En al had dat vroegtijdige overlijden wellicht met andere dingen te maken dan met die artrose, het daagde me plots dat ik als bijna vijftigjarige ook niet al te kwistig meer mocht zijn met mijn tijd.

Eén voorwaarde

Een van de laatste lessen van het schooljaar gaf ik bij Piet in de muziekacademie opnieuw lucht aan mijn frustratie: dat ik na drie jaar bij hem les gevolgd te hebben wel al veel meer inzicht had gekregen in de vernuftigheid van partituren, maar ze daarom nog niet vaker uitgevoerd kreeg. Kon hij me geen goede privé-pianoleerkracht tippen die me – af en toe – bij kon staan? Maar, o wonder, samen kwamen we tot de vaststelling dat er misschien toch nog een manier was om me, ondanks mijn vroegere opleiding, aan de muziekacademie opnieuw in te schrijven voor pianolessen. Uiteraard zou ik dan wel vasthangen aan lessen op weekbasis. Zo hoorde het ook, oordeelde mijn leraar muziektheorie, voor wie muziekbeoefening uiteraard regelmaat en volle inzet vereiste.

Inwendig kreunde ik. Ik had misschien niet genoeg tijd meer in lengte van jaren, maar hoe zat het met de tijd die me dag aan dag gegund was? Had ik dan al niet mijn handen vol met mijn nagenoeg voltijdse job en mijn twee dochters – ook al droeg mijn man zowat het hele huishouden op zijn schouders en naderden mijn dochters de leeftijd van de zelfstandigheid?

Maar ik waagde het erop. Ik had maar één ‘voorwaarde’ toen ik me aanmeldde bij Axelle Kennes, mijn nieuwe pianolerares, voor het eerst iemand die jonger was dan ik. Ik wilde alleen maar werk van vrouwelijke componistes spelen, ter compensatie van het eenzijdig mannelijke repertoire dat ik vroeger gespeeld had. Axelle maakte geen bezwaar, al kende ze zelf maar weinig werk van vrouwen. Clara Schumann en Fanny Mendelssohn natuurlijk. Maar verder? Ik verzekerde haar dat er nog veel meer waren, ooit naar waarde geschat, maar later om vaak wraakroepende redenen weggedeemsterd. We stonden aan het begin van een boeiende ontdekkingsreis.

Nog een boek

Alan Rusbridger bracht me niet alleen weer aan het spelen, hij wakkerde met zijn boek ook mijn goesting aan om zélf weer in de pen te kruipen. De laatste twintig jaar van mijn journalistieke loopbaan las ik als eindredactrice bij De Standaard en vervolgens bij De Tijd na wat ánderen schreven. Het werd tijd dat ik weer mijn eigen verhalen ging delen.

En wat kwam daar in eerste instantie, naar het inspirerende voorbeeld van Rusbridger, beter voor in aanmerking dan míjn verslag van een jaar? Het jaar waarin ik vijftig werd, het jaar waarin ik eindelijk weer aan de piano ging zitten, maar vooral het jaar waarin ik op zoek ging naar vergeten componerende en pianospelende vrouwen die tegen alle tegenkantingen in hun droom najoegen en alleen al daarom weer dringend voor het voetlicht mochten treden? In februari 2015, de maand waarin ik vijftig werd, begon ik aan Het jaar van de piano.

Een nieuw instrument

Mijn vijftigste verjaardag was ook het begin van een jaar waarin ik banden smeedde met een nieuw instrument. Een boek schrijven doe je achter de computer of met de laptop op de trein of in bed. In stilte. Niemand heeft er last van. Niemand hoeft zelfs te weten wat je aan het doen bent. In relatieve afzondering een landschap schilderen, zoals mijn man doet? Ook dat valt nog te regelen. Zelfs met een viool of een fagot is het niet onmogelijk jezelf op te sluiten en veertig keer dezelfde maat te oefenen zonder ook maar iemand te storen.

Nee dan, die piano! Dat logge meubelstuk dat steeds op dezelfde plaats staat, doorgaans in een centrale ruimte waar alle huisgenoten passeren, decibels producerend die de buren tot twee huizen ver kunnen horen en waar ook toevallige passanten in de straat oorgetuige van zijn. Even tussendoor stiekem een toonladder aframmelen om de vingervlugheid op te drijven? Ik geneer me ervoor. En mijn thuiswerkende wederhelft apprecieert het – begrijpelijkerwijs – niet.

Toen ik vijftig werd, nam ik daarom een onontkoombare beslissing: de aankoop van een degelijk nieuw instrument mét hoofdtelefoon. Zoals anderen om een midlifecrisis te bezweren een motor of een nieuwe auto kopen, schonk ik bij Piano’s Maene mezelf – daarin bijgestaan door liefhebbende sponsors – een nieuw instrument. Het was nu of nooit. En daarmee was het nieuwe avontuur helemaal aangebroken. Een hernieuwde kennismaking met een oude vertrouwde maar toch ook onbekende metgezel.

Een burn-out

Niet veel later in dat vijftigste levensjaar dook wel nog een spelbreker op. Burn-out. Zelfs piano spelen was plots te vermoeiend. Toch ben ik er niet meer mee opgehouden. Hoeveel moeite het me ook kostte, ik bleef naar de les gaan en begon zelfs aan nieuwe stukken.

Wel heb ik de drastische beslissing genomen na bijna dertig jaar de krantenjournalistiek vaarwel te zeggen. Inmiddels kan ik mijn maatschappelijk engagement kwijt bij Ringland, de burgerbeweging die het idee van de overkapping van de Antwerpse ring uitwerkte, een inspirerende oplossing voor de mobiliteit- en leefbaarheidsproblemen in mijn stad.

Van job veranderen, maar vooral weer volop piano spelen, op een nieuw instrument en in het gezelschap van zoveel muzikaal gepassioneerde maar ten onrechte vergeten vrouwen: dat alles werd mijn jaar van de piano. Het werd een verhaal waarmee ik hoop velen te inspireren, zowel wie ooit al een instrument speelde en er al dan niet noodgedwongen mee ophield, als wie het misschien voelt kriebelen maar er nog niet toe gekomen is. Het is nooit te laat om je passie te volgen.

Speel jij nog?

Jazeker!

Het relaas van mijn bijzonder ‘jaar aan de piano’ is te lezen in Vrouw aan de piano,
dat in februari 2018 verschijnt bij Uitgeverij Vrijdag. Op mijn website bied ik nu al achtergrondinformatie.



« Vorige