Blog Image

blog

Cherchez la femme (2) – et recevez l’homme en plus

Notities Posted on 28 juni 2018 00:07

In een vorige notitie haalde ik mijn vergrootglas boven om op zoek te gaan naar vrouwelijke componistes bij de samenstelling van mijn concertprogramma voor volgend seizoen. In Brugge zijn de concertorganisatoren van het Festival van Vlaanderen zélf op zoek gegaan. Tien dagen lang, van 3 tot 12 augustus, staat het MAfestival daar helemaal in het teken van cherchez la femme.

Het MAfestival – of Musica Antica zoals het vroeger voluit heette – koos dit jaar als thema heel bewust voor muziek van en over vrouwen. ‘Ik heb mijn collega’s wel moeten overtuigen’, vertrouwde muziekprogrammatrice en dramaturge Katherina Lindekens me toe. ‘Het is een heikel onderwerp. Het lijkt alsof iedereen zijn eigen gevoeligheden en stokpaardjes op de ‘vrouwenzaak’ projecteert. Maar met de #metoo-beweging is het meer dan ooit het moment. Wat zich aandiende als een inspirerend festivalthema is het voorbije jaar uitgegroeid tot een acute realiteit. Vrouwen hebben hun identiteit weer opgeëist. Ze zijn meer dan femme fatale of femme pure.’

Festivaldirecteur Tomas Bisschop treedt haar bij: ‘Eeuwenlang was de muziekwereld een mannenbastion. Hoewel daar gelukkig verandering in is gekomen, blijft er werk aan de winkel.’

Te magere invulling

Toch staat niet alleen werk ván vrouwen op het programma, of zijn er alleen maar vrouwen te horen. Dat vonden ze in Brugge dan weer een ‘te magere’ invulling.

‘Gelukkig staan vrouwen nu heel courant op het concertpodium. Daar hebben we dus niet de nadruk op gelegd, dat zou te gemakkelijk geweest zijn’, aldus de festivaldirecteur. ‘Als uitvoersters staan ze wel centraal in een historische context.’

Zo brengt het MAfestival een hommage aan Wanda Landowska (1879-1959), een Poolse pianiste en componiste die pionierde in de historische uitvoeringspraktijk. Ze zette het klavecimbel opnieuw op de kaart en herontdekte het 17de- en 18de-eeuwse repertoire voor dat instrument. De Amerikaanse klavecinist Skip Sempé brengt een bloemlezing uit haar ‘eclectische repertoire’, luidt het in het programmaboekje, ‘van Byrd naar Rameau, van Scarlatti naar Händel, van Purcell naar Bach – en terug’. Tiens, geen werk van een vrouwelijke componiste?

Elisabeth Jacquet de la Guerre (1665-1729), dé vrouwelijke klaveciniste en een van de belangrijkste componistes van vóór 1800, krijgen we wel te horen in het concert Portraits of a Lady. Daarin laat de Zweeds-Engelse klaveciniste Carole Cerasi haar het programma delen met François Couperin (1168-1733), van wie ze enkele van zijn verklankingen van vrouwelijke personages brengt (Les vestales, Les nonètes, La princesse de sens).

Dat doet het festival wel vaker: werk van mannen programmeren dat de vrouw als onderwerp heeft.

Invloed

Katherina Lindekens wijst erop dat vrouwen, zelfs als ze niet of minder gecomponeerd hebben, in de muziekwereld toch veel invloed hebben uitgeoefend. Aan het hof van Margaretha van Oostenrijk in Mechelen bijvoorbeeld kwamen schilders, schrijvers en musici over de vloer en zelf stelde ze twee liedboeken samen met werk van (mannelijke) polyfonisten. En hoe vaak hebben vrouwen mannelijke kunstenaars niet geïnspireerd? Zoals Petrarca zijn muze Laura bezong in 366 gedichten, die op hun beurt verklankt zijn door talloze componisten.

Een bijzonder werk vindt Katherina Lindekens Venus and Adonis van John Blow (1649-1708), een Engelse organist en componist. ‘Venus is altijd afhankelijk van Adonis. Maar bij John Blows Venus and Adonis stuurt de liefdesgodin haar minnaar resoluut op jacht – met tragische gevolgen. Zou het toeval zijn dat het libretto geschreven is door een vrouw?’ De auteur van het libretto bleef overigens tot 2008 ‘anoniem’. Pas toen is de tekst toegewezen aan de Engelse dichteres Anne Finch (1661-1720), een van de eerste vrouwen wier werk in druk verscheen.

Twee rechtsnarige vleugels

Een ander vermaard duo dat in Brugge op het programma staat, is Pélleas et Mélisande. Niet het bescheiden pianowerk van Mel Bonis, waar ik in een eerdere notitie over schreef. Wel de opera van Claude Debussy in het arrangement voor twee piano’s, gespeeld door Jan Michiels en Inge Spinette en met sopraan Lore Binon als Mélisande. Ik hoorde hen al op de Piano Day(s) in Hasselt en kan dit concert zeker aanbevelen. Michiels en Spinette spelen op twee gloednieuwe rechtsnarige vleugels van Maene.

Lore Binon is ook te horen in een programma dat draait rond Mary Stuart (1542-1587). Het ensemble Imago Mundi plaatst muziek uit Mary’s tijd naast werken die aan haar zijn opgedragen, door componisten als Robert Schumann en Gaetano Donizetti.

Er is ook een ode met motetten van – jawel – mannelijke componisten aan de allereerste ‘feministe’ Christine de Pizan (1364-ca. 1430), schrijfster van Le livre de la Cité des Dames, een utopische stad bevolkt door alleen maar vrouwen.

En dan is er nog Sint-Cecilia, patrones van de muziek – o ironie. Maar andermaal zijn het mannen, Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) en Henry Purcell (1695-1695), die haar bezingen.

Recevoir l’homme en plus

Het valt niet te betwisten dat vrouwen veel vaker onderwerp waren van kunst dan dat ze zelf kunst voortgebracht hebben. Toch mag het intussen duidelijk zijn: in vrijwel elk concert is het chercher la femme et recevoir l’homme en plus. Soms krijg je het gevoel dat musici en ensembles welkom waren als ze in hun programmavoorstel maar een link legden met het vrouwelijke. Geen probleem als ze het daarvoor wat (te) ver moesten zoeken. Zo krijgt bijvoorbeeld de sonate KV304 van Mozart een plaats omdat ze een in memoriam was voor zijn moeder, en de Tombeau van Locatelli omdat dat een eerbetoon was aan zijn overleden echtgenote.

Het enige concert in het hoofdprogramma dat integraal focust op een vrouwelijke kunstenares is dat rond de mystica Hadewijch. In de handen van An Pierlé en Psallentes belooft ze wel ‘heruitgevonden’ te worden in een ‘hybride soundscape’. Zeer benieuwd.

Op de fiets

Er zijn nog wel wat kleinere concertjes met exclusief vrouwen op het programma, maar daarvoor moet u de fiets op. De (helaas al volgeboekte) fietstocht onder het motto VéloBaroque – Femmes Fortes laat u onderweg kennismaken met de hymnes van Kassia, een negende-eeuwse Grieks-Byzantijnse dichteres en de ‘eerste westerse componiste wier muziek de tand des tijds doorstond’.

Voorts krijgen we hier gelukkig wel Francesca Caccini, Barbara Strozzi en Isabella Leonarda te horen, drie componistes uit de barok die op een dergelijk festival bezwaarlijk over het hoofd mochten worden gezien. Heugelijk vind ik voorts de programmatie van de zeven Femmes de légende van Mel Bonis. In het lichtere genre krijgen we ‘tijdloze songs van Edith Piaff, Ella Fitzgerald en andere onvergetelijke vrouwen’.

Paul Gauguin: Fatata te Miti. (Chester Dale Collection)

Helemaal hedendaags is ten slotte Fatata te miti (Près de la mer), een werk voor cello en electronics waarvoor de Finse componiste Kaija Saariaho (1952) zich liet inspireren door Paul Gauguin.

Wagonnetje

Eén concert pik ik er nog uit, datgene waar ik mijn wagonnetje aan mag hangen. Op vrijdagmiddag 10 augustus bouwen contralto Wiebke Lehmkuhl en pianiste Ulrike Payer een programma rond de liedcyclus Frauenliebe und -leben van Robert Schumann. Een werk dat te denken geeft over de man-vrouwverhoudingen: op teksten van de mannelijke dichter Adelbert von Chamisso en getoonzet door de mannelijke componist bezingt een vrouw al haar gevoelens voor haar man, van haar prille verliefdheid, over het huwelijksgenot en het moederschap, tot de onoverkomelijk pijn bij zijn dood.

Behalve met liederen van Franz Schubert wordt dit programma aangevuld met werk van Clara Schumann, Fanny Mendelssohn en Pauline Viardot. Ik heb het genoegen een inleidende lezing te mogen houden – waarin ik uiteraard zal focussen op het werk van deze vrouwen en bij uitbreiding op de muzikale context waarin ze moesten werken.

Earopener

Het MAfestival rolt de rode loper uit voor componisten ‘van Kassia tot Kaija’, zoals Katherina Lindekens het treffend verwoordt in haar inleiding tot de programmabrochure. In Brugge laten ze deze zomer de muziek van vrouwen ‘dialogeren met die van mannelijke voorlopers, tijdgenoten en nazaten’. Zonder twijfel een lovenswaardig initiatief. Wat mij betreft had het wel iets minder dialoog mogen zijn. Ik blijf reikhalzend uitkijken naar een festival dat echt en uitsluitend de muzikale stem van vrouwen durft te laten horen.

‘Wat je ook doet, je kunt nooit iedereen op zijn wenken bedienen’, zei Katherina Lindekens me nog. ‘Ons opzet was geen ‘reservaatprogramma’ met alleen maar werk van vrouwelijke componistes. Het gevaar bestaat dan dat de aandacht voor vrouwen na het festival voor lange tijd weer wegvalt. Dit moet echter een eerste stap zijn om automatisch aan vrouwen te denken – het is een oproep aan onszelf en aan het publiek.’

Laten we hopen dat het MAfestival minstens een ‘earopener’ zal zijn.



Van Nadia naar Philip, leven in muziek

Notities Posted on 13 juni 2018 15:52

Mijn leven aan de piano heeft de jongste tijd voornamelijk in het teken gestaan van Nadia Boulanger. In de klas Instrumentaal Ensemble aan de muziekacademie ben ik enkele maanden geleden met celliste Liesbeth het eerste deel van Boulangers Trois pièces beginnen in te studeren. Toen Liesbeth haar pols brak, kreeg ik Sophie als compagnon. Met haar begon ik ook aan het tweede deel en ik begeleidde haar onlangs bij haar examen. Intussen heb ik voor de twee delen nog een derde medespeelster: voor het eerst speel ik samen met Kathleen, de oudste dochter van mijn zus.

Dit werk van Nadia Boulanger (1887-1979) was voor mij de aanleiding om me nog meer te verdiepen in haar lange leven dan ik al deed voor mijn boek. In Vrouw aan de piano was ik iets meer geïnteresseerd in Lili Boulanger (1893-1918), haar jong gestorven zus. Ik speelde toen ook werk van Lili, niet van Nadia. Nadia zag zichzelf toch niet als componiste? Na het overlijden van haar jongere zus stopte ze met componeren en verwierf ze wereldwijd vermaardheid als muziekpedagoge. Hoewel ze meegedongen had voor de prestigieuze Prix de Rome, noemde ze haar eigen composities later ‘nutteloos’ en een ‘blijk van onbekwaamheid’. Uitvoeringen moedigde ze nooit meer aan.

World premiere recording

Op de cd In Memoriam Lili Boulanger maakte ik wel kennis met een vijftal korte werken van Nadia, waaronder het eerste en het derde deel van de Trois pièces. Maar die waren, toen ik mijn boek schreef, om de een of andere reden niet blijven ‘hangen’. Misschien ook omdat ik toen vooral werk zocht voor piano solo.

Net toen ik gevraagd werd om in de muziekacademie Liesbeth te begeleiden, hoorde ik in Klara Late Night stukken uit Behind the Counter with Max Richter, een compilatie van zeer gevarieerde werken samengesteld door de Duitse componist (1966). Toen keek ik wél op. Alleen al dat ene werkje, het eerste deel uit de Trois pièces van Nadia, hier in een vinnigere uitvoering, deed me de dubbel-cd kopen. En ik ging verder op zoek naar haar composities. Bleek dat in het voorjaar van 2017 nóg een dubbel-cd was uitgekomen met zowaar ‘world premiere recordings’ van Nadia.

Verwarrend

Op die dubbel-cd, Mademoiselle – Première Audience, met Unknown Music of Nadia Boulanger, hoorde ik de Trois Pièces voor het eerst alledrie samen. Of dat Nadia’s bedoeling was, is overigens maar de vraag. Niet alleen had Nadia, zoals gezegd, geen hoge pet op van haar eigen composities, de samenstelling van het werk blijft toch wat verwarrend.

In het cd-boekje bij Mademoiselle – Première Audience luidt het dat ze de drie delen 1. Moderé, 2. Sans vitesse et à l’aise en 3. Vite et nerveusement rythmé componeerde in 1914. De eerste twee zijn herwerkingen van vrij virtuoze orgelwerken uit 1911: Improvisation en Petit canon, eveneens te horen op de dubbel-cd.

IMSLP, de onlinebibliotheek voor partituren, vermeldt als ontstaansjaar van de cello-pianowerken 1914, en de eerste publicatie in 1915 bij Heugel in Parijs. Nadia’s biografe Léonie Rosenstiel schrijft echter in Nadia Boulanger – A Life in Music (1992) dat de orgelwerken in opdracht van een uitgever gecomponeerd zijn in 1913 en dat de herwerkingen voor piano-cello in juli 1914 verschenen zijn bij een andere uitgever, Heugel. Volgens het cd-boekje dan weer zijn ze gepubliceerd in 1919 en heeft de componiste later bovendien het tweede deel (Sans vitesse et à l’aise in de pianoversie, Petit canon in de orgelversie) weggelaten en het werk herdoopt als Diptique.

Dreigende oorlog

Misschien allemaal niet zo belangrijk om de Trois pièces te kunnen waarderen. Tenzij dan dat het interessant kan zijn het ontstaan van de drie stukken te plaatsen tegen de achtergrond van een (dreigende) wereldoorlog.

Het eerste deel van de Trois pièces is vrij somber, maar eindigt toch op een vrij optimistische noot. Voor de cello is het met vijf mollen en het hoge register absoluut geen evident werk, zuchten mijn medespeelsters. Het makkelijkere canonische tweede deel dat doe denken aan een koraal stemt melancholisch en heeft tegelijk iets bezwerends. Aan het derde, snellere deel waagt geen van mijn cellistes zich voorlopig – en ik trouwens ook niet. Het is onverwacht levendig, vrolijk zelfs en ietwat nerveus. Toch wat atypisch in Nadia’s oeuvre, en dus ook wat bevreemdend zo vlak voor de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog.

Maar in het rustige Gargenville, het plaatsje ten noordwesten van Parijs waar Nadia haar leven lang in Les maisonettes generaties componisten opgeleid heeft, was alles toen nog peis en vree. Met de zieke Lili, in 1913 de eerste vrouwelijke winnares van de Prix de Rome, leek het wat beter te gaan, Nadia begon de erkenning te krijgen waar ze al lang naar zocht en de royalty’s die ze opstreek, droegen in al hun bescheidenheid bij aan het gezinsbudget van de moeder-weduwe en haar twee dochters. Nauwelijks een maand later, in augustus 1914, maakte de uitbraak van de vijandigheden een einde aan de idylle.

Eén zingende lijn

Terwijl ik de werken instudeer, probeer ik de les voor ogen te houden die Nadia haar studenten inpeperde: het is van belang de opbouw van een werk te begrijpen en één zingende lijn te creëren. ‘Muziek is een manier om de stilte te vullen’, zo citeert Léonie Rosenstiel haar. ‘Wat doorgaans ontbreekt in een uitvoering is de vestiging van een omvattende structuur, wat misschien wel het meest essentiële is. Daarom: vind de grote, architecturale elementen, geef ze hun rechtmatige belang, en zie de harmonische beweging.’ Niet simpel in een zo fragiel werk.

De stevige biografie van Léonie Rosenstiel lezen is tegelijk tientallen namen uit het twintigste-eeuwse muziekleven ontmoeten. Om er maar enkele van de bekendere te noemen: haar Russisch-Franse collega-pedagoog en componist Igor Stravinsky, de Franse componist Darius Milhaud, en vooral de ontelbare Amerikaanse studenten van wie er een pak uitgroeide tot wereldvermaarde componisten, zoals Aaron Copland, Elliott Carter en Leonard Bernstein.

Ook amateurs moedigde ze haar leven lang aan, want zij vormden in haar ogen het ware publiek voor goede muziek. ‘Het is deze kleine minderheid die onontbeerlijk is voor creatieve musici’, zei ze in The New York Times. Ook met de vorming van talloze onbekend gebleven leerkrachten drukte de legendarische Parisienne een onuitwisbare stempel op het Amerikaanse muziekleven.


Tussen intimiderend en angstaanjagend

Wie ik tot mijn verwondering niet ben tegengekomen in Rosenstiels biografie is Philip Glass. De eerste keer dat ik van Nadia Boulanger hoorde was nochtans in een documentaire over Glass (1937). Dan maar diens autobiografie erbij genomen. Woorden zonder muziek – Een leven in de muziek, een verjaardagscadeau van Dirk, ligt al even aan te schuiven, maar door mijn allesoverheersende focus op componerende vrouwen heeft dit boek nog geen kans gekregen. Af en toe lees ik er wel een hoofdstuk in, zoals toen ik afgelopen februari naar Glass’ opera Satyagraha in de English National Opera in Londen ging. (In het najaar ook te zien in Opera Vlaanderen. Niet te missen!)

Nu sla ik er de vele pagina’s op na waar volgens het register mademoiselle Boulanger op figureert. Glass noemt haar onder meer ‘een fantastische lerares’, ’een van de markantste mensen die ik ooit heb ontmoet’, ‘een krachtige muzikale persoonlijkheid die het midden hield tussen intimiderend en angstaanjagend’. In de meer dan twee jaar dat Nadia hem in Parijs onder haar hoede had, onderwees ze hem uitsluitend en eindeloos in ‘basale muzikale techniek’, nooit in compositie. Ze had zoveel respect voor componisten en hun beroep dat ze hun geen advies over hun composities durfde te geven, bekende ze hem. ‘Ze was bang dat ze hun misschien per ongeluk verkeerd advies gaf of hen anderszins zou ontmoedigen.’ Maar, schrijft Glass stellig, ‘sinds mijn studie bij haar heb ik geen noot geschreven die niet door haar was beïnvloed’.

Dat laatste mag misschien verbazen. Want zo ‘conservatief’ ze in haar pedagogie was, zo vernieuwend zou Glass’ stijl worden. Maar het was precies in de doorgedreven kennis van de klassieken dat ze een voorwaarde zag voor vernieuwing. Je moest eerst de basis kennen om er dan van af te kunnen wijken.

Tegelijk had ze een zeer goed oog voor wie het ver zou schoppen – ook al zou ze de betrokkene dat nooit openlijk zeggen. In zijn studietijd was Glass ervan overtuigd dat zijn lerares hem ‘als een hopeloos geval beschouwde dat alleen gered kon worden met een gigantische hoeveelheid hard werk’. Pas eind jaren negentig kwam hij erachter dat Nadia een aanbevelingsbrief had geschreven toen hij – vergeefs – zijn Amerikaanse studiebeurs had proberen te verlengen.

‘Ik heb met Mr Glass aan muziektechniek gewerkt’, schreef ze. ‘Ik heb de indruk dat hij een heel bijzonder persoon is en ik denk dat hij ooit iets heel belangrijks zal doen in de wereld van de muziek.’ Hoezeer had de oude dame het bij het rechte eind.

_____

Meer info in de twee lezenswaardige (auto)biografieën. Let op de gelijklopende ondertitels…

Léonie Rosenstiel: Nadia Boulanger – A life in Music, New York & London, W.W. Norton & Company, 1982

Philip Glass: Woorden zonder muziek – Een leven in de muziek, Hollands Diep, 2015 (oorspronkelijke titel: Word Without Music – A Memoir, W.W. Norton, 2015)

Sophie De Mulder en ik spelen de eerste twee delen van Trois pièces op de open dag van muziekacademie MA’GO, op zaterdag 23 juni. Vier dagen later speel ik ze opnieuw, maar dan met Kathleen Schelfhout op een huiskamerconcert van Scarabee. Op de open dag spelen Axelle Kennes en ik onder de noemer ‘Van vrouwen, door vrouwen, mannen hartelijk welkom’ ook nog een viertal andere werken van vrouwelijke componistes. Iedereen welkom dus.



« VorigeVolgende »