Leipzig doet het weer! In 2019 vierde de stad al uitgebreid de 200ste geboortedag van Clara Schumann – wat een boost gegeven heeft aan de aandacht voor vrouwelijke componistes in het algemeen. Nu bundelen zomaar even zes musea de krachten voor het themajaar ‘Stark! Weibliche Lebenswelten in den Leipziger Musikmuseen’. Zo besteedt het Bach-Museum op een boeiende manier aandacht aan niet minder dan 33 vrouwen uit de entourage van de grootmeester van de barok.
Meer dan 200 jaar lang bepaalde de wijdvertakte familie Bach het muziekleven in Midden-Duitsland. Maar in de muziekgeschiedenis waren het uitsluitend de mannen die een plaats toebedeeld kregen. De kleine maar boeiende thematentoonstelling in het Bach-Museum focust nu voor het eerst op de vrouwen. Voortbouwend op een studie van muziekwetenschapster Maria Hübner geeft het museum in de schaduw van de Thomaskirche in Leipzig niet minder dan 33 vrouwen een stem: Johan Sebastians (stief)moeder, zijn twee echtgenotes, (schoon)zussen, (schoon)dochters, kleindochters enzovoort. Ze worden ingedeeld in vier categorieën: familiemanagers, zangeressen, zakenvrouwen en leden van de woongemeenschap aan Neukirchhof in Leipzig. In dat pand nam Anna Magdalena met een wisselende schare Bach-vrouwen haar intrek toen ze na de dood van haar man hun woonst in de Thomasschule moest verlaten.
Vertellingen
Dat ‘stem geven’ mag je letterlijk nemen. Via koptelefoons vertellen de vrouwen kort over hun leven (in het Duits en het Engels). Het zijn fictieve vertellingen, op basis van het beperkte bronnenmateriaal. Dat hun leven zo spaarzaam gedocumenteerd is, heeft ermee te maken dat ze geen eigen rechtspersoonlijkheid hadden. Ze verschenen slechts in betrekking tot mannelijke familieleden. Vaak is er niet meer voorhanden dan doop-, huwelijks- en overlijdensuittreksels om hun leven te reconstrueren.
Maar hoe beperkt en fictief ook, de formule werkt en we krijgen toch een beeld van deze vrouwen en de tijd waarin ze leefden. Zo horen we Elisabeth Bach (geboren Lämmerhirt, 1644-1694), de moeder van Johann Sebastian (1685-1750), zich ergeren dat in haar doodsbericht niet eens haar eigen naam vermeld werd, enkel ‘Johann Ambrosii Baachen Haußfraw’.
Nog pijnlijker was het voor Anna Magdalena Bach (1701-1760), Johann Sebastians tweede echtgenote. In zijn in memoriam omschreef Carl Philipp Emanuel (1714-1788) zijn stiefmoeder louter als de dochter van een hoftrompettist, terwijl zijzelf vóór haar huwelijk een hooggekwalificeerde en veelgevraagde zangeres was aan het hof van Köthen. Toen het koppel verhuisde naar Leipzig, betekende dat het einde van haar carrière. Leipzig had geen hof, en in de kerken was het vrouwen niet toegestaan solo te zingen. Toch bleef Anna Magdalena, net zoals haar (stief)dochters, muzikaal actief.
Dat blijkt onder meer uit een bewaard gebleven citaat van Bach waarin hij de muzikaliteit van zijn gezinsleden aanprees. Ze zouden een vocaal en instrumentaal concert kunnen geven, schreef hij aan een vriend, ‘vooral omdat mijn huidige vrouw een zuivere sopraan zingt en mijn oudste dochter ook niet slecht presteert’. Die dochter was Catharina Dorothea (1708-1774) uit zijn eerste huwelijk. Zij vertelt ons hoe ze ervan droomde professioneel zangeres te worden, maar na de dood van haar moeder Maria Barbara (ook een geboren Bach, 1684-1720) onmisbaar was in het drukke huishouden met de vele kinderen die nog zouden volgen.
Ook voor Johann Sebastians zus Maria Salome Wiegand (geboren Bach, 1677-1727) was alleen een huwelijk en een huishouden weggelegd. Haar hartenkreet, die meteen in het oog springt wanneer je de tentoonstellingsruimte betreedt, raakt je dan ook: ‘Mijn broer Johann Sebastian kent iedereen, maar wie kent mij?’ Niemand weet of ze ook hoogbegaafd was, en of ze misschien jaloers was op haar broers die wél musici mochten worden, hoor je haar zuchten in de koptelefoon.
Notenbüchlein en Kunst der Fuge
Anna Magdalena is een van de weinige vrouwelijke Bach-vrouwen, wellicht zelfs de enige, die enige bekendheid geniet. Dat komt natuurlijk door het Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach, relatief eenvoudige maar charmante pianowerkjes die haar man voor haar bundelde en waarmee ze haar kinderen onderrichtte aan de piano én die nog steeds graag gespeeld worden door beginnende pianistjes. Mogelijk staan in dat Büchlein ook composities van Anna Magdalena zelf, want het is niet uitgesloten dat ook zij componeerde.
In die context was ik heel benieuwd of de tentoonstelling zou ingaan op de theorie van de musicus Martin Jarvis, maar het verbaasde me ook niet er geen letter over te vernemen. Jarvis was ten tijde van zijn onderzoek immers al persona non grata in het Bach-Archiv. Op basis van forensisch onderzoek kwam hij bijna 20 jaar geleden tot de conclusie dat onder meer enkele van de befaamde cellosuites van Bach aan Anna Magdalena kunnen worden toegeschreven. Hoewel de theorie fel omstreden was en andere academici hoopten dat ze snel vergeten zou zijn, schonk ik er toch aandacht aan in Vrouw aan de piano (p. 105-116) – ik leg daar ook uit waarom. Maar ik meende ook wel te moeten concluderen dat we ‘nooit met zekerheid zullen weten wat de compositorische kwaliteiten van Anna Magdalena waren’.
Waar men het in Leipzig echter wel over eens is, is dat ze haar man hielp als kopiiste en bij andere organisatorische aangelegenheden. Voorts zorgde ze ervoor dat onder meer Die Kunst der Fuge uitgegeven werd. De drukvoorbereidingen waren al begonnen vóór Johann Sebastians dood, maar voor de weduwe betekende de verspreiding van zijn muziek ook welgekomen inkomsten. Overigens verluchtte ze het manuscript met tekeningen van bloemen. Ze was een groot liefhebster van bloemen én van zangvogels.
Erfenis
Nog een Bach-vrouw die de erfenis van de componerende telgen veiliggesteld heeft, is de sopraan Cecilia Bach (geboren Grassi, †1791). Vóór haar huwelijk op 40-jarige leeftijd met Johann Christian Bach (1735-1782) vierde ze successen in Venetië en Londen. Na zijn dood zorgde ze ervoor dat de partituur van zijn opera Amadis de Gaule, die in Parijs in première was gegaan, werd uitgegeven. Ze schreef er ook een voorwoord bij, dat evenwel bij een herdruk geschrapt bleek, mogelijk omdat het te kritisch was en/of ongepast voor een vrouw…
Ook kleindochter Anna Carolina Philippina Bach (1747-1804) zorgde voor de verspreiding van de muziek van een Bach, in haar geval haar vader Carl Philipp Emanuel.
Kloosters en hoven
Een andere kleindochter, Anna Philippina Friederica Colson (geboren Bach, 1755-1804), dochter van Johann Christoph Friedrich (1732-1795), genoot een muzikale opleiding, maar cembalo speelde ze enkel in privékring. Anders dan haar broer kwam zij niet in aanmerking voor een aanstelling.
Toch mogen we niet zeggen dat vrouwen nooit een carrière wisten uit te bouwen, wordt in de catalogus terecht opgemerkt. In vrouwenkloosters of aan een koninklijk hof konden vrouwen in die tijd wel volop musiceren. Ze speelden daar zelfs niet alleen tokkelinstrumenten, maar ook blaas- en strijkinstrumenten en zelfs orgel. Denk bijvoorbeeld aan Élisabeth-Claude Jacquet de la Guerre (1665-1729) en Barbara Strozzi (1619-1677). Of denk aan het Ospedale della Pietà in Venetië, waar Antonio Vivaldi actief was. Niet minder dan 31 vioolconcerti componeerde hij voor zijn leerlinge Anna Maria dal Violin (1696-1782). Alleen… zijn die vrouwen dus stelselmatig weggeschreven uit de muziekgeschiedenis.
Van de 33 Bach-vrouwen zijn er ook nauwelijks of geen portretten bewaard – een olieverfschilderij van Anna Magdalena door Antonio Cristofori is sinds 1790 verdwenen. Toch is de tentoonstelling rijkelijk geïllustreerd. Daar zorgen ook de portretten van Europese componistes en muzikantes uit het privéarchief van Ton Koopman voor, een annex bij de Bach-tentoonstelling. Ze geven een veelzijdige indruk van de al te vaak onderbelichte maar onmiskenbare en onmisbare bijdrage van vrouwen in de muziekwereld.
De onbekende schoonheid
Nog zo’n vrouw wier rol nu pas naar waarde geschat wordt, is Cécile Jeanrenaud (1817-1853). Hoewel het onduidelijk blijft of zijzelf muzikaal actief was – ze zou vrij bescheiden geweest over haar muzikaal talent – ze was wel een onmisbare steun voor de man aan haar zijde: de componist, sterdirigent en pianovirtuoos Felix Mendelssohn Bartholdy, die in een brief aan een vriend bekende dat hij ‘zo ontzettend verliefd’ op haar was. In biografieën over Mendelssohn komen we over zijn echtgenote, die vijf kinderen op de wereld zette, doorgaans weinig te weten. Tenzij dan dat ze bekend zou gestaan hebben om haar schoonheid. Maar het Mendelssohn-Haus – dat al enkele jaren ook Felix’ zus Fanny op een mooie manier eert – probeert verder te kijken en ziet genoeg redenen om ‘die unbekannte Schöne’ ook eens in de bloemetjes te zetten.
Die bloemetjes krijgen we ook echt te zien, want Cécile Jeanrenaud blijkt een groot tekentalent te hebben gehad, zo blijkt uit haar talrijke aquarellen van bloemen. Jammer overigens dat er maar één exemplaar gemaakt is van de bundel en dat de reproducties, op eentje na, niet te koop zijn. Eén muur van de kleine tentoonstellingsruimte wordt in beslag genomen door een reproductie van een werk waaraan Felix en Cécile sámen gewerkt hebben.
Livia Frege
Na Felix’ dood verzorgde Cécile onder meer de uitgave van een bundel liederen die hij opdroeg aan de zangeres Livia Frege.
Die Livia Frege (1818-1891) krijgt nu ook permanente aandacht in een (digitale) tentoonstelling in het Stadtgeschichtliche Museum in het Alte Rathaus. Bij haar debuut op 14-jarige leeftijd als zangeres in het Gewandhaus bejubelde het Leipziger Tageblatt dit ‘jonge talent van onze stad’ dat ‘ons de mooiste verwachtingen schenkt’. Nog als ongehuwde Livia Gerhardt zong ze ook in de door Clara Schumann opgerichte Musikalische Akademie. Ze trouwde met Woldemar Frege, telg uit een rijke koopmansfamilie waaraan het Fregehaus in het stadscentrum nog steeds herinnert.
Normaal gezien betekende een huwelijk voor muzikale vrouwen het einde van hun professionele carrière, maar Livia Frege bleef zingen, weliswaar niet meer in de opera, maar met liederen en oratoria. Ze zou in hun villa ook een muzikaal salon openen.
Tot slot bieden het Schumann-Haus, de Grieg-Begegnungsstätte en het Musikinstrumentenmuseum dit jaar nog thematische rondleidingen en workshops. Leipzig is sowieso een heerlijk stad voor melomanen. Een Notenspur leidt je van de ene memorabele plaats naar de andere. Vaut le détour – Den Umweg wert!
_________
- Raadpleeg hier het volledige programma van Stark. Weibliche Lebenswelten in den Leipziger Musikmuseen.
- Die Stimmen der Frauen als der Bach-Familie, tot 10 november 2024 in het Bach-Museum. Alle vertellingen zijn opgenomen in de catalogus. Uitgebreidere portretten van de 33 Bach-vrouwen zijn te vinden in het boek van Maria Hübner, Frauen der Bach-Familie (Kampard, 2021, 288 p.).
- Die unbekannte Schöne – Cécile Mendelssohn Bartholdy, tot 9 februari 2025 in het Mendelssohn-Haus.
- Lees meer over muzikaal Leipzig in de blog Met Clara in feestend Leipzig.
- Deze blog verschijnt ook bij Klassiek Centraal.