Blog Image

blog

Naar mägisch Lapland met Ester Mägi

Notities Posted on 31 mei 2019 00:05

Onze zomervakantie krijgt stilaan vorm. Dirk en ik trekken in juli naar Lapland. Fins, Zweeds en Noors Lapland, met als ultieme bestemming de Noordkaap. Maar eigenlijk vertoef ik al bijna een jaar in Lapse sferen, meer bepaald aan mijn piano. Sinds de vorige zomervakantie neemt Ester Mägi me geregeld mee naar het hoge Noorden met haar Lappländische Weisen. Over deze Estse componiste wil ik het in deze blog dan ook graag hebben, ook al omdat ik dit werk zondag speel op een leerlingenconcert van de Helistudio in de Theatergarage.

Wie de eerste was die me op het spoor gebracht heeft van de – laten we eerlijk zijn – hier totaal onbekende Ester Mägi, weet ik niet meer zo goed. Was het Heli Jakobson, mijn van geboorte Estse pianolerares? Of was het Jan Brokken, met zijn schitterende boek Baltische zielen, dat ons vorig jaar door Estland-Letland-Litouwen gegidst heeft?

Brokken vernoemt Ester Mägi zeer kort in zijn hoofdstuk over de intussen wél erg bekende en bejubelde Arvo Pärt, waarbij ook hij toegeeft dat hij nog nooit van haar gehoord had. Hij verhaalt over een kerstconcert dat hij bijwoont in de muziekschool van Rakvere, het stadje waar Arvo Pärt opgroeide. Het is een mooi concert met liederen van Brahms en Mahler, schrijft hij,

(…) maar ik veer pas op als de taal Ests wordt en ik het onstuimige, soms gesproken en dan weer gezongen Kolm setu muinasjutulaulu van Ester Mägi hoor.
‘Een jonge componist’, vraag ik [directrice, vj] Rita Mets na afloop.
‘Niet zo jong meer.’
Haar pretoogjes doen me vermoeden dat ik een blunder bega. Later op de avond hoor ik dat Ester Mägi in 1922 geboren is, nog leeft en over enkele weken [in 2010] haar achtentachtigste verjaardag hoopt te vieren. Ze heeft magistrale koorwerken op haar naam staan, zo wordt me door verschillende muziekleraren verzekerd, en sfeervolle miniaturen voor piano die geïnspireerd zijn door Laplandse melodieën.

Gesloten wegens schoolvakantie

Die sfeervolle miniaturen, dat zijn dus inderdaad die Lappländische Weisen die nu op mijn piano staan. Ik tikte de partituur vorige zomer eerder toevallig op de kop in de muziekwinkel van de Estse hoofdstad Tallinn, waar Jan Brokken me naartoe geleid had. Met een flinke omweg weliswaar, want de ‘ouderwetse winkel bij de stadspoort aan de Nunne’ waar hij over schrijft, bleek intussen verhuisd naar de benedenverdieping van de Estse Academie voor Muziek en Theater (Eesti Muusika- ja Teatriakadeemia, het voegere conservatorium), een eind weg van het toeristische stadscentrum. Daar aangekomen stelden we bovendien vast dat de zaak gesloten was wegens schoolvakantie. Maar de deur stond op een kier en de eigenaar, misschien onder de indruk van mijn beteuterde gezicht, liet ons binnen.

Niet wetende wat ik precies zocht, bladerde ik snel door de bakken bladmuziek voor piano. Op een spiekbriefje had ik drie namen genoteerd: Arvo Pärt, zijn leraar Heino Eller en Ester Mägi. Van alle drie vond ik een partituur waarvan ik hoopte dat ik er iets mee kon. En o ja, Dmitri Sjostakovitsj kon ik uiteraard ook niet laten liggen. Later stelde ik trouwens vast dat Ester Mägi aan het conservatorium van Moskou gestudeerd had bij Vissarion Sjebalin, een leerling van Sjostakovitsj. Een mooi samenhangend kwartet dus. Via Messenger verzekerde Heli Jakobson me dat ik een heel goeie keuze gemaakt had.

In de schaduw

Wie is de op 10 januari 1922 geboren Ester Mägi? Schaars is de informatie die ik terugvind over deze ‘eerste Estse componiste’. In The Norton Grove Dictionary of Women Composers, hét naslagwerk van vrouwelijke componistes, krijgt ze geen aandacht. Toch is ze in Estland wel degelijk een grote naam, verzekert Heli me. Al is ze ook daar altijd in de schaduw gebleven van Arvo Pärt (1935) en Erkki-Sven Tüür (1959), twee gangmakers van de hedendaagse Estse klassieke muziek. Omdat ze vrouw is?

Ester Mägi studeert aanvankelijk piano, maar vanaf 1946 legt ze zich aan het conservatorium van Tallinn toe op compositie. Haar leraar is Mart Saar (1882-1963), stichter van de nationale school voor Estse muziek. In zijn spoor trekt Ester Mägi het land in om zijn verzameling Estse volksliederen aan te vullen. Vermoedelijk krijgt ze daarbij steun van de Sovjet-autoriteiten. Die vinden het belangrijk dat de bevolking haar culturele achtergrond in ere houdt – althans voor zover dat hun eigen belangen niet schaadt.

In 1951 zet ze haar studies voort aan het conservatorium van Moskou. Haar leraar Vissarion Sjebalin voelt zich eveneens aangetrokken tot de volksmuziek. De overheidsinstanties vinden haar composities, met name die voor koor, echter te complex (‘formalistisch’) om goedgekeurd te worden. De cantate Kalevipoja teekond Soome (Kalevipoegs reis naar Finland) waar ze in 1954 mee afstudeert, gaat pas in 1961 in Estland in première, onder leiding van dirigent Neeme Järvi.

Dertig jaar lang, tot 1984, doceert ze muziektheorie aan het conservatorium van Tallinn. Ze valt herhaaldelijk in de prijzen en in 1999 krijgt ze een eredoctoraat van de Estse Academie voor Muziek.

Zingende revolutie

Ester Mägi heeft composities voor diverse bezettingen op haar naam staan: een vioolconcerto (1958), een (erg Sjostakoviaans klinkende) symfonie (1968), Bukoolika of Bucolische fantasie voor orkest (1983), een concerto voor orgel en cembalo (1980), twee strijkkwartetten (1964 en 1965), het bijwijlen melancholische en liefelijke Cantus voor cello en gitaar (1987), een saxofoonkwartet (1994) en nog veel meer kamermuziek. Voor piano componeert ze onder meer een sonate (1949), een trio (1950) en een concerto (1953). Erg geliefd voor dit instrument is volgens Heli, naast de Lappländische Weisen (1987), ook Vana Kannel of Alten Kannel (1985). Een kannel is een traditioneel getokkeld snaarinstrument uit de citerfamilie. Hierin komt eens te meer tot uiting hoezeer ze inspiratie zoekt in de folklore.

Volksmelodieën liggen ook vaak aan de basis van haar liederen en koorwerken. En ook daar heeft ze er veel van. Niet zo verwonderlijk in een land met een enorme koortraditie. Tekenend daarvoor is hoe de Esten nog voor de val van de Muur al zingend hun onafhankelijkheid hebben afgedwongen. Het hoogtepunt van de ‘Zingende revolutie’ was de 600 km lange mensenketting van Tallinn over de Letse hoofdstad Riga tot Vilnius in Litouwen, waaraan op 23 augustus 1989 zo’n 2 miljoen mensen deelnamen.

Juoigos, joiud, joik?

Met de Lappländische Weisen für Klavier verlaten we de Baltische staten en trekken we nog veel noordelijker. Samen met Heli Jakobson heb ik het afgelopen jaar dit voor klassiek geschoolde musici toch wat mysterieuze werk proberen te doorgronden. En dat begon met … het ontcijferen van de titel, waar ik aan mijn computer enige tijd zoet mee was. In de Duitse uitgave van de partituur staan er niet minder dan drie:
Lappländische Weisen für Klavier
Lappische Juoigos-Melodien
Lapimaa joiud

Lapimaa is Ests voor Lapland – dat is duidelijk. Heli bevestigde dat joiud een soort volksliederen zijn. Wanneer ik meer probeerde te weten te komen, gaf Google echter niet thuis. De anders alwetende zoekmachine en haar broertje Google Translate blijken jouid niet te kennen, net zo min als Juoigios uit de tweede Duitstalige titel. Tijdens de pianoles bij Heli had ik gelukkig ook het enkelvoud genoteerd: joik. De Engelstalige titel luidt overigens:
Lapland Joiks

Daarover wisten Wikipedia en een academische studie over de Sámi Joik – Music and Imagination in Arctic Norway me te vertellen dat joik een van de oudste muziekvormen in Europa is. Het is de traditionele muziek van de Sami, die ook een plaats had in hun religie. Wellicht is dat de reden waarom ze door de christenen verboden werd. In de jaren 1950 was het zingen van de joik ook op de scholen in Noorwegen verboden.

Vandaag wordt joik weer gebruikt in Samische kerkdiensten, al blijft er toch nog discussie over. Zo boog een parochieraad in Kautokeino (een plaatsje in Noord-Noordwegen dat op onze reisplanning staat) zich anno 2014 nog over de vraag of ze de muziek wel konden toelaten in de kerk.

Joik blijkt voorts een werkwoord te zijn. Tot slot: ‘Een joik gaat over de essentie van hetgeen dat of degene die bezongen wordt. Een joik wordt niet óver iets of iemand gezongen, maar een joik wordt naar iemand of iets toe gezongen.’

Vergeet wat je geleerd hebt

Ik heb niet kunnen achterhalen of Ester Mägi ooit in Lapland geweest is. Haar joiks dateren van 1987, vóór de val van de Muur dus. En in hoeverre de Lapse volksliederen in Esters joiks ook echt herkenbaar zijn voor de Sami, kan ik uiteraard al helemaal niet beoordelen. Overigens gaat de componiste volgens het boekje bij de cd Ester Mägi – Ein musikalisches Porträt doorgaans op een vrije manier om met haar bronnenmateriaal. Ze wil het karakter en het wezen van de volksmelodieën bewaren, maar doet dat op een heel persoonlijke manier. Ze toont vooral ‘de warmte en de breekbaarheid’ ervan. Haar werken getuigen volgens de auteur soms van een nostalgie naar de cultuur van de voorvaderen, maar ze voorkomt dat het pathetisch wordt.

In ieder geval heb ik even mijn weg moeten zoeken toen ik via YouTube het werk de eerste keer beluisterde. De partituur bleek niet onoverkomelijk moeilijk, maar de taal was me toch wat vreemd. Heli bleek een uitstekende gids in deze magische-Mägische muziekwereld.

‘Vergeet wat je geleerd hebt in de klassieke muziek’, was een van de eerste adviezen die ze me gaf. In het eerste deeltje moest ze me erop wijzen dat het geen maatstrepen telt. ‘Dit is geen Mozart of Beethoven, begin dus niet te helder en concreet. Laat het meer Scandinavisch zijn: mist, eenzaamheid, regendruppels. Wandel met het stuk, van rustteken tot rustteken. Je ademhaling leidt je vanzelf naar het juiste tempo.’

Over het tweede en het derde deel zei ze me dat ik vooral niet mooi moest willen spelen. ‘Het moet karakter hebben. Speel de fortes met volle overtuiging. Creëer klank-blokken, met lange pedalen die de klank nog verlengen. En zorg voor diepe contrasten, in trappen. Hou van de sprongen die je moet maken, leef ernaartoe. Vergeet Czerny en ga voor klank. Denk aan Prokofiev en Bartók. Of zelfs The Elephant Man: lelijk, maar op het einde vind je de lelijkheid mooi.’

Niet dat deel twee en drie echt ‘lelijk’ zouden zijn, integendeel zelfs. Maar misschien wel hard, luid en scherp. Dat wordt dan weer helemaal goed gemaakt door de diepe warmte van deel zes, dat ook refereert aan het begin. Deel vier en vijf sla ik voorlopig over, en zeven en acht laat ik ook nog voor wat ze zijn.


Eén, twee, drie en zes vormen intussen voor mij een mooi geheel waarin ik me steeds meer thuis voel. Ik droom weg naar eenzame maar groene landschappen, waar je de wind hoort fluiten, de lucht zwanger is van regen, maar toch ook de zon steevast door de wolken breekt. En waar plots een kudde rendieren opduikt of een eland op de weg staat. Of wie weet: een beer.

Nog een flinke maand en we zijn in Sami-land.


Achtergrondinfo

  • Lapland Joiks is terug te vinden op de verzamel-cd Estnische Klaviermusik (Eres, 1994), gespeeld door Peep Lassmann, destijds ook de eerste uitvoerder van het werk.
  • Het zesde deel van Lapland Joiks staat ook op de cd bij het boek Baltische zielen van Jan Brokken (Atlas Contact, 2017), in een uitvoering van Marcel Worms. Ook te beluisteren via YouTube.
  • Een bloemlezing van werk van Ester Mägi biedt de cd Ester Mägi – Ein musikalisches Porträt (Antes, 1998) bij het Estonian Music Information Center.
  • Het leerlingenconcert van de Helistudio, waarop ik vier delen van de Lappländische Weisen speel, vindt plaats op zondag 2 juni om 19 uur in de Theatergarage, Bouwhandelstraat 72 in Borgerhout.



Heli, of een Ests verhaal van liefde voor de piano

Notities Posted on 13 maart 2019 00:41

Sinds enige maanden volg ik, naast de muziekacademie, ook les bij een privéleerkracht. Bij wie anders kan je beter een werk van een Estse componiste instuderen dan bij een Estse pianiste? Over die componiste, Ester Mägi, later meer. Eerst laat ik Heli Jakobson aan het woord, opgegroeid en opgeleid in Estland, en via de Griegakademiet in Noorwegen in Antwerpen beland. Vol passie getuigt ze van haar liefde voor de piano. Een liefde die ze wil delen met haar leerlingen in haar eigen Helistudio in Borgerhout, waar de tijd anders loopt dan daarbuiten. ‘Muziek is tijd, muziek is vrijheid, muziek maakt je een beter mens.’

© Triin Tamm

Waarom wil je piano spelen? Wat is jouw pianoverhaal? Wat is jouw droom? Het zijn vragen die Heli Jakobson haar pianoleerlingen aan het begin van het schooljaar graag stelt. ‘Soms krijg ik als antwoord: snel en virtuoos kunnen spelen. Dat is nooit mijn doel geweest. Als ik naar de Koningin Elisabethwedstrijd kijk, dan kan ik me erover verbazen tot wat een mens in staat is. Maar niet de wedstrijden die je wint of het aantal uren dat je oefent, zijn voor mij belangrijk. Liefde voor muziek is iets heel anders. Met muziek ontwikkel je je als mens. Je doet het niet om de beste te zijn, maar om een goed mens te zijn. Ik geloof echt dat muziek je een mens beter maakt.’

‘Als pianoleerkracht wil ik doorgeven dat muziek een plaats is waar je rust vindt. Wanneer je speelt, verloopt de tijd helemaal anders dan om je heen. Je wil je vrij voelen met je instrument. Ik was zo blij toen een jonge leerling van me, Rocco, precies dat antwoordde op mijn vraag waarom hij piano wilde spelen: ‘Muziek is vrijheid’, zei hij. Wat heb ik jou nog te leren, vroeg ik me af.’

Strenge sovjet-traditie
Met haar achtergrond zou je nochtans een ander idee van musiceren kunnen verwachten. Als Estse, geboren in 1978, vóór de val van de Muur dus, werd Heli opgeleid in de strenge sovjet-traditie. ‘Het leerplan aan de muziekacademie verschilde niet zo veel van dat in Vlaanderen, maar er lag wel meer nadruk op techniek. In de Russische pianomethode werd – en wordt – veel aandacht besteed aan toonladders, waaraan zelfs aparte lessen en examen worden besteed.’

Al vrij jong nam Heli deel aan wedstrijden. Verplicht, geenszins uit vrije wil. ‘Toen ik als klein meisje ooit een nummertje moest trekken voor de volgorde in een wedstrijd, stond ik alleen al daardoor letterlijk in het zweet. Ik kon die druk niet aan, het was een hel. Mijn moeder, die huisdokter was, heeft me toen zelfs een kalmeerpil gegeven. Een roze, ik herinner me het nog goed. Dan vraag je je toch af of wedstrijden de juiste weg zijn. Je kweekt er wel virtuoze pianokids mee, maar wat doet het met hen als mens? Voor sommige leerlingen kan een wedstrijd een traumatisch ervaring zijn.’

‘Ikzelf speelde piano uit liefde voor de muziek, niet om een wedstrijd te winnen. Jaar na jaar heb ik in Estland ervaren dat ik buiten de pianoles veel minder goed presteerde. Ik had podiumangst, die ik pas tijdens mijn studiejaren in Noorwegen heb leren te overwinnen.’

Geobsedeerd door klanken
Na de kunsthumaniora in de muziekschool Heino Eller in Tartu, de tweede grootste stad van Estland, verhuisde ze voor zes jaar naar Bergen, waar ze les ging volgen aan de Griegakademiet. Ze noemt het nu haar belangrijkste jaren. ‘Ik volgde samen met een Noors en een Litouws meisje les bij de Tsjech Jiří Hlinka (1944). Het niveau was superhoog. Hij brak je eerst af, om je dan te kunnen opbouwen. Na mijn eerste concert met orkest, dat eigenlijk heel goed ging, reageerde hij: ‘Denk je nu echt dat je piano kunt spelen?’’

‘Bovendien oordeelde Hlinka dat vrouwen niet zomaar de ambitie moesten hebben om piano te willen spelen. Meisjes kunnen dan wel heel goede studentes zijn, het zijn toch de jongens die carrière maken. Misschien maakte hij voor mij een uitzondering omdat ik uit de harde Sovjet-traditie kwam. Daardoor was ik in zijn ogen hard genoeg.’

‘Hoe dan ook heeft Jiří Hlinka mij veel doen bereiken. Hij heeft mij bewust gemaakt van mijn grote pluspunten, niet alleen van mijn zwaktes. Het glas was niet meer bijna leeg, maar half vol. Ondanks zijn harde aanpak vonden wij elkaar in onze grote liefde voor de muziek. Hij was geobsedeerd door handen en klanken. Mijn naam betekent in het Ests overigens: ‘klank’.’

‘Hlinka voelde ook goed aan welke stukken voor jou werken. Toen ik in Noorwegen het podium op moest, was dat daardoor niet meer met angst, maar met passie voor het stuk. Met het juiste stuk sta je op het podium in je eigen kracht. De techniek, waarvoor je achter de schermen keihard gewerkt hebt, komt dan vanzelf mee. Je staat er om wat je bent en kan, niet om de beste te zijn. Ik heb toen met succes meegedaan aan twee wedstrijden voor solisten. Na drie jaar studeren met Jiří Hlinka soleerde ik met het filharmonisch orkest van Bergen in de Grieghallen en met het symfonieorkest van Stavanger in Stavanger Konserthuset.’

Te veel vragen in Antwerpen
Na Bergen volgde Antwerpen, waar Heli aan het conservatorium haar meestergraad behaalde. ‘Ik kijk nu op die tijd terug met gemengde gevoelens. Die jaren aan het conservatorium van Antwerpen hebben mij een goede spiegel voorgehouden van wat ik goed kon en wat ik nog miste. In de vakken pedagogie had ik vaak de neiging meer vragen te stellen dan wat verwacht werd. Omdat ik al ervaring had met lesgeven – in Bergen gaf ik les aan zeer getalenteerde kinderen, onder wie een 15-jarige jongen die een concerto van Brahms speelde – was mijn stage goed. Maar het examen voor het vak pedagogie was schriftelijk, terwijl mijn Nederlands toen nog niet zo goed was. Ik vroeg of ik het mondeling mocht afleggen. Mijn docent antwoordde dat ik een academische opleiding volgde en dus ook moest kunnen schrijven. Ik heb hem geantwoord dat pedagogie volgens mij een mondelinge discipline is.’

Muziek is tijd
Die ervaring is volgens Heli een van de redenen waarom ze geen les wil geven in een academie en verkiest privéles te geven in haar eigen studio. De belangrijkste tekortkoming van het muziekonderwijs in Vlaanderen vindt ze echter de lestijd die je er krijgt – of vooral níét krijgt. ‘De academies hier volgen nog steeds hetzelfde lesplan als dat van mij destijds in Estland. Ze willen de traditie van de klassieke muziek doorgeven. En dat is heel goed, want de liefde voor klassiek mag zeker niet uitsterven. Maar ik kreeg voor dat lesplan in Estland wel twee keer driekwartier pianoles per week, en in het dagonderwijs twee keer driekwartier muziekgeschiedenis en zang. Wij luisterden naar stukken en zongen veel. Pure klankbeleving, superbelangrijk. In Estland vindt trouwens nog altijd om de vier jaar een zangfestival plaats, waaraan alle scholen meedoen.’

‘Hoe kan je echter, zoals de muziekacademies hier proberen te doen, klassieke muziek overbrengen in een les van een half uur of zelfs minder? Dat werkt toch niet? Noch voor de leerling, noch voor de leerkracht. Daarom hebben privéleerkrachten nu ook zo veel werk. Uiteraard kan ook een academieleerkracht een goede leerkracht zijn, maar dan wel buiten de academie, niet binnen het systeem.’

‘Leerlingen hebben meer tijd nodig. Want muziek ís tijd. Ook het leerproces vergt enorm veel tijd en geduld. Elke les heeft een ander tempo. De geduldsgrens van moderne kids ligt nu veel lager, hun concentratietijd is veel korter. Je moet ze dus naar een moment proberen te brengen dat ze aanvaarden dat het even kan duren voor ze iets bereiken.’

Van Einaudi naar Bach
Daarom legt Heli jonge kinderen niet meteen klassieke werken voor. ‘Ik begin met speelse, leuke stukken. Voor kinderen is het immers belangrijk dat ze voelen dat het vooruitgaat. Tijdens de les studeer ik samen met hen. Als ze naar huis gaan, hebben ze al een stukje klaar en kunnen ze thuis verder oefenen.’

© Cy Leong

Ook een componist als de Italiaan Ludovico Einaudi passeert wel eens. ‘Zijn populariteit toont aan dat mensen van nu nood hebben aan eenvoudige dingen. Einaudi is overigens schitterend voor de kennismaking met harmonie: zijn stukken laten zien hoe basisakkoorden werken. Bach is oneindig veel complexer. Ook ik hou wel van minimalistische muziek, maar ik vraag me soms toch af of onze hersenen gedegenereerd zijn tegenover enkele eeuwen geleden.’

Geleidelijk aan komt in Heli’s lessen voor kinderen de ‘echte’ klassieke muziek in beeld. ‘Ik leg ze eerst al eens stukken voor waarin bekende thema’s uit de klassieke muziek verwerkt zijn. Dan wijs ik ze erop dat dat bijvoorbeeld een sequens van Händel of een canon van Bach is. Wanneer ik voorspeel voor kinderen, zelfs kleuters, zal dat ook altijd klassieke muziek zijn. Voor ze echter zelf aan klassiek beginnen, moet de motoriek mee zijn. Ik moet hun handen eerst loskrijgen. Bij de ene duurt dat al wat langer dan bij de andere. Als leerkracht zie je wanneer ze er zelf klaar voor zijn.’

‘Nemen we Rocco nog eens, een heel begaafd en creatief kind. Wanneer hij elke dag vier uur piano zou studeren, zou hij het kunnen maken. Maar het is niet aan mij om dat te zeggen, het is zijn leven, het moet van hem komen. Pas na vier jaar koos hij uit zichzelf een klassiek stuk, en het was … Bach. Hij heeft gemerkt dat Bach studeren iets anders is. Maar hij was er klaar voor en hij heeft het zich dan ook zeer snel eigen gemaakt.’

Dialoog met de leerling
‘Muziek is een wereld die we aan onszelf moeten gunnen. De volwassenen die naar Helistudio komen, spelen piano om tijd voor zichzelf te maken en daardoor gelukkig te zijn. Nog vóór iemand hier een eerste noot speelt, heb ik daarom al respect voor haar of hem. Want die persoon kiest er bewust voor om tijd te maken voor de piano.’

‘Ook volwassenen hebben in de les overigens tijd nodig om erin te komen. Er moet genoeg ademruimte zijn om iets te proberen, het uit te zoeken, opnieuw en opnieuw. Soms heb ik al gehoord dat het erin zit, maar de leerling nog niet. Dan doen we die passage natuurlijk nog een keer.’

‘Ik denk nu aan een leerling die hier ooit binnenkwam met een verhaal over spanningen op zijn werk. Hij was helemaal niet in de stemming om pianoles te krijgen, zei hij. Hij maakte fouten. Maar dat was niet erg. We deden voort, en aan het einde van de les ging hij opgewekt weg. Ik heb ook al meegemaakt dat een leerling helemaal niet tot spelen toe kwam en zei: hier ben ik, meer kan ik nu niet doen. En toch: van alles wat die persoon op dat moment had kunnen doen, verkoos ie naar de pianoles te komen.’

‘Wanneer ik aan het begin van de les vraag: ‘Hoe gaat het met je?’, dan is dat niet zomaar een beleefdheidsvraag. Als je er niet op antwoordt, komt het toch tot uiting terwijl je speelt. In Helistudio kom ik heel dicht bij mensen. Lesgeven is geen monoloog van de leerkracht, maar een dialoog met de leerling. Ik wil connectie. Zo ontdek je sterktes en zwaktes en kan je er samen aan beginnen.’

Leerkracht of therapeut?
‘Daarom vind ik het ook zo belangrijk te weten wat het pianoverhaal van elk van mijn leerlingen is. De reden waarom iemand speelt, is telkens anders. Voor die vrouw die pas begint te spelen op haar 40ste en haar auto verkoopt om een piano te kunnen kopen, is dat verhaal heel anders dan voor een kind. Voor sommigen kan het ook een vlucht zijn naar een wereld waar ze niet over hun problemen moeten nadenken – al gaan die daar niet mee weg.’

‘De verhalen van mijn leerlingen houden me soms wakker. Op zulke momenten vraag je je af of je pianoleerkracht bent of therapeut. En dan merk ik opnieuw hoezeer de opleiding pedagogie tekortschiet. De inhoud van het vak psychologie zou helemaal anders moeten zijn.’

12 op 10
‘Ik probeer de leerkracht te zijn die ik als kind graag had gehad. Misschien heeft het ook met mijn kindertijd te maken dat ik mijn leerlingen geen examen laat afleggen. Als grap zeg ik soms wel eens: als ik je punten zou moeten geven, krijg je een 12 op 10. Of ik vraag ze: hoeveel zou je jezelf geven? Soms zeggen ze dan zelf: een 6. Ja, inderdaad, eigenlijk maar een 6. Daar ontmoeten we elkaar dan. Maar het komt niet op papier.’

‘Het grootste compliment dat je leerlingen kan geven, is dat iemand naar hen luistert, en het welverdiende applaus op een leerlingenconcert. Dan nodigen ze hun familie en vrienden uit en laten ze horen wat ze op dat moment kunnen, zonder dat het een wedstrijd is. En fouten spelen is dan helemaal niet erg. Ik luister niet naar fouten. Wat voor mij telt, is hoeveel tijd je gemaakt hebt om te kunnen wat je kan. Fouten maken is menselijk.’

Waar komen fouten overigens vandaag? Vaak hebben ze volgens Heli te maken met perfectionisme en faalangst. ‘Ook daarover zou in de lessen pedagogie meer gepraat moeten worden. Ik ben ervan overtuigd: succes begint wanneer je je kwetsbaarheid toelaat.’

Opname van de cd Spilleman Stories vol. 1 in Helistudio met Guido Dornheim (release in juni 2019). © Triin Tamm

Liefde voor het leven
‘Helistudio is mijn droom, mijn passie, mijn leven’, besluit Heli. In de zomer van 2017 nam ze haar intrek in het smalle pand op de hoek van de Gitschotellei en de Spillemansstraat in Borgerhout. Ze woont er met haar zoontje van zes. ‘Mijn eveneens Estse vriendin Triin Tamm heeft het voor me gevonden. Ook al was het toen nog een krot, binnen drie seconden wist ik dat dit huis mijn leven waard was. Dit is de plaats voor mijn zoon en mijn vleugel. Ik ben dankbaar voor mijn ervaringen met Jiří Hlinka. Toen ik een twintiger was, heb ik het leven van de concertzalen gekend. Ik had toen de vrijheid om zes uur per dag piano te studeren. Nu kan ik mijn eigen vleugel delen. Dit is nu mijn pianoverhaal, een verhaal van liefde.’

En daarmee zijn we op het einde van ons gesprek opnieuw bij waar het voor Heli allemaal om draait. Ze citeert tot besluit Chopin, uit een van zijn liefdesbrieven aan een Pools meisje dat niet goed genoeg was voor zijn ouders: ‘Maintes fois je raconte à mon piano ce que je voudrais te confier à toi.’ Dit vat het voor haar allemaal samen. ‘Pianospelen is een zoektocht naar liefde. Want muziek is liefde. Liefde voor jezelf, voor het leven. Het is delen. De vreugde en het verdriet, de gevoelens die ik niet onder woorden kan brengen, deel ik met klanken. Of, zoals Chopin schreef: ik vertel mijn piano de dingen die ik jou zou willen vertellen.’

www.helistudio.be



« VorigeVolgende »