Blog Image

blog

Een kostbare relatie met Germaine Tailleferre

Notities Posted on 7 november 2023 11:25

Vandaag is het 40 jaar geleden dat Germaine Tailleferre (19 april 1892 – Parijs, 7 november 1983) overleed. Het boeiende verhaal van deze Franse componiste vertel ik in Vrouw aan de piano (vanaf p. 321), dat hoef ik hier niet over te doen. (Blij verrast ook dat Klara vanochtend inzoomt op haar en haar muzikale vrienden van Les Six.) Wel wil ik eens ingaan op de dure band die ik sinds enkele maanden met haar heb. Letterlijk duur.

Germaine Tailleferre in 1937. Een foto van Studio Harcourt, rechtenvrij…

Enkele weken geleden belandde een gepeperde factuur in de mailbox van Vrouw in de Piano. Enfin, in de spam – ik weet niet of ik van geluk mag spreken dat ik die had opgemerkt. Een in Zwitserland gevestigd bedrijf waarvan ik eerst dacht dat het nep was, presenteerde me de rekening voor de plaatsing van een (kleine) foto van Germaine Tailleferre op mijn website vrouwaandepiano.be. Als ik niet over een licentie beschikte, werd ik verplicht een retributie ofte boete te betalen.

Wat had ik gedaan? Bij het opmaken van mijn website had ik inderdaad het web afgeschuimd op zoek naar beelden van de componistes die ik bespreek in mijn boek. Bij de foto die ik selecteerde, zag ik op geen enkele website waarop ik ze tegenkwam een fotograaf vermeld. Bovendien vermoedde ik dat de foto dateerde van ergens in de jaren 1920 of 1930 – zo’n 100 jaar geleden dus. Ik ging er daarom van uit dat ze intussen wel rechtenvrij zou zijn. Dus ja, ik plukte en plaatste ze, met een vrij gerust geweten.

Boris Lipnitzki

Nu pas, door die factuur, heb ik kunnen vaststellen dat de bewuste foto in de databank zit van een Frans fotoagentschap. Dit mij eveneens tot voor kort onbekende agentschap in Parijs blijkt de rechten van de fotograaf te hebben overgenomen. En ojee, die fotograaf, Boris Lipnitzki (1887-1971), blijkt nog geen 70 jaar geleden overleden te zijn. Dat betekent dat op zijn werk nog steeds auteursrechten gelden. Om die te kunnen innen, heeft het Parijse agentschap dat Zwitserse bedrijf in de arm genomen. Googelen leerde me dat die Zwitsers – die overal virtuele tentakels blijken te hebben en me zelfs in vrijwel vlekkeloos Nederlands mailden – geen al te beste reputatie hebben, maar ze opereren wel degelijk in naam van de meest vooraanstaande persagentschappen. In hun speurtocht naar onrechtmatig geplaatste foto’s schakelen ze wellicht AI in.  

Nu ben ik, met een verleden in de journalistiek, de eerste om respect te hebben voor auteursrechten en vermeld ik op zijn minst de naam van de fotograaf – als ik die tenminste kan achterhalen. Ik ben dan ook niet blind voor de waarschuwing bij Google-resultaten: ‘Afbeeldingen kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn’. Maar wat moet je daar vervolgens mee? Ik had geen software ter beschikking om te kunnen achterhalen waar ik toestemming zou kunnen vragen voor publicatie. Voor een andere foto van een lerares van Florence Price heb ik wel netjes een mail kunnen sturen naar Arkansas (!) omdat de bron erbij stond. Die foto mag ik gratis publiceren met bronvermelding, zelfs al is de fotograaf ook nog geen 70 jaar geleden overleden.

Buitenproportioneel

Enkele door mij geraadpleegde juristes verzekerden me dat de vordering van de Zwitsers buitenproportioneel was – het ging om een bedrag in de orde van grootte van mijn maandloon voor mijn (halftijdse) job! (*) Met een ‘boete’ die iets hoger zou zijn dan de normale vergoeding voor het gebruik van een foto (naar verluidt tussen 65 en 160 euro) had ik kunnen leven, maar een dergelijk hoog bedrag? Hoe bepalen ze die prijs? Proberen ze maar wat, ervan uitgaande dat zij toch de sterkste partij zijn?

Ik heb geargumenteerd en herhaald en herhaald. Dat ik geen inkomsten haal uit mijn website, laat staan winst. Integendeel, ik investeer er alleen maar in, puur vanuit engagement. Dat er zoiets bestaat als ‘fair use’, waarbij het gebruik van beeldmateriaal geoorloofd is voor niet-commerciële, educatieve of non-profit doeleinden. Dan moest ik maar statuten voorleggen waaruit zou blijken dat ik een non-profitorganisatie zou zijn, kreeg ik als antwoord. Helaas, dat kon ik niet.

Schikking

Slotsom na wekenlang stress en over-en-weer-gemail: ik kreeg een ‘schikkingsovereenkomst’ voor de helft van het oorspronkelijke bedrag. Nog steeds boven de financiële draagkracht van deze Vrouw aan de Piano – ik zal nog véél boeken moeten verkopen of lezingen moeten geven om dat verlies goed te maken. Maar het alternatief zou het nog duurdere procederen geweest zijn. 

Net voor de deadline heb ik dus betaald. Ik probeer mezelf intussen te troosten met de gedachte dat ik een kwart maandloon ‘gewonnen’ heb door alle energie die ik erin gestoken heb. Maar het blijft wringen. Auteursrechten blijken verworden tot een pervers verdienmodel voor machtige spelers waartegen je als goedmenend individu geen verhaal hebt. 

Germaine Tailleferre en Boris Lipnitzki hebben er alvast niks meer aan. Germaine, ik had je nagedachtenis vandaag graag geëerd met dat mooie beeld van je met die weelderige bontkraag. (Googel het!) Op mijn website en hierbij prijkt nu dan maar dat rechtenvrije Wiki-beeld, waar je vrij nors (of is het triest?) op kijkt en waar je vast minder trots op was.

Om onze dure band te ‘vieren’ zal ik me straks verdiepen in je Deux Valses, een stuk voor twee piano’s dat ik ga spelen met mijn lerares Axelle. Het portret daarbij op YouTube blijkt niet van jou te zijn, al lijk je er wel sprekend op. Het is een Portrait de Madame Paul Guillaume au grand chapeau, een werk van André Derain (1880-1954) – oei, net geen 70 jaar dood…

(*) De reden waarom ik vaag blijf over bedrag en agentschappen, is omdat ze me in de schikkingsovereenkomst vertrouwelijkheid hebben opgelegd. Ik vertel er toch over om anderen te waarschuwen. Het regent momenteel immers dergelijke facturen.



Revival van Florence Price, componiste met twee handicaps

Notities Posted on 25 september 2023 00:23

‘Ik heb twee handicaps: die van sekse en ras. Ik ben een vrouw; en ik heb wat negerbloed in mijn aderen.’ Zo stelde Florence Price zichzelf voor toen ze begin jaren 1940 aanklopte bij de dirigent van het Boston Symphony Orchestra met de vraag of hij alstublieft onbevooroordeeld naar haar derde symfonie en andere partituren wilde kijken. Haar vier smeekbrieven bleven zonder gevolg. Pas 80 jaar later, in 2018, nam het befaamde orkest (drie van de vier bewegingen van) de derde symfonie op zijn programma. En plots is dit en ander werk van Florence Price opvallend vaak op klassiekeradiozenders te horen. De cd-opnames die elkaar nu – eindelijk – in sneltempo opvolgen, zijn daar wellicht niet vreemd aan. Een late maar geheel terechte revival van een baanbrekende componiste.

De eerste biografie over Florence Price.
De eerste biografie over Florence Price.

Voor een gedegen inzicht in het leven en het werk van Florence Beatrice Price beschikken we voorlopig over slechts één enkele gepubliceerde biografie: The Heart of a Woman – The Life and Music of Florence B. Price, geschreven door de Amerikaanse musicologe Rae Linda Brown (1953-2017). Toen Brown in 1979 als jonge doctoraatsstudente in African American Studies aan Yale University alle muziek van de James Weldon Johnson Memorial Collection of Negro Arts and Letters catalogiseerde, trof ze een manuscript aan van een componiste van wie ze nog nooit gehoord had. Het ging om Florence Price’ derde symfonie in c klein. Voor Brown een geval van serendipiteit dat de rest van haar leven zou bepalen. Ze zocht nabestaanden op, verzamelde her en der verspreid geraakte manuscripten, doorploegde kranten- en andere archieven. Op basis daarvan pende ze een unieke biografie samen, waarmee ze tegelijk een beeld schetste van de sociale, economische en politieke krachten die mee de culturele erfenis van de African Americans bepaalden, van het einde van de slavernij in het midden van de 19de eeuw tot halverwege de 20ste eeuw. 

Schat ontdekt

Browns oerdegelijke werkstuk is op een aantal puntjes wel niet meer helemaal up-to-date. Een andere, ophefmakende ontdekking van verloren gewaand werk van Florence Price kwam immers te laat voor het pionierswerk van de musicologe. In een verlaten en gevandaliseerd zomerhuis in Illinois stuitte een koppel bij hun renovatiewerken in 2009 op stapels muziekmanuscripten, boeken en persoonlijke en andere documenten, waarin vaak de naam Florence Price opdook. Na wat googelen namen ze contact op met de universiteit van Arkansas. De archivarissen daar, evenals Rae Linda Brown, beseften meteen dat er een schat ontdekt was.

Het einde van dit verhaal kon nu echt beginnen, zei Brown tijdens een lezing in 2015 aan Yale University. Maar ‘het is aan de volgende generatie muziekwetenschappers om zich in de muziek te verdiepen, ze te bestuderen, ze uit te voeren, op te nemen en de rest van het verhaal te vertellen’. Rae Linda Brown overleed in 2017. Het zijn haar zus en een naaste medewerker die ingestaan hebben voor de publicatie van The Heart of a Woman in 2020. 

Zo lees je in de niet meer geactualiseerde biografie nog dat bepaalde partituren verloren zijn, terwijl ze intussen dus teruggevonden zijn. Gelukkig maakt de muziekwereld nu inderdaad werk van dat verder verdiepen, bestuderen, uitvoeren en opnemen. De jongste jaren is een reeks fel gewaardeerde cd’s verschenen en het is uitkijken naar een nieuwe biografie door de Britse pianiste en musicologe Samantha Ege (samen met de Amerikaanse musicoloog Douglas Shadle), die haar doctoraat aan de universiteit van York aan Price wijdde. In een interview met Thea Derks (ook in De Nieuwe Muze) noemde de (zwarte) Ege Florence Price ‘een rolmodel’.

De eerste

Zoals haar oudere collega en landgenote Amy Beach doorgaans bondig omschreven wordt als ‘de eerste vrouw van wie werk uitgevoerd werd door een gerenommeerd Amerikaans orkest’ (haar Mass in Es door de Handel and Haydn Society in Boston in 1892), klinkt dat bij Florence Price: ‘de eerste Afro-Amerikaanse componiste van wie werk uitgevoerd werd door een gerenommeerd Amerikaans orkest’. In haar geval was dat haar eerste symfonie in e klein door het Chicago Symphony Orchestra in 1933. Maar er valt zoveel meer te vertellen over Florence Price, geboren als Florence Beatrice Smith. (1) 

Eerst iets over haar geboortedatum: 9 april 1887. Of was het toch 1888? En was het wel 9 april? Bij Florence’ geboorte werd geen certificaat uitgereikt. Een dergelijk attest waarmee ze het Amerikaans burgerschap kon aantonen, vroeg ze pas aan in 1953 toen ze een visum nodig had voor Europa. Daartoe gaf ze 9 april 1887 op. Op basis van een onlangs ontdekt overheidsdocument menen onderzoekers echter dat haar ware geboortejaar 1888 zou zijn (zie The New York Times). Een lastig ‘detail’ voor catalogusbeheerders en archivarissen, maar tekenend voor de moeizame geschiedschrijving van de zwarte gemeenschap en zwarte vrouwen in het bijzonder. 

Zwart

Dat ‘zwart’ zijn is nog een delicate maar daarom niet minder relevante kwestie in de levensbeschrijving van Florence Beatrice Price. Haar ouders stamden af van vrije zwarten uit staten met een zeer hoog aantal tot slaaf gemaakten. Het waren mulatten (geboren uit een zwarte en een witte voorouder) met een vrij lichte huidskleur. In de gesegregeerde maatschappij van die tijd deed haar moeder Florence Irene Gulliver, een zakenvrouw en een goed opgeleide pianiste en zangeres, er alles aan om niet als Negro door het leven te moeten gaan. Ze zou haar dochter Florence Beatrice ook aangemoedigd hebben zich tijdens haar studies uit te geven als Mexicaanse om discriminatie te voorkomen. (2) Na de dood van haar man brak ze volledig met de zwarte gemeenschap. Als vrouw uit de hogere klasse en met dubbel bloed voelde ze zich superieur ten aanzien van de ‘pure’ zwarten. Voortaan, ‘she passed for white forever’.

Little Rock

In Little Rock in de staat Arkansas, het stadje waar Florence Beatrice opgroeide en dat rond 1880 bekendstond als het ‘Negro Paradise’ van the South, behoorde de familie Smith hoe dan ook tot de zwarte elite. Florence’ vader was er de eerste zwarte tandarts, met behoorlijk wat witten onder zijn patiënten. Dr. James H. Smith kwam openlijk op voor de rechten van zwarten. Hij was politiek actief en samen met medestanders klaagde hij tot voor de rechtbank de toenemende discriminatie aan die gebeurde op grond van de Jim Crow-wetten. Smith werd als tandarts zelf slachtoffer van die harde wetten, die na de afschaffing van de slavernij (in 1865) vanaf 1880 opnieuw rassenscheiding oplegden. Hij mocht vanaf dan geen witte patiënten meer behandelen. 

Florence Beatrice zou zich haar leven lang bewust zijn van haar achtergrond en, in tegenstelling tot haar moeder, haar culturele erfenis ook met enige trots uitdragen. Ondanks de spanningen die dat opleverde tussen moeder en dochter bleef Florence Irene als intelligente en doelgerichte vrouw wel een rolmodel voor Florence Beatrice.

Boston

Lerares Charlotte Andrews Stephens (Foto: Arkansas State Archives, Little Rock, Arkansas)

In haar strijd om erkenning, emancipatie en economische vooruitgang was de zwarte gemeenschap zich zeer bewust van het belang van degelijk onderwijs. Florence Beatrice kreeg in de eerste openbare school voor zwarte kinderen in Little Rock les van Charlotte Andrews Stephens, de eerste, legendarische zwarte lerares in Arkansas die niet minder dan 70 jaar zou onderwijzen. Ook de componist en dirigent William Grant Still, een levenslange vriend van Florence, liep er niet veel later school. 

Florence was een zeer goede leerlinge. Al op haar veertiende rondde ze als ‘valedictorian’ (een Amerikaanse titel voor de beste leerling van de klas) haar middelbare studies af. In 1903 schreef ze zich in aan het New England Conservatory in Boston, een van de weinige instellingen waar zwarten terecht konden. Haar eerste pianolessen kreeg ze op zeer jonge leeftijd van haar moeder, waarbij ze op haar vierde al een recital gaf. Op haar elfde verkocht ze haar eerste compositie aan een uitgever. Aan het conservatorium bekwaamde ze zich in twee disciplines: piano én orgel. Veel van de docenten hadden hun opleiding genoten in Duitsland of waren zelf Europeanen, waardoor de Duits-Oostenrijkse traditie van de romantische symfonie, kamermuziek, cantate en opera er de boventoon voerde. Directeur en componist George Whitefield Chadwick koesterde evenwel Amerikaanse idealen. Hij bood Florence de kans bij hem privé compositie te studeren.

Antonín Dvořák

Antonín Dvořák.

Het was de tijd dat Amerikaanse componisten interesse begonnen te krijgen in hun eigen muzikale roots, daartoe aangemoedigd door Antonín Dvořák. Voor de vorming van een nationale school daagde de Tsjechische componist, die in 1891 aangetrokken was als conservatoriumdirecteur in New York, hen uit gebruik te maken van het unieke bronnenmateriaal dat ze konden vinden in ‘Negro melodies and Indian chants’. Hij deed het hen voor met zijn negende symfonie Uit de nieuwe wereld (1893), waarvoor hij goed geluisterd had naar de liederen van de plantages die zijn naaste medewerker Harry T. Burleigh hem voorzong. 

Florence Price zou in veel van haar werken effectief melodieën van de plantages gaan gebruiken. Aanvankelijk deed ze dat nog vrij letterlijk, later meer omfloerst. Een andere inspiratiebron voor Price en andere Afro-Amerikaanse componisten was de muziek van Samuel Coleridge-Taylor (1875-1912), de zwarte Brit die veel bewonderaars telde in de VS.

Vanuit een groot verantwoordelijkheidsgevoel keerde Florence na haar studies terug naar Little Rock om er les te geven in verschillende (zwarte) scholen in Atlanta. Ze besefte dat ze in witte scholen in de noordelijke staten moeilijk aan de bak zou komen, en een carrière als zwarte concertpianiste al helemaal moest vergeten. Intussen legde ze zich ook steeds meer toe op het componeren.

Chicago

Op haar 23ste, enkele maanden na de dood van haar vader in 1910, verliet ze Little Rock voor een prestigieuze lesopdracht als departementshoofd van de muziekafdeling van de Clark University in Atlanta. Ze was er tegelijk artist in residence en nodigde internationaal erkende muzikanten uit voor recitals op de campus. Op die manier leerden studenten niet alleen het Europese concertrepertoire kennen maar ook de muziek van hun eigen etniciteit appreciëren.  

In de zomer van 1912 keerde ze terug naar Little Rock om te huwen met Thomas J. Price, een succesvolle advocaat, met wie ze drie kinderen kreeg. Het koppel was zeer geëngageerd in de zwarte gemeenschap. Racisme fnuikte evenwel Florence’ professionele ambities. Zo werd ze wegens haar kleur niet toegelaten tot de Arkansas Music Theachers Association. In 1927 sloeg het gezin ten slotte op de vlucht voor het toenemende geweld tegen zwarten in Little Rock. Er waren aanwijzingen van een doodsbedreiging jegens een van haar dochters.

Florence verhuisde met haar twee dochters Florence Louise (14) en Edith Cassandra (9) – haar eerstgeboren zoon Tommy overleed op jonge leeftijd – naar Chicago, enkele maanden later gevolgd door haar man. Deze noordelijkere stad trok in de Great Black Migration vanuit het platteland van de zuidelijke VS tienduizenden zwarten aan op zoek naar werk. De Prices belandden er eind jaren 1930 in een levendige en cultureel rijke gemeenschap. Chicago was niet alleen het centrum van de jazz, blues en gospel, maar kende ook een bruisend klassiekemuziekleven. Hier kwam Florence tot volle bloei. Zonder familie, haar vader overleden en haar moeder ‘overgestapt naar de andere kant’, was het tijd om haar eigen identiteit te ontdekken. Het antwoord zou ze zoeken en vinden in de muziek.

Margaret Bonds.
Pianiste en componiste Margaret Bonds, leerlinge en levenslange vriendin van Florence Price. (Foto: Carl Van Vechten)

Eerst moest ze in 1931 nog wel opnieuw op de vlucht, deze keer voor haar echtgenoot, na de beurscrash van 1929 werkloos en gewelddadig geworden. Met haar twee dochters vond ze in eerste instantie onderdak bij haar pianoleerlinge Margaret Bonds en haar moeder, bij wie vele zwarte schrijvers, kunstenaars en musici over de vloer kwamen. Margaret Bonds (1913-1972) zou zelf uitgroeien tot een bekende pianiste en componiste. 

Om in haar levensonderhoud te voorzien begeleidde Florence in bioscopen op The Stroll, het Broadway van de Black Belt in Chicago, stomme films op orgel. Onder het pseudoniem VeeJay schreef ze ook populaire deuntjes voor radioreclame. Een veilige thuis en financiële zekerheid zocht ze in haar tweede huwelijk met de 13 jaar oudere Pusey Dell Arnett, een maand na haar officiële scheiding van Thomas Price. Ze zou echter maar enkele jaren met hem samenwonen, waarna ze herhaaldelijk verhuisde. Ze behield altijd de naam van haar eerste man.

Productieve jaren

De jaren 30 waren Price’ meest productieve jaren. In haar studio bij haar thuis gaf ze privélessen, waarvoor ze vele pedagogische stukken schreef die ze makkelijk gepubliceerd kreeg bij diverse uitgevers (o.a. G. Schirmer, Arthur P. Schmidt Co.). Daarnaast componeerde ze muziek in alle mogelijke genres: voor piano solo en voor orgel, liederen, kamermuziek, orkest- en koorwerken – de voorgaande jaren had ze onder meer aan het Chicago Musical College en het American Conservatory of Music nog cursussen compositie en orkestratie gevolgd. Veel van haar muziek werd op zondag uitgevoerd in de zwarte kerken. Vooral haar arrangementen van spirituals, traditionele religieuze volksliederen van de Afro-Amerikaanse tot slaaf gemaakten, waren erg populair. Zelf bekende Florence als diep spiritueel persoon zich tot de Presbyterian Church, een kerkgemeenschap die muziek prefereerde uit de Europese traditie.

Marian Anderson. (Foto: Carl Van Vechten)

De wereldvermaarde alt Marian Anderson had meer dan 50 van Price’ liederen in haar repertoire en behoorde tot de eerste musici die er ook opnamen. Het lied My Soul’s Been Anchored in the Lord, een arrangement door Price van een traditional, was de apotheose van Andersons historische concert in 1939 voor een publiek van 75.000 toeschouwers op de trappen van het Lincoln Memorial – een concert waar Anderson toe uitgenodigd was door first lady Eleanor Roosevelt nadat ze wegens haar huidskleur geweigerd was op te treden in een concertzaal in Washington. Ook witte solomuzikanten en ensembles namen werk van Price op in hun repertoire. Haar oeuvre omvat meer dan 300 composities.

Wanamaker Award

Drie belangrijke orkestwerken die tot stand kwamen in de jaren 30 waren haar (eerste) Symphony in E Minor (1932), het Piano Concerto in One Movement (1934) en haar (tweede) Symphony in C Minor (1940). Ze ontstonden tegen de achtergrond van de Harlem Renaissance en de New Negro Movement, intellectuele, sociale en artistieke bewegingen van Afro-Amerikaanse schrijvers en kunstenaars in de jaren 20 en 30. 

Nadat ze met kleinere werken al diverse prijzen en eervolle vermeldingen gewonnen had, stuurde Price haar Symphony in E Minor en andere werken in voor de Rodman Wanamaker Competition. In 1931 had ze voor haar pianowerk Cotton Dance in deze in 1927 opgerichte, prestigieuze compositiewedstrijd voor African Americans al een eervolle vermelding gekregen. In 1933 won ze met haar symfonie de eerste prijs en met Ethiopia’s Shadow in America een eervolle vermelding. In de categorie pianocomposities rijfde ze met haar Piano Sonata de derde prijs binnen en voor haar Fantasie No. 4 (wellicht de later herziene Fantasie Nègre No. 4) een eervolle vermelding. Ook haar vriendin Margaret Bonds viel in de prijzen, met haar lied Sea Ghost.  

De Wanamaker Awards betekenden een boost voor de carrière van Price. Ze leidden alvast tot de uitvoering van Price’ symfonie door het Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Frederick Stock tijdens de Century of Progress Exposition, de wereldtentoonstelling van 1933 in Chicago. Dat concert, dat ’the Negro in Music’ vierde, was een historische gebeurtenis en een absolute primeur voor een zwarte vrouwelijke componiste. Margaret Bonds was die dag de eerste zwarte instrumentaliste die optrad met het orkest van Chicago. De van geboorte Duitse dirigent Frederick Stock was erg geïnteresseerd in Amerikaanse muziek en ondersteunde Amerikaanse componisten en muzikanten sinds hij in 1905 was aangesteld bij het Chicago Symphony Orchestra. De oververtegenwoordiging van de Europese traditie in het Amerikaanse muziekleven wilde hij drastisch verminderen. Het concert met Price en Bonds oogstte niet alleen in de zwarte maar ook in de witte pers veel lof.

In diezelfde periode (1932) creëerde een Russische balletlerares van het Chicago Art Theater een choreografie op de Fantasie Nègre in E Minor (nr. 1), een romantisch, virtuoos pianowerk gebaseerd op de spiritual Sinner, Please Don’t Let this Harvest Pass. Aan de piano zat andermaal Margaret Bonds, die inmiddels ook compositie studeerde bij Price. De twee vrouwen speelden ook geregeld een vierhandige versie van de spiritual. Voorts bestaat er ook een orkestversie van.

Cd Florence Price - Samantha Ege.

De vier Fantasies Nègres zijn in 2021 opgenomen door Samantha Ege. Tegenover Thea Derks vertelde Ege hoezeer ze onder de indruk was toen ze in 2009 voor het eerst muziek hoorde van een componiste met Afrikaanse rots. ‘Mijn opleiding had te veel nadruk gelegd op George Gershwin als de enige componist die inspiratie vond in de creativiteit van zwarten. Toen ik de muziek van Price hoorde, lag die illusie aan diggelen.’ ‘Zo verfijnd, expressief en kleurrijk’, vond ze de eerste Fantasie Nègre van Price. ‘Ik had nog nooit zoiets gehoord in de klassieke wereld.’ Op dat moment was alleen nog maar de eerste Fantasie bekend. Ege kon dankzij haar grondige studie van de stijl van Price de overige drie, die verspreid lagen in het huis in Illinois, reconstrueren.

Juba Dance

Juba Dance.
De Juba Dance is een weerkerend motief in Price’ composities.

Nadere analyse van Price’ eerste symfonie leert dat ze goed geluisterd had naar Dvořáks symfonie. Om te beginnen staan beide werken in dezelfde toonaard, en net zoals Dvořák gebruikte ze in de tweede beweging de pentatonische toonladder, die veel voorkomt in Afro-Amerikaanse muziek. Ook de inzet van solo-instrumenten is gelijkaardig. Maar in de derde beweging week ze erg af van Dvořáks Europees georiënteerde scherzo. Dat deel, getiteld Juba Dance, heeft het gesyncopeerde ritme van de folk dance van voor de Burgeroorlog. Je hoort er het tikken met de schoenen in, handengeklap en op de dijen kletsen. De zeer kenmerkende melodie met haar ingewikkelde ritme keert in nog wel meer werken van Price terug: de derde beweging van het Piano Concerto in One Movement (1934), de derde dans in haar Suite of Dance (1939), de pianowerken Ticklin’ Toes uit haar Three Little Negro Dances (1933) en Silk Hat and Walking Cane uit Dances in the Canebrakes (1953). De gesyncopeerde juba dance, of de latere cake walk, inspireerde overigens ook Europese componisten, zoals blijkt uit Colliwog’s Cakewalk uit de pianosuite Children’s Corner (1905) van Claude Debussy.

Al bij al verwerkte Price de Afro-Amerikaanse erfenis op een subtielere manier dan haar collega’s William Grant Still (Afro-American Symphony, 1931) en William Dawson (Negro Folk Symphony, 1934) dat deden.

Avontuurlijk pianoconcerto

In haar vrij korte Piano Concerto in One Movement vond ze nog meer een eigen stem, die Linda Rae Brown omschrijft als Afro-Romantic. Al omarmde ze daarin nog altijd de harmonische stijl van het verleden, ze liet de Europese traditie steeds meer achter zich. Tegelijk verloor ze de binding met haar roots niet en incorporeerde ze ook daar melodische, harmonische en ritmische elementen uit de Afro-Amerikaanse muziek, zoals het zogenaamde call-and-response waarbij de solopartij afgewisseld wordt met een refrein. 

Al heet het concert in één beweging te zijn, er zijn wel degelijk nog drie delen te onderscheiden, zoals het een standaard concerto betaamt. Maar Brown vindt Price, net zoals Clara Schumann in haar pianoconcerto, ‘veel avontuurlijker omdat ze de thematische inhoud de formele structuur laat bepalen’. ‘De muziek van Price verraadt haar filosofie als nationalistische componiste – als Afro-Amerikaan. Maar terwijl de symfonie bijna een muzikaal eerbetoon is aan Antonin Dvořák, is het concert geheel haar eigen werk’, stelt de biografe.

Cd Florence Price - Chineke! Orchestra.

Bij de première tijdens de Century of Progress Exposition in 1934 dirigeerde Price zelf het orkest. Dat ze de kans kreeg om op te treden voor een dergelijk groots opgezet concert, toont aan hoe hoog ze in die tijd werd ingeschat. In 1934 werd het werk opnieuw uitgevoerd door Margaret Bonds en het gerespecteerde Woman’s Symphony Orchestra van Chicago, het begin van een lange samenwerking tussen orkest en componiste. Bij andere gelegenheden speelde Price samen met Bonds een arrangement voor twee piano’s. Ze oogstten er telkens lovende recensies mee: ‘This is real American music and Mrs. Price is speaking a language she knows’, luidde het in de Sun Telegraph. En in de Chicago Herald and Examiner: ‘FLORENCE PRICE’S CONCERTO BRILLIANT’.

Het is inderdaad een erg sprankelend en virtuoos stuk, zoals we in november 2022 in Bozar konden ervaren in een uitvoering van het Chineke! Orchestra met als soliste de jonge pianiste Jeneba Kanneh-Mason. Dat orkest, dat uitsluitend bestaat uit zwarte musici of musici die behoren tot een etnische minderheid, bracht het concerto onlangs ook uit op cd (en op YouTube), samen met de eerste symfonie van Price.

Steunprogramma

Voor haar Symphony No. 2 in G Minor putte Florence Price inspiratie uit de grote Afro-Amerikaanse volksverhuizing, de Grote Depressie en de aanpassing aan het stedelijke leven – de zogenaamde Chicago Renaissance (1935-1950). Op één blad na is de partituur daarvan evenwel incompleet en/of nog steeds zoek. (3)

Haar Symphony No. 3 in C Minor (1938-40) componeerde ze in opdracht van het Federal Music Project (FMP), een steunprogramma voor kunstenaars in de nasleep van de beurscrash en de Grote Depressie. Het Michigan WPA Symphony Orchestra verzorgde in 1940 de première. 

Deze symfonie is contrapuntischer en ‘moderner’ van snit. Ze is meer dan een ‘retrospectieve’ en een louter samenvoegen van twee tradities, vindt Linda Rae Brown. ‘De muzikale synthese die ze creëert laat zien hoe de Afro-Amerikaanse componist de gebruikelijke muzikale vormen kon overstijgen door een unieke Amerikaanse artistieke en cultureel eigenheid tot uitdrukking te brengen.’ De biografe ziet in Price’ werk ‘vele concurrente stemmen’ achter de sluier.

Zelf schreef de componiste (aan dirigent Koussevitzky, 1941) dat ze geprobeerd had ‘een dwarsdoorsnede weer te geven van het Negerleven en de psychologie zoals die nu is, beïnvloed door het stadsleven ten noorden van de Mason-Dixonlijn [ongeveer de grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke staten, vja]. Het is geen ‘programma’-muziek. Ik had alleen het leven en the must van de hedendaagse Neger in gedachten en om die reden behandelde ik mijn thema’s op een andere manier dan wat ik zou hebben gedaan als ik mijn aandacht had gefocust op de religieuze thema’s van voor de [burger]oorlog, of toch op de ragtime en de jazz die volgde; het is eerder een samensmelting daarvan, gekleurd door de huidige culturele invloeden.’

In het publiek in het grote auditorium van het Detroit Institute of Arts zat Eleanor Roosevelt, die in haar nationaal gepubliceerde column Florence Price prees als iemand die ‘zeker bijgedragen heeft aan onze muziek’. Een criticus van The Detroit Free Press schreef dat ‘mevrouw Price bereikt heeft waartoe weinig vrouwen van welk ras dan ook in staat zijn’. ‘De symfonie is vooral aantrekkelijk voor Amerikanen omdat ze bestaat uit muziek die ons eigen is.’

Price zelf had gemengde gevoelens over het concert. Ze noteerde dat ze had geleerd dat de ‘succesvollen onder ons enkel door ons erkend worden nadat de Witte man zijn stempel van goedkeuring heeft gedrukt’. Een notitie die getuigt van haar wrevel die ze af en toe voelde over de zwarte gemeenschap – zie verder.

In het kader van het Chicago Composers’ Forum-Laboratory, eveneens binnen het FPM opgericht, voerde het Forum String Quartet kamermuziek van haar uit, zoals het octet The Wind and the Sea (1934) voor pianokwintet en vocaal ensemble en het Piano Quintet in E Minor (1936).

Cd Florence Price - Yannick Nézet-Séguin.

De Symphony No. 4 in D Minor (1945) is een van de werken die teruggevonden werden in het vervallen zomerhuis. Ze is pas in première gegaan en opgenomen in 2018. Dit jaar werd ze op cd gezet door het Philadelphia Orchestra o.l.v. Yannick Nézet-Séguin (tweede beweging op YouTube). Voor hun opname van de eerste en de derde symfonie in 2021 wonnen ze een Grammy Award. Bijna een eeuw na datum heeft Price in de Canadese dirigent een vurig pleitbezorger gevonden van haar werk.

Overig vermeldenswaardig orkestwerk bestaat onder meer uit de Mississippi River Suite (1934, The Women’s Philharmonic op YouTube), een werk waarin de componiste naast de strijkers, blazers en percussie ook een Indiase drum en marimba introduceert. Voorts zijn er de twee teruggevonden vioolconcerto’s: No. 1 in D Major (1939) en No. 2 in D Minor (1952). Het eerste schreef ze in opdracht van niet minder dan drie orkesten. Het tweede ging postuum in première in 1953. Na de herontdekking werd het in 2018 uitgevoerd door het Arkansas Philharmonic Orchestra met soliste Er-Gene Kahng. Zij bracht toen samen met de Janacek Philharmonic ook een eerste cd-opname van beide concerti uit. Een andere violist die zopas dit en ander vioolwerk samen met het Philadelphia Orchestra opnam, is Randall Goosby.

Cd Florence Price - Randall Goosby.

Feministisch

Onder de moeilijke Depressie-jaren kwam de nadruk begrijpelijkerwijs meer te liggen op kleinschaliger genres: kamermuziek, liederen en arrangementen van spirituals. Vooral de liederen van Price waren veelgevraagd – ze schreef er in totaal een honderdtal – en werden ook vaak gepubliceerd. Een van de uitdagendste is The Heart of a Woman op een tekst van Georgia Douglas Johnson, de enige zwarte vrouw van wie Price een gedicht verklankte. Het is een vrij ‘feministische’ tekst die gaat over de onderdrukking en de pijn eigen aan het traditionele lot van vrouwen.

Cd Florence Price - Uncovered.

In het kader van de Black History Week in februari 1951 legde Florence Price de laatste hand aan een String Quartet in Negro Themes, dat later wellicht werd omgedoopt tot Five Folksongs in Counterpoint (in 2022 voor het eerst opgenomen door het Catalyst Quartet in hun cd-reeks Uncovered, hier op YouTube). Price herdoopte wel vaker werken. Het vijfde deel is een bewerking van de bekende traditional Swing Low, Sweet Chario. 

In datzelfde jaar kreeg ze vanuit Engeland de vraag om een concertouverture te schrijven. Dat deed ze maar al te graag en ze zou ook de première gaan bijwonen. Hartproblemen deden haar echter in het ziekenhuis belanden.

In 1953 plande ze opnieuw een oversteek naar Europa om in Parijs een prijs in ontvangst te nemen. Ze slaagde er op de valreep in een visum te regelen – waarvoor ze eerst een geboortecertificaat moest aanvragen. Maar twee dagen voor de afreis werd ze opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. De hartpatiënte voelde zich al een hele week niet goed. De dokters en zijzelf wilden geen operatie meer. Tien dagen later, op 3 juni 1953, overleed ze, wellicht na een hersenbloeding. 

Cd Florence Price - Lara Downes - Discoveries.

Auteursrechten

Met meer dan 300 werken bekend is het oeuvre van Florence Price erg uitgebreid. (4) Een groot aantal daarvan is bestemd voor piano solo, wat niet vreemd is gezien haar praktijk als lerares. Haar composities werden vaak ook door anderen uitgevoerd, maar mede door haar terughoudendheid om zichzelf te verkopen bij uitgevers berustte er niet altijd copyright op. Daardoor liep ze een aanzienlijk bedrag aan auteursrechten mis. Pas in 1940 werd haar toetreding aanvaard tot de American Association of Composers, Authors and Publishers, waardoor ze een en ander beter kon regelen.

Sinds 2018 berusten de rechten op het verzameld werk van Price bij de New Yorkse muziekuitgever G. Schirmer, die in 2019 nog meer manuscripten ontdekte op een veiling door een particuliere verzamelaar. Intussen is al veel werk gepubliceerd, maar bv. van de pianopartituren nog niet alles. Daar komt hopelijk ook snel verandering in, nu de Amerikaanse pianiste Lara Downes (Discoveries, 2020) en Kirsten Johnson (Piano Music, 2022) zeer veel (alle?) pianowerken op cd hebben gezet. Uit de gratis online bibliotheek IMSLP heb ik uit de Three Little Negro Dances alvast Ticklin’ Toes (1933) gedownload, een vrij eenvoudig maar zeer karakteristiek werkje waar je ook nog eens vrolijk van wordt. Plezier en humor, inclusief suggestieve titels (A Day in the Life of a Washerwoman, At Our House: The Washing Machine) kleuren haar pianostukken wel vaker. Maar ook nostalgie (Memory Mist). En altijd is er dat opvallende gesyncopeerde ritme. 

Groot netwerk

Florence Price kende een groot netwerk, mede door haar lidmaatschap van diverse verenigingen. Als eerste zwarte sloot ze zich aan bij de Chicago Club of Women Organists en de Musicians Club of Women, twee organisaties die vrouwen wilden promoten in een door mannen gedomineerde muziekwereld. In de Illinois Federation of Music Clubs was ze eveneens het eerste zwarte lid. Wellicht werd ze daar makkelijker aanvaard door haar lichte huidskleur en haar klassieke vorming. Linda Rae Brown wijst er ook op dat ze een erg zachtaardige en sympathieke vrouw was, m.a.w. in de raciaal verdeelde en kleurbewuste maatschappij een voor witten niet-bedreigende zwarte… 

Gender, klasse en ras: het waren thema’s die zeker in de eerste helft van de 20ste eeuw voortdurend speelden. Daarom sloot Price zich als zelfbewuste zwarte ook aan bij organisaties zoals de Chicago Music Association, in 1919 opgericht in de schoot van de National Association of Negro Musicians (NAMM) om zwarte componisten en musici een podium te bieden. Ze gaf er ook lezingen en concerten. Er ging haast geen week voorbij of de (zwarte) krant Chicago Defender maakte melding van Price’ activiteiten. Hoewel de NAMM opkwam voor gelijke participatie van mannen en vrouwen, richtte een groep vrouwen daarnaast ook nog de R. Nathaniel Dett Club op, waarin Price eveneens erg actief was.

Niet tevreden

In 1940 werd ze ten slotte – en eindelijk – aanvaard bij de National Association for American Composers and Conductors. Toch zou ze haar leven lang oordelen dat ze niet bereikte wat ze wilde. Ze was niet tevreden over zichzelf als componiste. Haar onmiskenbare succes, op gang gebracht door haar Wanamaker Award en de opvoering van haar eerste symfonie, had niet geleid tot de gewenste doorbraak, met name in de concertzalen aan de Oostkust – waar de Boston Symphony, de New York Philharmonic en het Philadelphia Orchestra resideerden – en in het buitenland. Ten dele had dat te maken met haar verlegen aard, zo meende ze zelf. Een kwestie ook van vrouwelijke socialisatie: dat gebrek aan zelfvertrouwen om zichzelf te promoten was eigen aan wel meer vrouwen uit de middenklasse. En hoezeer ze in haar kringen ook steun ondervond, sowieso maakten vrouwen minder kans wanneer de macht in handen was van mannen. 

Ze was zich erg bewust van al haar ‘gebreken’ én de vooroordelen waarmee ze bekeken werd. Dat mag blijken uit de vier brieven die ze tussen 1935 en 1944 schreef aan Serge Koussevitzky, dirigent van het Boston Symphony Orchestra. ‘Om te beginnen heb ik twee handicaps – die van sekse en ras’, zo stak ze meteen van wal in haar derde brief. ‘Ik ben een vrouw; en ik heb wat negerbloed in mijn aderen.’ Maar, zo vervolgde ze meteen, ‘nu u het ergste weet, zou u dan zo goed willen zijn om de mogelijke neiging in toom te houden om de compositie van een vrouw te beschouwen als van een vrouw die emotioneel is, maar tekortschiet in mannelijkheid en denkinhoud; totdat u een deel van mijn werk hebt bekeken?’

Verlegen en brutaal

In haar vierde en laatste brief vatte ze het nog eens allemaal goed samen:

‘Helaas wordt het werk van een vrouwelijke componist door velen gezien als licht, luchtig, zonder diepgang, logica en viriliteit. Voeg daarbij het rasincident – ik heb gekleurd bloed in mijn aderen – en u zult enkele van de moeilijkheden begrijpen waarmee men in een dergelijke positie wordt geconfronteerd. Mijn eigen verfoeilijke maar schijnbaar onoverwinnelijke verlegenheid heeft mij niet geholpen een breed gehoor te verwerven. De paar keren dat ik die handicap heb kunnen overwinnen en erin geslaagd ben een partituur te laten onderzoeken, heb ik de meest bevredigende resultaten behaald, zoals u zult opmerken in de commentaren van critici die in mijn map worden geciteerd.
Nu de taken die verband houden met de zorg voor ouders en kinderen van mijn schouders zijn gevallen, wil ik tastbare vooruitgang boeken en een aantal van mijn verzamelde partituren laten onderzoeken en uitvoeren.
Tegemoetkomend aan een laatste belofte aan mezelf dat ik niet langer achterover zal leunen, ben ik nu zo brutaal om u aan te spreken. Ik vraag geen concessies vanwege ras of geslacht, en ben bereid mij te houden aan een beslissing die uitsluitend gebaseerd is op [de] waarde van mijn werk. Wilt u zo vriendelijk zijn een partituur van mij te bekijken?’

Deze keer kreeg ze in minder dan twee weken tijd antwoord van Koussevitzky’s secretariaat: ze mocht een partituur doorsturen en de dirigent zou ze bekijken als de tijd het hem zou toestaan. Maar nadat ze hem een verse kopie van (wellicht) haar derde symfonie en een negro spiritual gestuurd had, liet zijn secretaris haar enkel weten dat de dirigent ernaar gekeken had. Een uitvoering kwam er nooit. 

Volgens Linda Rae Brown was Price soms de wanhoop nabij. Ze wijst erop dat in Florence’ gemeenschap ze ook niet altijd aanvaard werd. Mogelijk was er sprake van enige jaloezie, omdat voor haar als lichtkleurige de deuren makkelijker opengingen. Toen ze moest opgenomen worden in het ziekenhuis, werd ze ervan verdacht een voorkeursbehandeling te hebben gekregen omdat ze nu eenmaal bekend was.

Onderzoek Donne

Volgens onderzoek van Donne was Florence Price in het concertseizoen 2021-2022 de meest uitgevoerde componiste.

Tegenwoordig geniet Florence Price de eer en het genoegen de meest uitgevoerde vrouwelijke componiste te zijn. Dat vlooide de Britse organisatie Donne, Women in Music uit door haar onderzoek van het repertoire van 111 orkesten in 31 landen. In het concertseizoen 2021-2022 werd het werk van Florence Price 61 keer uitgevoerd. Dat blijft hoe dan ook peanuts. Met die 61 gaat het nog altijd maar om 0,3 procent van de in totaal 20.400 stukken die die orkesten speelden en staat Florence Price maar op de 50ste plaats in het lijstje van meest uitgevoerden. (In totaal nemen werken van vrouwen slechts 7,7 procent van de orkestprogrammatie in. Bij de vijf Belgische orkesten die Donne onder loep nam, varieerde dat aandeel tussen 0 en 3,8 procent…)

Tot slot een bedenking van Alex Ross, de befaamde muziekcriticus van The New Yorker (in The Rediscovery of Florence Price, 2018): ‘Als ze niet zwart en vrouw was, zou ze dan gespeeld worden? Er kunnen ook andere hypothesen worden gesteld. Als racisme en vrouwenhaat de Europese en Amerikaanse cultuur niet zo diepgaand hadden gedefinieerd, zouden evenveel blanke mannelijke componisten tot bloei zijn gekomen? De muziekgeschiedenis reduceren tot een spektakel van meesters is in wezen lui. We blijven bij het bekende om het harde werk van het verkennen van het onbekende te vermijden.’

_________________

(1) Om een onderscheid te maken met haar moeder Florence Irene en haar oudere zusje Florence Gertrude, dat op jonge leeftijd overleed, werd Florence Beatrice vaak Beatrice of Bea (soms Bee gespeld) genoemd. De dochter van Florence Beatrice Price heette eveneens Florence (Price Robinson).

(2) Anders dan wat men her en der hoort of leest, heeft Florence Beatrice Price zich niet al meteen bij inschrijving aan het New England Conservatory uitgegeven als Mexicaanse. Volgens biografe Rae Linda Brown gaf ze pas in haar derde jaar Pueblo in Mexico op als haar geboorteplaats, mede daarin aangemoedigd door haar orgelleraar en de directeur George W. Chadwick. Zij meenden dat ze als ‘Spaanse’ makkelijker aanvaard zou worden door de witte leerlingen aan wie ze al tijdens haar studies les gaf en later een professionele carrière als pianiste zou kunnen uitbouwen. Eenmaal afgestudeerd bevestigde Florence Price echter eens en voor altijd haar Afrikaans-Amerikaanse identiteit.

(3) Fort Smith Symphony en de University of Arkansas Libraries Special Collections zouden het werk aan het restaureren zijn om het vervolgens uit te voeren en op te nemen. Lees hier.

______________________

  • Op 10 maart 2024 vertolkt het London Philharmonic Orchestra met violist Pieter Schoeman het tweede vioolconcerto van Florence Price in het Concertgebouw Brugge.
  • Op mei 2024 doet het Rotterdams Philharmonisch Orkest dat met Randall Goosby in het Concertgebouw Amsterdam



« VorigeVolgende »