Blog Image

Blog

Amy Beach, de componiste die vogels liet zingen op de piano

Notities Posted on 1 juni 2023 09:30

Een korte omschrijving van de Amerikaanse componiste Amy Beach (1867-1944) luidt doorgaans dat ze de eerste vrouw was van wie werk uitgevoerd werd door een gerenommeerd Amerikaans orkest: toen de Handel and Haydn Society uit Boston in 1892 de creatie verzorgde van haar Mass in Es, werd ze meteen af gerekend tot Amerika’s belangrijkste componisten. In 1896 schreef ze opnieuw geschiedenis, toen ook de New York Symphony Society met haar Gaelic Symphony voor het eerst werk van een vrouw op het programma zette. En dat allemaal zonder dat ze ooit een gedegen opleiding genoten had. Maar ook in het ‘kleine’ mogen we Amy Beach groots vinden. Toen ze nog een jong meisje was, namen ornithologen haar al graag mee op pad, want met haar absolute gehoor was ze in staat vogelgezang nauwkeurig op papier te zetten. Een gave waarmee ze later in haar composities nog graag zou spelen.

Amy Beach.

Terwijl buiten in de tuin de merels, mezen en mussen vrolijk hun lentelied zingen, breng ik binnen op mijn piano de heremietlijster tot leven. Dat is een vogeltje waarvoor je naar Noord-Amerika moet om het te kunnen horen. Maar Amy Beach slaagde er met A Hermit Thrush at Morn verbazingwekkend goed in het gezang van die lijster te reproduceren. Tenminste als de pianist/e van dienst de snelle loopjes even vrank en vrolijk kan laten twinkelieren zoals het vogeltje dat doet … (*)

Kunstenaarsresidentie

Het was de zomer van 1921 toen Amy Beach het doordringende geluid van de lijster niet langer kon of wilde negeren. Ze logeerde in de Regina Watson Studio midden in het groen van de MacDowell Colony. Die – nog steeds bestaande – kunstenaarsresidentie in Peterborough, New Hampshire, was een initiatief van haar collega-componist Edward MacDowell (1860-1908) en zijn vrouw Marian, een pianiste en filantrope met wie Amy erg close was. Amy hielp Marian na de dood van haar man met het inzamelen van fondsen om jonge kunstenaressen en kunstenaars een onderdak te bieden waar ze in alle rust konden werken. In de tweede helft van haar leven bracht Amy de zomermaanden ook zelf door in de MacDowell Colony. 

De Regina Watson Studio in de MacDowell Colony, waar Amy Beach 's zomers componeerde.
De Regina Watson Studio in de MacDowell Colony, waar Amy Beach ’s zomers componeerde. (Foto: MacDowell)

Ze componeerde er vele werken, geïnspireerd door de uitbundige natuur. De heremietlijster liet ze in haar opus 92 twee deuntjes zingen: naast A Hermit Thrush at Morn componeerde ze ook de ‘avondversie’ A Hermit Thrush at Eve. Onderaan op de handgeschreven partituur lezen we: ‘These bird-calls are exact notations of hermit-thrush songs, in the original keys but an octave lower, obtained at MacDowell Colony, N.H.’.

Eveneens in 1921 componeerde ze er de Pastorale & Caprice – The Water Sprites, opus 90, het werk dat onlangs nog op het programma stond van het concert Poèmes d’amour met Triotique. Aan Marian MacDowell droeg Amy Beach in 1932 haar opus 128 op: drie pianowerken respectievelijk geïnspireerd door eekhoorns, berken en kolibries.

Roze muziek

Vogelgezang en andere geluiden van de natuur hielpen haar op latere leeftijd een nieuwe muzikale richting te vinden, nadat ze eerder vooraanstaande concertzalen bestormd had met grote orkestwerken. Maar gefascineerd door de natuur was ze als kind al. Toen al verzamelde ze vogelgeluiden. Ze stelde zich zo zelfs ten dienste van ornithologen.

A Hermit Trush, ofte en heremietlijster.
A Hermit Trush, ofte en heremietlijster.

Ze werd daarbij geholpen door haar absolute gehoor, iets wat haar ouders al vroeg opmerkten. Toen Amy Marcy Cheney nog maar één jaar oud was, zou ze al 40 deuntjes geneuried hebben in de toonaard waarin ze ze voor het eerst hoorde. Wanneer haar moeder Clara Imogene Marcy, een getalenteerde pianiste en zangeres, slaapliedjes voor haar zong, improviseerde de tweejarige Amy daar altpartijen bij. Nadat ze zichzelf al had leren lezen, componeerde ze op haar vierde in haar hoofd walsjes, die ze vervolgens voorspeelde op de piano. Ze associeerde klanken ook met kleuren. ‘Speel de roze muziek’, droeg ze haar mama dan op, waarop ze een melodie in mi b groot verwachtte. Of blauwe muziek, in la b groot. De kleur en de toonaard weerspiegelden haar gemoedstoestand. 

Amy was een heel gevoelig kind. Geluiden konden haar in tranen doen uitbarsten. De regen tegen het venster, dat was voor haar het huilen van de natuur. Ze smeekte haar moeder dan de tranen van de natuur weg te vegen. Haar hele leven zou ze zich storen aan de donder. 

Bescheiden, gedisciplineerd en vroom

De opvoeding van hun veeleisende dochter betekende een hele uitdaging voor haar ouders. Ze zagen hun wonderkind liever opgroeien als een ‘normaal’ meisje: bescheiden, gedisciplineerd en vroom. Daarom paste haar calvinistische moeder het ‘bovenste-lade-principe’ van de predikant (ook schrijver en later minister) Gerald Stanley Lee toe: kinderen moesten onderworpen worden aan de wil van hun ouders en zo lang mogelijk weggehouden worden van wat ze het liefst wilden. In het geval van Amy betekende dat dat ze géén piano mocht spelen. Maar componeren in haar hoofd, dat kon niemand haar verhinderen.

Natuurlijk speelde voor haar ouders ook mee dat ze een meisje was: haar latere leven zou toch maar draaien rond huis, echtgenoot en kinderen, niet muziek. Het was de tijd dat meisjes in die kringen zelfs minder te eten kregen dan hun broers om slank en zwak te blijven.

Pas op haar vierde mocht Amy, na tussenkomst van haar tante, af en toe aan de piano. Van dan af speelde ze alles wat ze hoorde of zich verbeeldde. Gefrustreerd door haar te kleine handjes voor octaven of grote akkoorden kon ze nog wel huilen van frustratie. En wanneer ze zich misdroeg, deed haar moeder nog steeds de piano toe of speelde ze iets in een mineurtoonaard die Amy verdrietig of ontroostbaar maakte… Tja, haar moeder deed het wellicht met de beste bedoelingen. Amy verklaarde op latere leeftijd zelf: ‘Ik zal mijn onervaren jonge ouders altijd zeer dankbaar zijn dat ze niet hebben toegestaan dat ik door managers werd uitgebuit.’

Vanaf haar zesde gaf Clara haar dochter pianoles. Al gauw speelde Amy Händel, Mozart, Mendelssohn, Chopin, Beethoven en Bach. Op haar zevende gaf ze een eerste recital. Maar een reguliere opleiding, zelfs lager onderwijs, bleef vrijwel uitgesloten. Mannen die het voor het zeggen hadden, zagen daar immers het nut niet van in. Ze vreesden zelfs dat studeren de gezondheid en het reproductieve vermogen van vrouwen in gevaar kon brengen. Er kon dan ook geen sprake van zijn dat het getalenteerde meisje aan een Europees conservatorium zou gaan studeren, zoals men haar ouders nochtans had aangeraden.

Zelfstudie

Amy Mercy Cheney.
Amy Mercy Cheney. (Foto: University of New Hampshire Library Special Collections)

Zestien jaar was Amy toen ze – wellicht na lang smeken – debuteerde als soliste bij het Boston Symphony Orchestra met werk van Moscheles en Chopin, en haar eerste composities (o.m. het lied A Rainy Day) gepubliceerd werden. Life was beginning! Maar toen ze vroeg om lessen compositie te mogen volgen, adviseerde dirigent Wilhelm Gericke aan haar ouders dat hun dochter even goed, of zelfs beter, in haar eentje de werken van de grote meesters kon bestuderen. Zou hij dat advies ook aan jongens gegeven hebben? Slechts één jaartje zou Amy in Boston compositie, harmonieleer en contrapunt volgen. Voor de rest deed ze bijzonder gedisciplineerd aan zelfstudie. Tijdens de vele concerten die ze bijwoonde, zat ze in het publiek gebogen over de dikke partituren, die ze ook snel van buiten kende. Ze verzamelde alle mogelijke boeken over muziek en vertaalde werken over orkestratie. Al wat ze in haar eentje leerde, schreef ze op in ettelijke notitieboekjes.

Amy en Henry Beach.jpg
Henry Harris Aubrey Beach met zijn jonge bruid. (Foto: University of New Hampshire Library Special Collections)

Op haar 18de moest ze haar hoop op een verder leven als professionele muzikante helemaal vergeten toen ze in het huwelijk trad met Henry Harris Aubrey Beach, een 24 jaar oudere weduwnaar (zelfs iets ouder dan haar eigen vader), chirurg, dichter en amateurmuzikant. Hij liet in hun riante huis in Boston weliswaar een muziekkamer inrichten, maar vroeg zijn bruid haar optredens voortaan te beperken tot een of twee recitals per jaar. Eventuele opbrengsten moest ze schenken aan een liefdadig doel. Hij vond niet dat ze geld moest verdienen en wilde dan ook niet dat ze les zou geven.

Tegelijk moedigde hij haar aan zich te concentreren op het componeren, vooral van ‘grote’ werken. Dat was alvast iets dat ze kon doen zonder al te veel contact met de buitenwereld. Ze had er ook wel de tijd voor, want met twee kamermeisjes en een kok in dienst moest ze zich niet bekommeren om het huishouden. Ooit betreurde ze wel dat ze geen kinderen had, maar gezien de leeftijd van zijn vrouw had haar echtgenoot geen behoefte aan nog meer jong leven in huis.

Sowieso kon Amy zich optrekken aan de reputatie van Henry Beach, die vertoefde in de vooraanstaande kringen van Boston. Was het uit dankbaarheid voor de ‘kansen’ die hij haar bood dat ze zijn naam inclusief zijn initialen overnam? Voortaan noemde Amy Marcy Cheney zich Mrs. H.H.A. Beach – de naam die ook op haar vele partituren belandde. Tijdens haar leven werden meer dan 300 van haar werken gepubliceerd, gaande van liederen over kamermuziek tot grootse orkestwerken.

Wereldtentoonstelling in Chicago

Haar eerste grote succes als componiste boekte Mrs. H.H.A. Beach in 1893 toen de gerenommeerde Handel and Haydn Society in Boston haar Mass in Es (opus 5) voor twee stemmen, koor, orgel en orkest in première bracht. Ze was de eerste vrouwelijke componiste van wie werk uitgevoerd werd door een groot orkest. En meteen koos ze daarvoor een genre dat gold als proeve van bekwaamheid – denk aan de Hohe Messe van Bach – en waarvoor ze bovendien geen voorgangsters had waaraan ze zich kon spiegelen. De kerk belemmerde immers activiteiten van vrouwen in liturgische muziek. De Bostonse pers had het over ‘een van de belangrijkste muzikale gebeurtenissen van het seizoen’. Amy trad ermee toe tot het kransje van Amerika’s belangrijkste componisten. Maar een honorarium hoorde daar niet bij.

'Festival Jubilate', een compositieopdracht voor de Wereldtentoonstelling van Chicago.
‘Festival Jubilate’, een compositieopdracht voor de Wereldtentoonstelling van Chicago in 1893.

Vervolgens kreeg ze de opdracht een groot werk te componeren voor de opening van de Woman’s Building op de World’s Columbian Exposition, de wereldtentoonstelling in Chicago in 1894. Het was de bedoeling dat Amy’s Festival Jubilate (opus 17) zou worden uitgevoerd door 5.000 koorleden, maar door allerlei problemen c.q. tegenkantingen kon dat feest niet doorgaan. Uiteindelijk stonden op het podium van een kleinere ruimte 300 zangeressen en zangers, toegejuicht door 2.000 toeschouwers. En al was opnieuw niet voorzien in een honorarium voor de componiste, Amy was enorm verguld: voor haar betekende dit soort kansen een manier om uit de beslotenheid van haar muziekkamer te breken. ‘Mijn composities gaven me een breder bereik’, vertelde ze later. ‘Vanuit Boston kon ik de wereld bereiken.’

Keltische symfonie

In 1896 voerde de New York Symphony Society haar Gaelic Symphony (opus 32) uit. Ook al een primeur, zowel voor het orkest – het zou overigens meer dan 100 jaar duren vooraleer er met Kaija Saariaho opnieuw werk van een vrouw geprogrammeerd werd – als voor de nauwelijks 27-jarige Amy. Ook voor de compositie van een symfonie had ze geen vrouwelijke rolmodellen, want de Europese Louise Farrenc of Emilie Mayer kende ze niet. 

Gaelic Symphony.
Gaelic Symphony, geïnspireerd door Antonín Dvořák.

Wel liet ze zich inspireren door Antonín Dvořák. De Tsjechische componist, die in 1892 was aangesteld als directeur van het National Conservatory of Music in New York, moedigde Amerikaanse componisten aan te putten uit hun nationale erfgoed van Afro-Amerikaanse spirituals en werkliederen, zoals hij dat had voorgedaan voor zijn symfonie Uit de nieuwe wereld (1893). Amy meende echter dat de New England composers in Amerika voor die erfenis niet naar de zwarte muziek moesten kijken, maar naar de oude Engelse, Schotse en Ierse liederen. Ze deelde immers hun overtuiging dat ‘echte’ Amerikanen Angelsaksische voorouders hadden. Die ‘Keltische’ muziek verwerkte ze in haar Gaelic Symphony.

Amy vond overigens dat Dvořák met zijn symfonie een te zonnig beeld schetste van het harde leven van de zwarte bevolking van haar land. Ook in nog een ander opzicht was ze het volkomen oneens met de Tsjech. In de Boston Post (1892) had hij verklaard dat er in Amerika weliswaar veel talent was dat kon worden opgeleid tot professionele componisten, maar dat dat talent mannelijk was, niet vrouwelijk. Women Can’t Help. Dvořák Says They Have Not Creative Talent, luidde de kop van het interview. Volgens Dvořák waren vrouwen intellectueel inferieur en hadden ze bijgevolg niets bij te dragen aan de ontwikkeling van de Amerikaanse muziek. Daarop ontspon zich in de pers een controverse. Ook Amy diende haar collega van antwoord, niet alleen met een opiniebijdrage maar ook met haar muziek. 

One of the boys

Hoe dan ook werd haar Gaelic Symphony door de critici enthousiast onthaald. Men had het over de complexiteit van de partituur en de ongebruikelijke lengte (meer dan 40 minuten) en vond het werk getuigen van muzikaal vakmanschap. Sommigen vonden het weliswaar ‘onstuimig vrouwelijk’, maar anderen vonden er dan weer niks vrouwelijks aan. Het ‘heeft niet het minste spoor van verwijfdheid, maar is duidelijk en door en door mannelijk van kracht’. 

‘Ik voel zelf altijd een sensatie van trots als ik een goed werk hoor van een van ons’, reageerde haar collega-componist George Chadwick, ‘en als zodanig zul je moeten worden meegeteld, of je wilt of niet – one of the boys.’ Voorts betreurde hij dat dirigent Gericke haar ouders destijds verkeerd geadviseerd had: ‘Wat een opmerkelijke dingen had deze dame bereikt wanneer ze enige training had kunnen hebben.’

Ware autobiografie?

In 1900 zat Amy Beach eindelijk nog eens zelf aan de piano, voor de creatie van haar pianoconcerto (opus 45) met het Boston Symphony Orchestra onder leiding van… Gericke. Volgens Adrienne Fried Block, auteur van Amy Beach, Passionate Victorian, bood dit concerto Amy het medium om uiting te geven aan het centrale conflict in haar leven: dat met haar man en inwonende moeder over de controle over haar muzikale leven. De biografe leidt dat af uit het feit dat Amy drie betekenisvolle liederen verwerkte die ze schreef vlak voor of na haar huwelijk. Daarnaast voert de piano een strijd met het orkest, waarbij de piano in toenemende mate domineert, tot ze in een briljante finale de overwinning viert. 

‘De voortdurende onderbrekingen waarmee iemand wordt geconfronteerd die rust en tijd nodig heeft voor reflectie in zijn carrière, vereisen veel geduld en aanzienlijke diplomatie om te voorkomen dat hun afleidende invloed de geest, die zo essentieel is voor het werk, ontkracht en onnodig vermoeit’, schreef Amy in het artikel Music after Marriage and Motherhood (1909). ‘Men moet vroeg in het leven leren om al zijn krachten, voor zover mogelijk, te concentreren op het serieuze werk dat voorhanden is. Wanneer we de moed hebben gevonden om dat te doen, zijn we een heel eind op weg om onze gekozen taak te volbrengen.’

En in To the Girl Who Wants to Compose (1918), waarmee Amy aankomende componistes adviseerde, luidde het: ‘Een componist kan schijnbaar onberoerd blijven door zelfs de vreselijkste aanval op wat het diepst gaat in zijn leven, maar er jaren later misschien onbewust uiting aan geven in muziek.’ Argumenten genoeg om van een ‘ware autobiografie’ te spreken, aldus de biografe. 

Voor het orkest, maar zeker ook voor de solist/e betekende het pianoconcerto een tour de force, de reden misschien waarom het niet zo vaak werd uitgevoerd. De gevierde Venezolaans-Amerikaanse pianiste (en componiste) Teresa Carreño, aan wie Amy het werk had opgedragen, wilde het werk spelen met de Berliner Philharmoniker, maar haar manager was ertegen. Na de première bood ze Amy steun toen die zich gekwetst voelde door sommige critici die haar vaardigheden als componiste in twijfel trokken wegens haar gebrek aan opleiding. ‘Hoe kan iemand, luisterend naar een muzikaal, belangrijk, ingewikkeld en lang werk, na één beluistering een definitief oordeel vormen? Of zelfs na twee keer?’, schreef Teresa Carreño haar. ‘Vanaf het moment dat een werk ernstig is en gebaseerd op diepere gedachten en gevoelens, moeten we het voor onszelf bestuderen en proberen het in onze geest en in onze ziel te vatten, en dan kunnen we het recht doen.’ Amy zou haar concerto later toch nog negen keer mogen uitvoeren.

Volksmuziek uit de Balkan

Tussen de grote werken door schreef Amy ook veel liederen, solowerken en kamermuziek. Haar vioolsonate (opus 34) werd in Europa uitgevoerd door Eugène Ysaÿe en Raoul Pugno – zonder dat die doorhadden dat dat werk geschreven was door een vrouw en dat ze Amerikaanse was.

Een bijzonder werk voor piano is Variations on Balkan Themes (opus 60). Net zoals in Eskimos (opus 64), een pianosuite voor kinderen, putte ze ook daarvoor uit de volksmuziek, maar uit een regio die haar volkomen vreemd was. Op een avond woonde ze een lezing bij van een domineesechtpaar dat in de Balkan gewerkt had. De dominee speelde enkele volksmelodieën, die Amy bij thuiskomst onmiddellijk uit haar hoofd noteerde in afwachting dat ze de partituur zou krijgen – ze bleek maar één onbelangrijke noot verkeerd geschreven te hebben. In acht dagen tijd schreef ze haar eigen variaties uit, aangepast aan een westerse tonaliteit in een laat-romantisch idioom. Het rijke werk – melancholisch, bitterzoet, dan weer dramatisch – bestaat in een versie voor piano solo (1904/1936) en voor vierhandig piano (1937/1942). De versie voor orkest (1906/1936) lijkt minder vaak gespeeld.

Beach Clubs

Liederen componeren zag Amy als ontspanning, iets voor tussen het grote werk door. Liederen fungeerden meer als opslagplaats voor haar muzikale ideeën die ze later verder uitwerkte. Ze distantieerde zich daarom enigszins van wat ze als ‘vrouwenwerk’ beschouwde, al gold ze lange tijd als een van de meest succesvolle liedcomponistes/n in Amerika. 

Een nautilusschelp, symbool voor Amy’s situatie?

Een opmerkelijk koorwerk is The Chambered Nautilus (opus 66, 1907), waaruit ook een autobiografisch verhaal valt te vernemen. De nautilus is een weekdier dat zijn eigen schelp doet groeien. Volgens biografe Fried Block een gepaste metafoor voor Amy’s leven en bij uitbreiding voor de New England-gemeenschap van de 19de eeuw. Dit seculiere werk ging in première in de St. Caecilia Club in New York, waarna het tot het repertoire ging behoren van de vele koren die overal te lande ontstonden in de schoot van vrouwenclubs. Amy Beach was de heldin van deze ‘Beach Clubs’. 

Dat was ze overigens ook voor de kinderen in hun eigen clubs. Voor hen schreef ze later o.m. From Six to Twelve (opus 119), een suite die alleen op het eerste gezicht makkelijk is. Muziekonderricht voor kinderen in het openbaar onderwijs lag haar nauw aan het hart. ‘Veel van de hardvochtigheid van kinderen is terug te voeren op hun gebrek aan inherente liefde voor het schone, wat enkel verkregen kan worden wanneer men de basis van muziek geleerd heeft’, oordeelde ze. Haar geloof in de verheffende kracht van muziek zette ze eerder al uiteen in The Uplift of Music (1905).

Tournee door Europa

Opnieuw volop voor publiek concerteren – wat volgens Amy toch haar passie en roeping was – én Boston verlaten kon ze pas na het onverwachte overlijden van haar man in 1910 en van haar moeder in 1911. Samen met de sopraan Marcella Craft, die Amy’s liederen vertolkte, scheepte ze precies op haar 44ste verjaardag in voor een tournee door Europa. Andermaal tekende ze voor een primeur: ze was de eerste Amerikaanse componist/e die in Europa naam maakt zonder er gestudeerd te hebben. Evident was dat aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog geenszins. ‘Toch moet men zich afvragen of het nodig was om het werk van een Amerikaanse te aanvaarden die zowel een goede componiste als pianiste is, maar zeker niet belangrijk is, en in ieder geval niet belangrijker dan tientallen van onze componisten die zoveel dichter bij ons zouden moeten staan omdat ze Duits zijn’, luidde het in de Münchener Neueste Nachrichten (1913). Amy voelde hoe dan ook loyaliteit tegenover het (muzikale) Duitsland. Pas na lang aandringen van haar concertmanager verliet ze het continent met de allerlaatste trein die de Duitsers de Amerikanen aanboden. 

Netwerkster

Terug in Boston kende ze met 30 concerten in het seizoen 1914-15 de succesvolste periode in haar leven. Na enkele jaren voelde ze zich ook klaar om de muzikale hegemonie van Duitsland uit te dagen. ‘Jarenlang ging ons land uit van het idee dat muziek, om goed te zijn, uit het buitenland moet komen, vooral uit Duitsland. Beetje bij beetje is het bewustzijn gegroeid dat hier in ons eigen land goede dingen werden gemaakt. Uiteindelijk kwam de climax van de verwijdering van Duitsland. We verbraken veel meer dan “diplomatieke betrekkingen’’’, schreef ze in 1918. Tijdens de oorlog genoot haar patriottische hymne Song of Liberty (opus 49) enorme populariteit.

The National League of American Pen Women onder voorzitterschap van Amu Beach.
The National League of American Pen Women onder voorzitterschap van Amy Beach.

Amy werd in die tijd ondervoorzitster van de Society for the Publication of American Music. Daarnaast werd ze verkozen tot lid van de American Society of Composers, Authors, and Publishers, waardoor ze nu eindelijk ook een vergoeding kon krijgen voor uitvoeringen van haar werk. Ze werd een echte netwerkster, want in 1922 werd ze ook nog lid van de National League of American Pen Women. Van daaruit werd de Society of American Women Composers opgericht, waarvan Amy in 1925 de eerste voorzitster werd. 

Ze gebruikte haar status als belangrijkste vrouwelijke componiste van Amerika ook om de carrière van jonge musici te bevorderen. Lesgeven deed ze nog altijd niet, maar ze schreef wel veel artikels, waaronder Music’s Ten Commandments as Given for Young Composers (1915) en het eerder aangehaalde To the Girl Who Wants to Compose (1918). ‘Ik raad de gemiddelde student mijn studiemethode niet aan’, schreef ze daarin. Zelfstudie ‘vereist doorzettingsvermogen en intense concentratie om alleen te werken. De gemiddelde student heeft begeleiding nodig.’

Nooit lang op dezelfde plaats

Commonwealth Avenue in Boston. (Foto: Bainbridge Bunting, The Gleason Partnership)

Vrij snel na haar terugkeer uit Europa verliet ze haar huis op Commonwealth Avenue in Boston. Die schelp was ze ontgroeid en betekende wellicht ook een te zware last na de dood van haar man. De rest van haar leven zou ze nooit lang op dezelfde plaats verblijven. In 1915 verhuisde ze naar New York. Maar het publiek daar bleek vrij kritisch, ook en nog steeds ten aanzien van het werk van vrouwen. Met name Walter Damrosch, dirigent van het New York Symphony Orchestra, oordeelde dat vrouwen nog nooit iets hadden voortgebracht dat neigde naar iets groots. ‘Toegegeven, Amerika heeft mevrouw Beach’, zei hij, maar ‘ze hebben nog niets geproduceerd dat zelfs maar in de buurt van groots kan worden genoemd.’

Amy gaf geen openbaar concert meer en verkaste voor korte tijd naar San Francisco, waar ze introk bij haar tante. Ze schreef er de Panama Hymn voor de Panama Pacific International Exposition (1916), waarop ook een ‘Mrs. H.H.A. Beach Day’ gehouden werd.

Nog datzelfde jaar verhuisde ze samen met haar tante en nicht naar Hillsbourough, New Hampshire, de geboorteplaats van haar moeder. Ze nam er de traditionele rol van verzorgster van haar familieleden op, ten koste van haar muzikale carrière. Een uitnodiging van de bekende mecenas Elizabeth Sprague Coolidge voor het Berkshire Festival of Chamber Music liet ze daardoor aan zich voorbij gaan.

Een huisje rond de piano

Amy Beach met vriendinnen in Centerville, Cape Cod, 1938
Amy Beach met vriendinnen in Centerville, Cape Cod, 1938.

Pas na het overlijden van haar tante en haar nicht was ze opnieuw ‘vrij’. Ze heropende haar zomerhuis The Pines in Centerville op Cape Cod, een buitengoed dat ze vele jaren eerder samen met haar man op de kop getikt had. ‘We wilden in een tent wonen (…) en zouden dat goed aangekund hebben, maar de piano kon dat niet, dus bouwden we een huisje rond de piano’, vertelde ze daar ooit over. Het domein eromheen had zijzelf betaald met de royalty’s van haar bestverkopende liederen. Ze kookte er nooit, deed niets in het huishouden en deed een beroep op bevriende chauffeurs om haar erheen te rijden. Componeren deed ze in een eenkamerstudio. De constante stroom aan bezoekers werd getrakteerd op concertjes tijdens dewelke er gepraat mocht worden.

Ze reisde graag – het leek wel een compensatie voor de opsluiting in de eerste helft van haar leven – maar om te componeren had ze een vaste plek nodig, omringd door de natuur. Die vond ze zoals gezegd in de MacDowell Colony. Ze meende dat ze er door een inwendige stilte berichten uit het oneindige kon ontvangen en geloofde in de drievuldigheid God-natuur-muziek.

Het voordeel van de kunstenaarsresidentie was dat ze er dagelijks omringd was door andere creatievelingen, iets wat ze zo vaak in haar leven had gemist. De jongsten noemden haar Aunt Amy. Maar men had het ook over Mrs. Ha-ha Beach, wat aangaf dat in die turbulente periode sprake was van een zeker generatieconflict. Amy moest niets hebben van de opkomende avant-garde en jazz. In A Plea of Mercy (1935), een niet zo subtiele aanval op het modernisme van een Béla Bartók en een Aaron Copland, hield ze zelfs een pleidooi voor gevoelige oren maar ook voor de handen van de pianist/e. Ze betreurde dat veel mannelijke componisten in de jaren 20 en 30 het intellectuele en harde verkozen en alles verwierpen wat neigde naar sentiment, de salonmuziek van de parlor of muziek die moreel moest verheffen. Dergelijke viriele muziek sloot vrouwen volgens haar buiten.

Enige dissonantie

Niettemin wilde Amy erkend worden als een componiste die mee was met haar tijd. En het moet gezegd: het Quartet for Strings in One Movement (opus 89, 1929) klinkt allesbehalve oubollig. Subtiel waagde ook zij zich aan enige dissonantie. Amy begon aan deze compositie in de vroege jaren 20, maar zou ze pas afwerken tijdens een verblijf in Rome in 1929. Een ongewoon lange ontstaansgeschiedenis, wat samen met de vele correcties in het manuscript aangeeft dat het voor haar een geheel nieuwe stijl was. Maar opmerkelijk: ook daarin verwerkte ze motieven van volksmuziek, namelijk Inuit-deuntjes. Een recensent vond dat het werk uiting gaf aan een ‘Amerind’-gevoel en dat het publicatie en frequente uitvoering verdiende. Amy was echter over geen enkele uitvoering die ze bijwoonde tevreden. Het werk werd nooit opgenomen in het repertoire van een vooraanstaand ensemble en bleef ongepubliceerd tot 1994. Hoog tijd dat dit kwartet ontdekt wordt. Het is een wat smartelijk maar subliem werk, waarin ik zelfs een vleug Sjostakovitsj meen te horen – jawel, de Russische componist die pas 9 jaar later zijn eerste strijkkwartet zou componeren.

Haar laatste drie opusnummers schreef ze in de MacDowell Colony: de opera Cabildo (opus 149), een eenakter die pas uitgevoerd werd na haar dood, een trio (opus 150, 1938) en ten slotte het houtblazerskwintet Pastorale (opus 151, 1942). De laatste twee waren bewerkingen van eerdere composities.

4.000 vrouwen

American Women’s Association Club House, 353 West 57 Street, New York.
American Women’s Association Club House, 353 West 57 Street, New York.

Sinds 1930 woonde ze weer deeltijds in New York. In de herfst- en wintermaanden huurde ze er een studio op de elfde verdieping van het American Women’s Association (AWA) Club House op West 57 Street. Niet minder dan 4.000 vrouwen woonden in deze building, die op de onderste verdiepingen repetitieruimtes omvatte. Mannen waren niet toegelaten in de studio’s, maar voor Beach werd gezien haar leeftijd en eminentie een uitzondering gemaakt. Ze genoot ook het privilege in haar kamer haar eigen Steinway te mogen hebben. De AWA beantwoordde aan al haar behoeftes inclusief maaltijden, tegen een redelijke prijs op een centrale locatie. Toen het hele complex verhuisde naar Hotel Barclay twee straten verderop, was ze nog dichter bij de St. Bartholomew’s Episcopal Church, waarvan ze inmiddels zowat de huiscomponiste geworden was. Ze schreef er ettelijke religieuze werken voor. Op verzoek van de organist David Williams, met wie ze een warme vriendschap onderhield, schreef ze voor palmzondag Let This Be in You (opus 105), een werk voor sopraan, bas, gemengd koor en orgel dat haar populairste hymne werd.

In 1940 trok ze zich na hartfalen terug uit het openbare leven. Voor een groots opgezet festival ter ere van haar 75ste verjaardag in november 1942 in Washington moest ze wegens haar verslechterde gezondheid verstek laten gaan. Op 27 december 1944 overleed ze in New York. Haar urne werd overgebracht naar Boston en bijgezet op het Forest Hills Cemetry, dicht bij de graven van haar ouders en van Henry en zijn ouders. 

In 2000 werd Beach’ naam als eerste en enige vrouw toegevoegd op de Hatch Shell in Boston, een granieten muur op een groot evenemententerrein met de namen van 87 componisten zoals Bach, Händel, Chopin, Debussy, Beethoven en Edward MacDowell.

Nalatenschap

Voor biografe Adrienne Fried Block ligt de betekenis van Amy Beach in het feit dat ze de rol van vrouwen in de muziek herdefinieerde. Zelf ontkende ze dat ze een rolmodel was. Op het einde van haar leven verklaarde ze aan Sophie Drinker, auteur van Music and Women (1948): ‘Ik heb helemaal geen speciale opvattingen over het succes of gebrek aan succes van vrouwen op welk gebied dan ook. Mijn werk is vanaf het begin altijd beoordeeld op het werk als zodanig, niet op geslacht. (…)  Ik heb altijd geprobeerd om in mijn creatieve werk het best mogelijke te doen, en dezelfde aandacht te besteden aan zowel het kleine als het grote werk, grootte heeft geen enkele invloed op de beoordeling.’ 

De muziek van Amy Beach werd meer uitgevoerd dan die van haar collega's.
De muziek van Amy Beach werd meer uitgevoerd dan die van haar Amerikaanse tijdgenoten. (Foto: Vang Studio)

Als ze zich als (beginnende) componiste al genegeerd voelde, dan was dat veeleer omdat ze Angelsaksisch was en moest opboksen tegen de destijds heersende overtuiging dat de grootste muzikanten van Europese origine waren, meende ze nu. Anderzijds werd ze al vroeg aanvaard door haar Bostonse collega’s. In latere jaren werd haar werk bovendien meer uitgevoerd dan dat van de meesten van haar Amerikaanse tijdgenoten.

Misschien wilde ze op het einde van haar leven alleen maar het positieve herinneren. Misschien bekeek ze zichzelf als composer, niet als woman composer, zoals ze ook niet als American composer bekend wilde staan. Toch zijn er genoeg recensies en getuigenissen, ook van haarzelf, overgeleverd die illustreren dat gender wel degelijk meespeelde in hoe haar werk beoordeeld werd. Feit blijft dat haar ouders en haar man haar als vrouw het recht ontzegd hebben op een professionele carrière, maar dat ze desondanks doorging en het lef had om haar naam op haar werk te zetten en het de wijde wereld in te sturen. Werk dat geheel haar eigen verdienste was, te meer omdat ze zich de knepen van het vak helemaal zélf eigen gemaakt had.

(*) De voorbije weken heb ik hard geoefend om A Hermit Thrush at Morn te kunnen spelen op een klasconcert in de muziekacademie. Dat vindt plaats op 6 juni, letterlijk aan de vooravond van mijn schouderoperatie. Vervolgens zal het aan mijn piano in gevolge de lange revalidatie wellicht enkele weken of maanden stil zijn…

De meeste foto’s van Amy Beach komen uit de University of New Hampshire Library Special Collections. (Zie hier.)



Vakvrouwschap

Notities Posted on 7 mei 2023 20:00

Het toeval wil dat ik de afgelopen twee weken niet minder dan vijf voorstellingen zag die volledig of grotendeels gedragen werden door vrouwen. Met verhalen van, over en door vrouwen. Stuk voor stuk ijzersterke producties die ik als hoogtepunten van mijn concertseizoen beschouw. Wat een vakvrouwschap!

‘Woman at Point Zero’. © Kurt Van der Elst

• Het begon met Woman at Point Zero in deSingel. De artistieke ploeg achter die productie bestaat uit vier vrouwen: Stacy Hardy (libretto), Laila Soliman (regie), Bushra El-Turk (compositie) en Kanako Abe (muzikale leiding). En daar houdt het eigenlijk niet mee op. De vijfde vrouw is de Egyptische schrijfster Nawal El Saadawi, wier boek over een van moord beschuldigde vrouw aan de basis ligt van deze voorstelling. Sopraan Dima Orsho (nummer zes) geeft stem aan het hoofdpersonage Firdaus, die zich in de gevangenis pas echt vrij voelt, verlost van alle mannen die haar haar leven lang uitgebuit hebben. Haar klankbord is mezzosopraan Carla Nahadi Babelegoto (nummer zeven). De keuze voor de vrouwelijke sleutelrollen werd ‘niet gemaakt om te tonen dat vrouwen ook kunnen wat in de operawereld vaak mannenwerk is’, merkt Klaas Coulembier in het programmaboek op, ‘maar wel omdat zij de logische en best geplaatste ‘vertellers’ zijn voor dit verhaal’. Schrijnend maar o zo sterk!

The Golden Stool. © Kurt Van der Elst
‘The Golden Stool.’ © Kurt Van der Elst

• Vervolgens ging het naar het Toneelhuis voor The Golden Stool or the Story of Nana Yaa Asantewaa. Inderdaad, geregisseerd door een man (Gorges Ocloo), maar het zijn de tien vrouwen op het podium die alle register opentrekken in een opzwepend eerbetoon aan een strijdbare Ghanese vrouw. Een van de vele vrouwen die in de plooien van de geschiedenis verdwenen, want ‘dappere vrouwen worden altijd vergeten, moordzuchtige mannen worden herinnerd’.

Marianna Shirinyan en Elise Caluwaerts. © Frank Emmers

• Op Lunalia in Mechelen stelden Elise Caluwaerts (sopraan) en Marianna Shirinyan (piano) hun cd Alma voor, een bundeling van de slechts 17 overgeleverde werken van Alma Mahler. Liederen waarover haar echtgenoot Gustave in tranen was toen hij er eindelijk dan toch naar wilde kijken – notabene nadat hij haar als voorwaarde voor hun huwelijk verboden had nog langer te componeren. Op een recent ontdekt lied na kende ik al deze liederen al van een meer dan 20 jaar oude cd-opname – waar ik niet zo wild van was. Maar deze uitvoering kan me zeer bekoren!

Figurine. © Mirella Weingarten
‘Figurine’. © Mirella Weingarten

• Eveneens op Lunalia presenteerde Lieselot De Wilde Figurine. Daarin gaat deze sopraan en muziektheatermaakster als het ware in dialoog met een bijzondere houten sculptuur van scenografe Mirella Weingarten (zie hier). Een inspiratiebron was de Ordo Virtutum van Hildegard von Bingen, waarin Lieselot De Wilde een muzikaal zelfportret van een vrouw zag. Maar in haar eigen ‘artistiek zelfportret’, waarin ze op een veelzijdige manier reflecteert over de vrouwelijke beeldvorming, dwaalt ze ver af van de middeleeuwse abdis. Eigenzinnig, origineel, beeldend!

Aus den Visionen. © Wouter Van Looy
‘Aus den Visionen’. © Wouter Van Looy

• Ten slotte figureerde Hildegard von Bingen opnieuw – en deze keer iets explicieter – in de voorstelling van een nog erg jonge maakster. Aus den Visionen van mezzosopraan Herlinde Van de Straete is haar zeer mooi vormgegeven afstudeerproject aan het conservatorium waarvoor ze samenwerkte met contrabassiste Eline Cote. Voor hun ‘menselijke zoektocht naar het raakpunt tussen het hemelse en het aardse’ zetten deze twee muzikantes niet alleen verschillende instrumenten (inclusief de stem) in, maar ook diverse media. Noem het gerust een hedendaags ‘Gesamtkunstwerk’. Poëtisch, mooi, straf!

Positief en hoopvol

De eerste twee voorstellingen evenals de vierde zijn producties van Lod, de laatste van Transparant. Ik weet niet of het hun welbewuste politiek was om vrijwel exclusief vrouwen een podium te bieden. Soms begin ik te geloven/vrezen dat het een hype is – het voorbije jaar verschenen immers ook nogal wat cd’s met werk van vrouwelijke componistes. En eigen aan hypes is dat ze tijdelijk zijn…

Maar laten we toch maar positief en hoopvol gestemd blijven. Deze (vaak nog vrij jonge) vrouwen hebben bijzonder veel in hun mars. Hopelijk blijven ze definitief veel kansen krijgen. Deze recente voorstellingen verdienen volgend seizoen zeker herneming. En anders is het erg uitkijken naar meer.



Emilie Mayer, ’s werelds eerste beroepscomponiste

Notities Posted on 10 april 2023 09:00

Vandaag 140 jaar geleden overleed in Berlijn Emilie Mayer, wellicht de eerste vrouw in de muziekgeschiedenis die zich zonder aarzelen ‘beroepscomponiste’ noemde. Ze was een componiste die zich weinig gelegen liet aan hokjesdenken. Doordat ze bewust ongehuwd bleef, liep ze niet het risico zich te moeten neerleggen bij een ondergeschikte rol als echtgenote en moeder, en kon ze zich volledig concentreren op haar muziekcarrière. Eindelijk en volkomen terecht beleeft haar werk nu een renaissance – althans in Duitsland.

Quizvraag: noem twee Duitse componistes uit de 19de eeuw. De kans is groot dat een beetje melomaan dan enthousiast ‘Fanny Mendelssohn en Clara Schumann’ roept. Tegenwoordig kunnen deze twee dames zich gelukkig verheugen in hernieuwde belangstelling voor hun schitterende werken. Mede dankzij hun achternaam, die ze delen met respectievelijk hun broer en echtgenoot, zijn ze ook nooit in de totale vergetelheid gesukkeld. 

Je zou inmiddels wel beginnen te denken dat zij in Duitsland de enige 19de-eeuwse componerende vrouwen waren. Niets is minder waar natuurlijk. Hoog tijd om nog een andere componiste uit de schaduw – ook van Fanny en Clara – te halen: Emilie Mayer bijvoorbeeld. Alvast in Duitsland lijkt dat de jongste tijd vrij goed te lukken.   

Ikzelf maakte zo’n vijf jaar geleden kennis met Emilie Mayer dankzij de Duitse pianiste Kyra Steckeweh. Zij was de eerste die voor haar cd Vita brevis ars longa Mayers pianosonate in re klein opnam. Samen met cineast Tim van Beveren dook ze in de archieven, wat resulteerde in de bekroonde documentaire Komponistinnen (2018, waarin ook portretten van Fanny Mendelssohn, Mel Bonis en Lili Boulanger).   

Door de verdere inzet van Tim van Beveren kreeg Emilie Mayer in 2021 bovendien een gedenksteen op het Dreifaltigkeitsfriedhof in Berlijn, op de plaats waar ze volgens de stadsarchieven mogelijk begraven kan zijn – overigens niet ver van de graven van Fanny en Felix Mendelssohn. Sindsdien is de aandacht in haar geboorteland alleen maar gegroeid.

De afgelopen twee jaren verscheen een aantal cd’s, vaak met Ersteinspielungen, met haar kamermuziek en orkestwerk, zoals enkele pianotrio’s door het Klaviertrio Hannover, de vierde symfonie en het pianoconcerto door de Neubrandenburger Philharmonie en de derde en de zesde symfonie door het Philharmonische Orchester Bremerhaven. De Duitse historica Barbara Beuys bracht vorig jaar ook een biografie uit, met de onbescheiden titel Europas größte Komponistin. De eerste druk was meteen uitverkocht. En dit voorjaar zette de Brandenburger Symphoniker zowaar een Emilie Mayer Retrospektive op, met niet minder dan negen concerten. Waarvoor geboorte- of sterfdatums goed kunnen zijn. Denk aan het Clara Schumann-jaar in 2019, 200 jaar na haar geboorte. 

Borrelende fontein

Het bronnenmateriaal over Emilie Mayer is – zeker in vergelijking met dat over Fanny en Clara, die nakomelingen hadden die over hun erfenis waakten – vrij bescheiden. In 1877, vier jaar na Emilies dood, schetste Elisabeth Sangalli-Marr, een actrice die de planken verruild had voor het schrijven van boeken en die opkwam voor de gelijkberechtiging van vrouwen, in de Neue Berliner Musikzeitung een meerdelig portret van de componiste onder de titel Biographische Skizze.

Emilies ‘vaardigheid om te scheppen’ was volgens Sangalli-Marr ‘als een borrelende fontein’. ‘Elke sensatie, elk gevoel, elke emotionele situatie werd bij haar muziek. (…) Ze bestempelde muziek als haar levensroeping door ze te beschouwen als een levensgezel, als het ideaal: van haar liefhebben, geloven, hopen! Zo vulde ze haar hele bestaan.’

Vele jaren later, in 1921, verscheen Jugenderinnerungen einer Stettiner Kaufmannstochter, geschreven door Marie Silling, een vriendin van een nichtje van Emilie. De schrijfster, die actief was in de vrouwenbeweging, zag in Emilie een toon- en voorbeeld van de ‘zelfstandige creatieve kracht van het vrouwelijke geslacht’. 

Mogelijk verfraaiden deze twee bronnen de overgeleverde familieanekdotes over hun idool. Daarnaast is er een hele reeks aankondigingen en recensies in kranten en tijdschriften overgeleverd. Maar informatie uit de eerste hand bieden eigenlijk alleen de 21 originele brieven die bewaard worden in de Staatsbibliothek in Berlijn.

Een interessante correspondentie voerde Emilie Mayer met de componist en musicoloog Wilhelm Tappert. Naar aanleiding van zijn voorgenomen publicatie van alle composities op basis van het gedicht Erlkönig van Johann Wolfgang Goethe bezorgde ze hem haar curriculum. 

Ze meldde hem dat ze op dat moment 130 eenstemmige liederen, 56 vierstemmige liederen, en meerdere duetten gecomponeerd had. Schattingen van het uiteindelijke aantal werken variëren met de tijd en de bron. Haar kamermuziek zou 12 cellosonates, 2 pianosonates, 7 pianotrio’s, 2 pianokwartetten, 7 strijkkwartetten, 2 strijkkwintetten en 7 vioolsonates omvatten. De inventaris van Klassika vermeldt een Singspiel (Die Fischerin) voor solisten, koor en orkest, 7 symfonieën en 5 ouvertures, maar de samenstellers geven zelf aan dat de lijst nog steeds wordt aangevuld. Andere bronnen hebben alvast weet van 8 symfonieën en 7 of zelfs 12 ouvertures. In haar eigen correspondentie gewaagde Emilie van 15 ouvertures. Sowieso zijn die niet allemaal bewaard, laat staan in druk verschenen. Opmerkelijk voor een vrouwelijke componiste uit die tijd, ook in vergelijking met Fanny en Clara, is niet alleen haar hoge productie, maar ook haar veelzijdigheid, met daarbij het grote aandeel van orkestraal werk in haar oeuvre. Of hoe Emilie Mayer J.J. Rousseau weersprak dat vrouwen in de muziek alleen ‘kleine werkjes’ kunnen maken.

Selfmade woman

Ook het levensverhaal van Emilie Mayer (1812-1883) is geheel anders dan dat van tijdgenotes als Fanny Mendelssohn (1805-1847) en Clara Schumann (1819-1896). Wat er zo boeiend en verrassend aan is, is dat ze zich, wellicht als eerste vrouw in de geschiedenis, uitgaf als ‘beroepscomponiste’. Ze was ook een echte selfmade woman, die anders dan Fanny of Clara geenszins uit een muzikaal nest kwam, noch opgroeide in een kunstzinnige omgeving. Toch werd ze van jongs af aan erg gesteund door haar familie en entourage.

Friedland, stadje in het toenmalige hertogdom Mecklenburg-Strelitz.

Emilie Mayer – spreek uit: e-mí-lie-je – wordt geboren in Friedland in het hertogdom Mecklenburg-Strelitz, een stadje in het noordoosten van Duitsland, vrij dicht bij de huidige grens met Polen. Haar vader houdt, net zoals zijn voorvaders, de Ratsapotheke in het centrum van Friedland open. Hij zal op zijn beurt opgevolgd worden door Emilies jongere broer, die huwt met de dochter van de burgemeester. Haar oudste broer baat in Stettin eveneens een apotheek uit, een andere broer vestigt zich als arts in Halle, de universiteitsstad bij Leipzig. Haar jongere zus huwt ook een arts, met wie ze gaat wonen in Pasewalk, zo’n 50 km verderop. De ongehuwd gebleven Emilie zal later vaak logeren bij haar zus en broers.

Wanneer Emilie twee jaar oud is, overlijdt haar moeder. Haar vader zal niet hertrouwen, maar neemt voor de verzorging van zijn jonge kinderen wel een vrouw in huis. Het gezin is zeer hecht. De vader vindt scholing ook voor zijn dochters belangrijk. Aangezien het gymnasium tot het einde van de 19de eeuw voorbehouden blijft voor jongens, krijgt Emilie na de Volksschule privéles. Pianolos volgt ze vanaf haar vijfde bij de koster en organist van de Marien- en Nikolaikirche. Haar leraar moedigt haar aan: ‘Wanneer je je wat moeite getroost, kan er van jou iets worden.’

Hij de eik, zij de klimop

Zeer ongewoon in een tijd die vrouwen geen talent voor de kunsten toedichtte. Biografe Barbara Beuys wijst er herhaaldelijk op hoe nefast de Verlichting heeft uitgepakt voor vrouwen. Met name Jean-Jacques Rousseau drukte een onuitwisbare stempel door in Émile, ou de l’éducation (1762) een duidelijk onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. De man is slechts op bepaalde ogenblikken man, de vrouw is een leven lang vrouw en moet zich bezig houden met de instandhouding van de soort. Rousseau trok dat ook door voor de kunsten: ‘Vrouwen houden over het algemeen niet van kunst, ze hebben daarin geen enkele kennis, zijn absoluut geen genie.’ In zijn Väterlichen Rath für meine Tochter (1787) zag ook auteur en uitgever Joachim Heinrich Campe een ‘natuurlijke’ orde: ‘Hij de eik, zij de klimop.’ De filosoof Friedrich Schlegel zal het begin 19de eeuw zo stellen: ‘De vrouw baart de mens, de man het kunstwerk.’

Maar Emilie blijkt een bijzonder getalenteerde en gemotiveerde leerlinge. ‘Overal componeerde ze haar liedjes, variaties en sonates, vrolijk kletsend tussen de lessen door op school, tijdens haar wandelingen’, meldt Elisabeth Sangalli-Marr. In het Tonkünstler-Lexicon Berlin’s von den ältesten Zeiten bis auf die Gegenwart (1861), een standaardwerk dat – opmerkelijk – een heel lemma aan Emilie Mayer wijdt, luidt het: ‘Na de eerste pianoles bij organist Driver probeerde ze al snel dansen en variaties te componeren.’ Toch wordt ze niet opgevoerd als wonderkind en zijn er ook geen vroege composities van haar bewaard gebleven.

In 1840, dag op dag 26 jaar na de dood van zijn vrouw, berooft Emilies vader zich met een pistoolschot van het leven. Dat is het moment waarop de dan 28-jarige Emilie beslist een ingrijpende wending aan haar leven te geven. Ze beseft dat ze in Friedland met haar muzikale aspiraties weinig toekomst heeft. Ze verhuist naar Stettin, de huidige Poolse stad Szczecin, waar haar oudste broer al woont. Haar erfenis stelt haar in staat een zelfstandig bestaan uit te bouwen. Doordat ze bewust ongehuwd blijft, ontloopt ze ook het risico dat ze zich moet schikken in de ‘natuurlijke’ rol van echtgenote en moeder, en kan ze zich volledig concentreren op haar muziekcarrière.

Carl Loewe maakt er geen bezwaar tegen compositie te onderrichten aan een getalenteerde vrouw als Emilie Mayer.

In Stettin gaat ze in de leer bij Carl Loewe, vermaard componist, organist, pianist en zanger. Hoewel hij enige scepsis heeft ten aanzien van componerende vrouwen, is hij onmiddellijk bereid Emilie als zijn leerlinge te aanvaarden. Bij hem zal ze zich verdiepen in het werk van Mozart, Beethoven en Haydn. Haar eerste twee symfonieën krijgen al meteen een uitvoering in Stettin. 

Vervolgens trekt ze naar Berlijn, waar ze fuga en contrapunt gaat studeren bij Adolphe Marx, een revolutionair die openlijk ijvert voor toegang van meisjes tot muziekonderricht. Hij is ook uitgever van de Berliner Allgemeine Musikalische Zeitung en muziekdirecteur aan de universiteit, en behoort tot de vriendenkring van de familie Mendelssohn Bartholdy. (Of Emilie Fanny ontmoet heeft, is onduidelijk.) Orkestratie en instrumentatie leert Emilie ten slotte in Berlijn bij Wilhelm Wieprecht, directeur van de Pruisische militaire muziekkapel. Hij zal de première verzorgen van diverse werken van Emilie. 

Unicum in de muziekgeschiedenis

Emilies werk wordt niet alleen uitgevoerd in Berlijn, maar onder meer ook in München, Leipzig, Wenen en Brussel. Meestal moet ze die concerten zelf organiseren én financieren. In Berlijn krijgt ze wel het Königliche Schauspielhaus aan de Gendarmenmarkt gratis ter beschikking, maar voor alle overige kosten, zoals voor het handmatig laten kopiëren van haar nog niet gepubliceerde partituren, draait ze zelf op. Haar concerten worden steevast enthousiast aangekondigd door Ludwig Rellstab, befaamd criticus van de Vossische Zeitung, een door de politieke en culturele elite veelgelezen krant.

Königliches Schauspielhaus in Berlijn, ca. 1825.

Het concert van 21 april 1850 bijvoorbeeld kondigt Rellstab aan met de volgende ronkende woorden: ‘Aanstaande zondagochtend zal de muziekwereld iets bijzonders te bieden hebben. Een dame, Dem.[oiselle] Emilie Mayer, zal een aantal van haar composities laten uitvoeren in de concertzaal van de koninklijke schouwburg (…) Zo’n concertprogramma, geheel tot leven gebracht door een vrouw, is, althans naar onze ervaring en kennis, een unicum in de wereldmuziekgeschiedenis.’ 

Het programma is beslist indrukwekkend: een ouverture voor orkest, een strijkkwartet, een lied voor tenor en een voor alt, vierstemmige gezangen, werk voor koor, een aria én haar derde symfonie, bijgenaamd Sinfonie militair, uitgevoerd door het vooraanstaande orkest Euterpe o.l.v. Wieprecht.

Rellstab is ook in zijn recensie vol lof. ‘We kunnen haar werk op gelijke voet plaatsen met het meeste van wat de wereld van jonge toonkunstenaars vandaag voortbrengen, een erekrans die critici terecht mogen uitreiken aan vrouwelijk talent’, schrijft hij in de Vossische Zeitung. Ook de Neue Berliner Muzikzeitung is onder de indruk: ‘Tot nu toe heeft de hand van een vrouw hooguit het lied overwonnen (…), maar een kwartet, laat staan een symfonie met alle vereiste kunst voor zinvoering en instrumentatie – dat is zeer uitzonderlijk. Waartoe vrouwelijke krachten, krachten van de tweede orde, in staat zijn – dat heeft Emilie Mayer bereikt en getoond.’

Inderdaad, zoals steeds bij vrouwelijke componistes kunnen recensenten niet nalaten te wijzen op hun sekse. Over Emilies sonate in la groot voor piano en viool schrijft het Neue Zeitschrift für Musik: ‘We keken herhaaldelijk naar de titelpagina om er zeker van te zijn dat deze sonate echt van een dame was.’

Eén discipline zal Emilie volgens de Neue Berliner Muzikzeitung niet beoefenen: het dirigeren. Volkomen terecht, oordeelt de krant, want ‘het commanderen over mannen, dat past niet voor vrouwen’…

Broodkruimels-kunstwerk

Koningin Elisabeth van Pruisen, gemalin van Friedrich Wilhelm IV.

Dat ze de koninklijke concertzaal in Berlijn niet hoeft te betalen, dankt Emilie aan haar connectie met het hof van Friedrich Wilhelm IV. Die vriendschappelijke band is op zijn beurt een gevolg van een bijzondere hobby. Wanneer ze lang tafelt, begint Emilie Semmelkrumen – broodkruimels of paneermeel – te kneden en er met behulp van schaar en naalden kunstwerkjes mee te vervaardigen. Een aldus gemaakte schaal schenkt ze aan koningin Elisabeth van Pruisen, die haar in retour een gouden medaille zal schenken. Ook de groothertogin van Mecklenburg-Strelitz bedenkt Emilie met een broodkruimel-kunstwerk: een vaas ‘in de stijl van Pompeii’. In de collectie van het Grüne Gewölbe in Dresden zou zich ook nog steeds een kunstwerkje van de componiste bevinden.

Hoffelijk doch vastberaden

Voor de uitgave van haar composities kan Emilie Mayer terecht bij Bote & Bock Verlag, waarmee ze hoffelijk doch vastberaden onderhandelt over de prijs. De drukkosten voor haar sonate voor piano en viool in re klein bijvoorbeeld vindt ze aan de hoge kant. Tegelijk dringt ze erop aan dat het werk zo snel mogelijk gerecenseerd wordt in de Musikzeitung van de vooraanstaande uitgeverij. Bote & Bock zal volgens haar dan beslist concertorganisatoren bereid kunnen vinden om het werk te laten uitvoeren. ‘Ik verzeker u dat dat zal leiden tot een goede verkoop. Met uw bekendheid zal dat niet moeilijk zijn.’

Wanneer ze in de Musikzeitung een aankondiging ziet van andere componisten, reageert ze: ‘Het is niet onbescheiden wanneer ik daar ook aanspraak op maak, op basis van het principe: wat voor de een goed is, is ook goed voor de ander.’

Haar zelfverzekerdheid blijkt nog op andere momenten. Voor een wedstrijd in 1860, waarbij ze voor een pianotrio een eervolle vermelding zal krijgen, schrijft ze op de enveloppe waarmee ze het werk anoniem indient: Frisch gewagt ist halb gewonnen. Wij zouden zeggen: wie niet waagt, niet wint. Of: goed begonnen, is half gewonnen.

Franz Liszt prees Emilie Mayers benijdenswaardige talent.

Voorts schrikt ze er niet voor terug de grootste componisten van haar tijd te benaderen. Aan Franz Liszt vraagt ze een piano-arrangement te maken van haar strijkkwartet in re klein dat ze aan hem opgedragen heeft. Liszt weigert echter in te gaan op haar verzoek omdat hij het ‘onmogelijk vindt haar onontbeerlijke klank en coloriet weer te geven op het droge klavier’. Hij prijst haar benijdenswaardig muzikaal talent.

Toch vindt men haar ook bescheiden, in alle vrouwelijke stereotypie. ‘Wie haar persoonlijk kent, weet dat aan ijdelheid, verheerlijking en dergelijke motieven bij haar geenszins te denken valt; men zou van haar überhaupt een verkeerde voorstelling maken wanneer men haar voorstelt zoals andere vrouwen meestal zijn die de natuurlijke trappen van vrouwelijk talent overschrijden. Ze is stil en bescheiden, absoluut vrouwelijk en voelt in haar muzikale bezigheden een stille, zalige bevrediging, die haar hele levensgeluk lijkt uit te maken.’ Aldus de Rheinische Musik-Zeitung für Kunstfreunde und Künstler in 1851.

Ten diepste gekwetst

Ze kan haar talent alleszins goed inschatten. Wanneer bovengenoemde Wilhelm Tappert haar vraagt hem haar versie van de Erlkönig te bezorgen voor zijn geplande anthologie, antwoordt ze dat dat werk uit 1842 ‘een debuut is dat ik in geen geval wil prijsgeven aan de openbaarheid omdat het uiterst middelmatig is’. Prompt belooft ze hem een nieuwe versie. Een knap werk, even huiveringwekkend als Schuberts versie, zo blijkt uit de uitvoering door de Zuid-Afrikaanse sopraan Golda Schultz en Amerikaanse pianist Jonathan Ware op hun recente cd This Be Her Verse.

Wanneer Emilie niet erkend wordt, ervaart ze dat als zeer pijnlijk. Dat mag blijken uit een veelzeggend citaat uit dezelfde brief aan Tappert. Haar leermeester Carl Loewe heeft haar gevraagd haar curriculum te bezorgen voor zijn autobiografie. Wanneer hij echter overlijdt en een andere auteur het werk afmaakt, moet ze vaststellen dat ze daarin helemaal niet voorkomt. Ze beklaagt zich daarover bij Tappert: ‘Zoals u wellicht weet, is zijn biografie onlangs gepubliceerd. Op zijn verzoek moest ik wat aantekeningen over mezelf insturen toen hij nog leefde, hoe lang ik bij hem studeerde, hoeveel werken ik publiceerde en daadwerkelijk schreef. Onbegrijpelijk, staatsraad Bitter in Posen, die de redactie overnam, heeft de passage over mij niet opgenomen, om welke reden weet ik niet, het heeft mij ten diepste gekwetst.’

Of hoe vrouwen zelfs al tijdens hun leven uit de geschiedenisboeken geweerd werden… 

En zo kon het gebeuren dat Emilie Mayer, wier werken bij leven en welzijn opvallend vaak uitgevoerd werden, vrij snel vergeten werd. In die mate zelfs dat een Duitse criticus in 1893 – slechts 12 jaar na haar dood – na de première van een symfonie van Louise Adolpha le Beau meende te moeten schrijven: ‘Dit is een unicum, een symfonie van een dame hebben we nog nooit gehoord.’

Handgeschreven partituur

Sonate in re klein voor piano solo, te vinden bij IMSPL.

Ik kijk ernaar uit werk van deze opmerkelijke componiste te spelen. Furore Verlag, de Duitse uitgeverij gespecialiseerd in werk van vrouwen, is Emilie Mayers partituren volop aan het uitgeven, soms zelfs voor de eerste keer. Helaas is daar voorlopig (?) niet zoveel werk voor piano solo bij. Ik heb alvast haar Impromptu op. 44 (1878) besteld. Ook de partituur van de sonate in re klein (Edition Massonneau) verwacht ik binnenkort in mijn brievenbus. Voorlopig buig ik me nog over de handgeschreven partituur, te vinden in de online bibliotheek IMSLP.

Zoals al aangehaald, heeft Emilie Mayer bijzonder veel kamermuziek geschreven – dat ook nog volop geëxploreerd wordt. Een smaakmaker: het krachtige Klaviertrio in mi klein e-moll op. 12 (1861). Het spelplezier bij het Ensemble Le Beau spat eraf.  

Maar stilstaan wil ik vooral nog bij twee bijzondere orkestwerken. Toen ik haar Konzert für Klavier und kleines Orchester in B-Dur (ca. 1850), haar enige pianoconcerto, voor het eerst hoorde, was ik op slag verkocht. Wat een briljant werk! Oké, het klinkt erg mozartiaans. Ik las ergens dat het zeer eclectisch is. Maar je zou het ook anders kunnen bekijken. Misschien heeft Emilie Mayer wel bewust in die Weense stijl gecomponeerd om te laten zien dat ze daar ook toe in staat was. Sowieso is het bijzonder fijne muziek. Luister bijvoorbeeld naar de uitvoering door het Female Symphonic Orchestra Austria o.l.v. Silvia Spinnato met als soliste Heghine Rapyan, een live streaming vanuit Salzburg in volle lockdown. Welk orkest en welke solist/e laat het publiek bij ons daar ook eens kennis mee maken? Applaus verzekerd!

De wereld op zijn kop

En dan de Faust-Ouverture für großes Orchester op. 46 (1879), gecomponeerd wanneer ze al 67 is. Twee jaar voordien programmeert Emilie Mayer tijdens een concert in Stettin naast het het Adagio uit haar zevende symfonie ook Wagners Faust Ouverture, een werk en thema dat steeds meer bijval kent. Ook Schumann, Berlioz en Liszt zijn ermee aan de slag gegaan. Dat ook Emilie als vrouw dat doet, lijkt wel een provocatie. Bij geen van haar vijf voorgaande ouvertures heeft ze een onderwerp gekozen, en nu kiest ze toch wel voor een uitgesproken ‘mannelijk’ thema. Want de Übermensch die Goethe met dit personage in het leven geroepen heeft, is met al zijn scheppingsdrang en titanische passies natuurlijk een man. Toch krijgt Emilie lof toegezwaaid, onder meer van dirigent Carl Kossmaly in de Neue Berliner Zeitung: ‘Die zekerheid van actie, die beheersing van vorm: ze zijn ook onmiskenbaar aanwezig in deze ouverture. Maar ook wat in de vorm verwerkt zit – de muzikale inhoud – mag gehoord en gezien worden.’

Het Musikalische Wochenblatt schrijft: ‘De wereld staat op zijn kop! Onze jonge componisten leven zich uit in lyrische ontboezemingen, zingen over lente en liefde, terwijl de vrouwen (…) op zestienregelig partituurpapier hun muzikale reflecties schrijven over machtige en sublieme onderwerpen.’

Met een versie voor piano vierhandig dringt de Faust-ouverture ook door tot de huiskamers.

Emilie Mayer droeg haar Faust Ouverture op aan Ihrer Durchlaucht der Fürstin Maria Mestchersky, een Russische hofdame. Het werk verovert vanaf 1881 de concertzalen tot in Berlijn, Praag en Wenen. Bij Bote & Bock verschijnt een versie voor piano vierhandig, waardoor het werk ook kan doordringen tot de woonkamers en salons.

In een podcast van WDR wordt de vraag opgeworpen of Emilie het thema op een mannelijke manier op muziek gezet heeft. Vooropgezet weliswaar dat ze, net zoals haar leermeester Bernhard  Marx, volgens die tweedeling dacht. Marx ontwikkelde de theorie over de sonatevorm als een dualistisch werk waarbij het mannelijk-energieke thema afgewisseld wordt met het vrouwelijk-lyrische thema. 

Emilies Faust begint aftastend, ‘alsof de muziek over zichzelf nadenkt’. Akkoorden reiken in de diepte. Het lijkt wel een film, er is drama op til. Maar vervolgens wordt het lichter, dansant, humoristisch bijna. Is dat het moment waarop Faust Gretchen ontmoet? Waar Emilie de melodie van het koraal Freu dich sehr, o meine Seele inlast, is wellicht het moment waarop Gretchen zich bewust wordt van haar uitzichtloze situatie en een kerkdienst bezoekt. Wat bij Goethe een duistere scène is met doodsmuziek, wordt bij Emilie volgens de podcastmakers een haast vrolijk vooruitzicht op verlossing. Merkwaardig alleszins dat (enkel) op die plaats een regieaanwijzing staat: Sie ist gerettet, schrijft Emilie erbij, alsof ze haar solidariteit met Gretchen wil uitdrukken.

Vrouwelijke Beethoven? Of mannelijke Mayer?

Ten slotte nog iets over Emilies muzikale stijl. Die zou zoals gezegd eclectisch zijn. In haar tijd stond ze ook al bekend als ‘de vrouwelijke Beethoven’. De Brandenburger Symphoniker, die in juni vier concerten aan haar wijdt, vindt dat in de programmabrochure echter ‘een slechte vergelijking’. Met haar tonale taal stond ze dan wel in de traditie van Beethoven, ‘maar vanaf het begin van haar werk wist ze haar eigen symfonische wereld te creëren’. 

Het orkest is verheugd over de ‘belangrijke en terechte renaissance’ van de componiste en besluit wat uitdagend: ‘Aan het einde van het seizoen zou je zelfs kunnen vragen: “Beethoven? Wie is Beethoven eigenlijk?”’ Of in de woorden van de WDR-podcastmaker: ‘Als iemand Emilie Mayer nog de vrouwelijke Beethoven noemt, dan noem ik Beethoven de mannelijke Mayer.’



« VorigeVolgende »